ECLI:NL:RBDHA:2025:14487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.27068
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiseres wegens gebrek aan geloofwaardigheid en onvoldoende onderbouwing van vervolgingsvrees

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2025, werd het beroep van een Iraanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres had op 23 januari 2023 een aanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 11 juni 2025 als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank behandelde de zaak op 17 juli 2025, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank concludeerde dat de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig waren, maar dat haar asielmotieven, die verband hielden met gebeurtenissen in oktober/november 2022, niet geloofwaardig waren. Eiseres had tijdens een demonstratie in Iran hulp geboden aan demonstranten, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd voor haar vrees voor vervolging bij terugkeer naar Iran. De rechtbank vond dat eiseres niet onmiddellijk asiel had aangevraagd na haar aankomst in Nederland, wat haar aanvraag verder ondermijnde. De rechtbank oordeelde dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen en dat er geen gegronde vrees voor vervolging was aangetoond. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de afwijzing van haar asielaanvraag bleef in stand. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.27068

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag.
1.1.
Eiseres heeft op 23 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 juni 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Als tolk is verschenen S. Olia.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiseres heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1946. Zij heeft – kort samengevat – het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Tijdens een demonstratie in Iran heeft eiseres in de avond en nacht van 31 oktober op 1 november 2022 een groep demonstranten geholpen te ontsnappen aan de autoriteiten. Zij heeft de deur van haar flatgebouw voor hen geopend, zodat zij via de achterdeur via de parkeergarage konden vluchten. Later diezelfde avond werd er hard op de deur van het flatgebouw van eiseres geslagen en werd er door personen “verrader” geroepen. Na een tijd gingen zij weer weg. De volgende dag ontving eiseres een SMS-bericht van de autoriteiten, waarin werd vermeld dat zij zich binnen 48 uur moest melden. Eiseres heeft hier geen gehoor aan gegeven en is vervolgens met haar visum vanuit Iran naar haar dochters in Nederland vertrokken. Via haar buren in Iran heeft eiseres vernomen dat de autoriteiten haar woning daar hebben bezocht en naar haar hebben gevraagd. Eiseres vreest dat zij bij terugkeer in Iran zal worden gearresteerd door de Iraanse autoriteiten.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst; en
problemen naar aanleiding van gebeurtenissen in oktober/november 2022.
3.1.
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Dat eiseres problemen heeft naar aanleiding van gebeurtenissen in oktober/november 2022 vindt verweerder niet geloofwaardig. De verklaringen van eiseres over dit asielmotief vormen volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel. [1] Daarnaast heeft eiseres haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend en zij heeft daar geen goede verklaring voor. [2] Tot slot vindt verweerder dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een vrees heeft voor vervolging [3] of reëel risico op ernstige schade loopt [4] bij terugkeer naar Iran. Verweerder heeft eiseres’ asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiseres niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was. [5]
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zij verzoekt om hetgeen zij in de zienswijze naar voren heeft gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiseres heeft de zienswijze daarnaast onderbouwd met verklaringen, aanvullingen en jurisprudentie, maar hier is verweerder ten onrechte niet inhoudelijk op ingegaan. Ten onrechte heeft verweerder tegengeworpen dat de verklaringen van eiseres over de gebeurtenissen met name met de personen die “verrader” riepen, gebaseerd zijn op vermoedens. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat het ging om een reactie van de autoriteiten op haar handelen. Dat zij de personen niet heeft geconfronteerd is eerder een bevestiging van de ernst van de dreiging. Ook heeft zij overtuigend aangetoond dat het SMS-bericht van hen afkomstig was. Daarnaast had verweerder het niet speculatief mogen noemen dat zij jongeren heeft geholpen te ontsnappen aan het geweld van het regime, en is de politieke betekenis van deze daad ten onrechte niet betrokken. Het feit dat eiseres zonder problemen legaal Iran kon verlaten, ondanks haar vrees, had verweerder niet mogen tegenwerpen in het kader van de geloofwaardigheidsbeoordeling van haar relaas. Verweerder heeft verder de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM onvoldoende expliciet gemaakt. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat zij vanwege haar politieke overtuiging en haar steun aan demonstranten vreest voor vervolging en een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Iran. Verweerder had dit moeten toetsen. Tot slot heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiseres haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend nu het referentiekader en de omstandigheden van eiseres deze latere melding verklaren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiseres kon afwijzen als
kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank dat uit.
6. De rechtbank overweegt allereerst dat door het in algemene zin herhalen en
inlassen van wat eiseres in de zienswijze naar voren heeft gebracht, zij niet kan afleiden
waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Het enkel verwijzen naar
argumenten in de zienswijze kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden
besluit. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot de bespreking van de gronden die in
beroep zijn aangevoerd.
Is het besluit zorgvuldig tot stand gekomen?
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende inhoudelijk gereageerd op dat wat eiseres in de zienswijze heeft aangevoerd. Zo heeft verweerder gereageerd op het betoog van eiseres dat het, gelet op de werkwijze van het Iraanse regime, te toevallig is dat zij een SMS-bericht heeft ontvangen, dat de Iraanse autoriteiten op zoek zijn naar haar en dat de autoriteiten een excuus verzinnen om haar woning te huren. Verweerder heeft gesteld dat de reactie van eiseres niet uitlegt waarop zij dit baseert en waarom het te toevallig is. Ook is verweerder ingegaan op de stelling van eiseres dat de personen gericht naar eiseres “verrader” riepen. Verweerder heeft hierop gereageerd dat de reactie van eiseres niet weerlegt dat haar verklaringen hierover gebaseerd zijn op vermoedens. Eiseres heeft de personen immers niet gesproken of gezien. Ook heeft verweerder toegelicht dat de reactie van eiseres geen aanknopingspunten bevat dat de personen specifiek naar eiseres “verrader” riepen. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat verweerder niet inhoudelijk is ingegaan op jurisprudentie die zij in de zienswijze en in beroep heeft aangehaald. De vindplaats van deze jurisprudentie is echter niet te achterhalen en eiseres heeft de desbetreffende uitspraken ook niet nader ingediend. Zij heeft dan ook niet kunnen onderbouwen waar verweerder specifiek nog op in had moeten gaan. Nu verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende inhoudelijk heeft gereageerd op de verklaringen en aanvullingen van eiseres in de zienswijze, is het besluit dan ook zorgvuldig tot stand gekomen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Mocht verweerder de problemen van eiseres naar aanleiding van de gebeurtenissen in oktober/november 2022 ongeloofwaardig vinden?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de door eiseres gestelde problemen naar aanleiding van de gebeurtenissen niet geloofwaardig heeft mogen vinden nu haar verklaringen hierover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Zo mocht verweerder eiseres tegenwerpen dat zij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een verband bestaat tussen de door haar gestelde gebeurtenissen, de personen die “verrader” hebben geroepen, en de stelling dat er personen naar haar op zoek zijn. Dat eiseres stelt dat zij het verband niet met objectieve middelen kan aantonen en dat een volledige bewijslast onredelijk is, maakt dit niet anders. In asielzaken geldt weliswaar dat niet alle gestelde asielmotieven met objectieve documenten moeten worden onderbouwd, maar zij dienen wel aannemelijk te worden gemaakt op basis van concrete, consistente en geloofwaardige verklaringen. Verweerder heeft mogen stellen dat eiseres daar niet in is geslaagd. De stelling van eiseres dat verweerder het repressieve karakter van het Iraanse regime en de wijze van intimidatie miskent, maakt dit ook niet anders. Daarmee heeft zij immers nog steeds onvoldoende onderbouwd op basis waarvan deze gebeurtenissen met elkaar in verband zouden staan. In dit kader heeft verweerder terecht mogen tegenwerpen dat eiseres de personen die “verrader” riepen niet heeft gezien of gesproken. Ook volgen uit haar verklaringen geen concrete aanwijzingen dat deze personen specifiek naar haar op zoek waren, dat zij deel uitmaken van de Iraanse autoriteiten of dat zij betrokken zijn bij de door eiseres gestelde hulpactie aan de jongeren. Verder heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de jongeren heeft geholpen. Dat eiseres aanvoert dat verweerder hiermee de politieke betekenis van haar handelen miskent, onderbouwt naar het oordeel van de rechtbank niet dat zij de jongeren daadwerkelijk heeft geholpen. Eiseres stelt dat in Iran zelfs indirecte steun aan demonstranten kan leiden tot vervolging wegens “propaganda tegen het systeem” of “steun aan vijanden van de staat”. De rechtbank is echter van oordeel dat dit op zichzelf niet betekent dat eiseres in haar geval aannemelijk heeft gemaakt dat zij daadwerkelijk als zodanig wordt gezien. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
8.1.
Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ontvangen SMS-bericht afkomstig was van de Iraanse autoriteiten. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat haar simkaart is gekoppeld aan haar nationale ID-nummer en dat de Iraanse veiligheidsdiensten in staat zijn om via databanken het telefoonverkeer van burgers te monitoren. Volgens eiseres toont dit aan dat het SMS-bericht is gestuurd door de autoriteiten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze toelichting onvoldoende mag vinden. Dat een anoniem bedreigend SMS-bericht moet worden beschouwd als onderdeel van een repressieplan van de Iraanse autoriteiten, hoeft verweerder niet te volgen. Eiseres heeft namelijk niet inzichtelijk gemaakt waaruit dit zou blijken en op welke wijze dit specifiek van toepassing zou zijn op haar situatie. Eiseres heeft daarnaast ook niet met haar verklaringen aannemelijk gemaakt dat het bericht daadwerkelijk afkomstig is van de Iraanse autoriteiten. Daarbij komt dat zij ter onderbouwing geen ondersteunende documenten heeft overgelegd. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
8.2.
Verder heeft verweerder eiseres mogen tegenwerpen dat zij haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend. Eiseres is op 12 november 2022 Nederland ingereisd en heeft op 23 januari 2023 haar aanvraag ingediend. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt mogen stellen dat de door eiseres aangevoerde reden voor deze late melding, namelijk dat zij op het moment van inreis de ernst van de situatie nog niet begreep, hoopte op politieke veranderingen in Iran en psychologisch instabiel was, niet als verschoonbaar hoeft te worden aangemerkt. Uit haar eigen verklaringen blijkt immers dat zij ten tijde van haar vertrek uit Iran al op de hoogte was van het SMS-bericht en zich ervan bewust was dat de autoriteiten naar haar op zoek waren. Zo heeft zij verklaard dat zij na ontvangst van het bericht, begin november 2022, vreesde dat de Iraanse autoriteiten haar zouden oppakken, martelen en doden. [6] Verweerder heeft eiseres dan ook mogen tegenwerpen dat zij zich bij haar inreis in Nederland in november 2022 al bewust was van de door haar gestelde dreiging. Dat zij in beroep aanvoert dat zij op leeftijd is, angstig was en afhankelijk was van de toezeggingen van haar kinderen in haar keuzes, vormt in dit licht geen voldoende verklaring voor het niet tijdig indienen van haar aanvraag. Van iemand die om internationale bescherming verzoekt, mag worden verwacht dat zij haar asielwens onmiddellijk na aankomst in Nederland kenbaar maakt. Verweerder heeft eiseres verder tegengeworpen dat het vreemd is dat zij zonder problemen Iran heeft kunnen verlaten, gelet op de door haar gestelde problemen en haar stelling dat de autoriteiten naar haar op zoek zouden zijn. Verweerder heeft echter ter zitting onvoldoende onderbouwd dat in vergelijkbare gevallen sprake is van belemmeringen bij de uitreis. Nu verweerder zijn standpunt niet deugdelijk heeft gemotiveerd, constateert de rechtbank dan ook dat er sprake is van een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet echter aanleiding om het gebrek te passeren [7] omdat er voldoende tegenwerpingen blijven staan om het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig te achten.
Mocht verweerder vinden dat eiseres bij terugkeer geen gegronde vrees heeft voor vervolging en geen reëel risico loopt op ernstige schade?
9. Ter zitting heeft eiseres verwezen naar een passage uit het Algemeen Ambtsbericht Iran van 2023 [8] , waaruit volgens haar blijkt dat zij bij terugkeer een verhoogd risico loopt om gemonitord te worden door de Iraanse autoriteiten omdat zij langer dan drie maanden in Nederland heeft verbleven. Op basis van de informatie uit het ambtsbericht acht de rechtbank dat het aannemelijk dat eiseres bij terugkeer zal worden ondervraagd over haar langdurige verblijf in Nederland. [9] De rechtbank ziet echter geen aanleiding om aan te nemen dat zij een verhoogd risico loopt om daadwerkelijk gemonitord te worden. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank immers niet ten onrechte gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn van de asielaanvraag van eiseres. Bovendien heeft verweerder het asielrelaas van eiseres met betrekking tot de door haar gestelde gebeurtenissen ongeloofwaardig mogen vinden. Eiseres heeft ter zitting nog wel verwezen naar andere bronnen, maar deze zijn niet overgelegd of concreet geciteerd. Voor zover eiseres daarmee heeft willen onderbouwen dat sprake zou zijn van een verhoogd risico dat zij bij terugkeer wordt gescreend, kan de rechtbank daar dan ook geen oordeel over geven, nu een deugdelijke onderbouwing ontbreekt.
9.1.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres bij terugkeer geen gegronde vrees heeft voor vervolging en geen reëel risico loopt op ernstige schade. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Mocht verweerder de asielaanvraag van eiseres afwijzen als kennelijk ongegrond?
10. Zoals onder rechtsoverweging 8.2. overwogen, heeft verweerder eiseres mogen tegenwerpen dat zij haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend toen dat mogelijk was. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres dan ook mogen afwijzen als kennelijk ongegrond op basis van artikel 30b, lid 1, onder h van de Vw.
Had verweerder een belangenafweging moeten maken in het kader van artikel 8 van het
EVRM?
11. Eiseres heeft ter zitting een beroep gedaan op artikel 8 van het EVRM en aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging in het kader van dit artikel heeft gemaakt. Zij stelt dat zij mantelzorg nodig heeft en afhankelijk is van de zorg die haar dochters in Nederland haar bieden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om een beoordeling in het kader van artikel 8 van het EVRM te verrichten. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiseres, blijkens haar eigen verklaringen, niet afhankelijk is van haar meerderjarige dochters in Nederland. De enkele stelling van eiseres ter zitting dat zij wegens haar medische situatie door haar dochters verzorgd moet worden, is daarvoor onvoldoende. Deze stelling is voor het eerst ter zitting naar voren gebracht, en is bovendien niet met medische of andere objectieve stukken onderbouwd. Gelet hierop heeft verweerder mogen afzien van een nadere belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

12. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres in stand blijft.
13. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d van de Vw.
3.Op grond van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
4.Op grond van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h van de Vw.
6.Verslag van het nader gehoor van 21 mei 2025, p. 7, 12.
7.Met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
8.Paragraaf 5.2.3 en 5.2.4, pagina 116-117.
9.Algemeen Ambtsbericht Iran 2023, p. 116.