ECLI:NL:RBDHA:2025:14518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.18689
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit en alsnog genomen besluit in vreemdelingenzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 augustus 2025, gaat het om een beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag van 25 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat eisers opnieuw beroep hebben ingesteld na het verstrijken van een eerder opgelegde nadere beslistermijn. Op 13 juni 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waardoor de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om de minister te dwingen om opnieuw een besluit te nemen. Het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond verklaard, omdat eisers geen gronden hebben ingediend die betrekking hebben op dit besluit. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een rechterlijke dwangsom op te leggen, aangezien de minister aan de verzoeken van eisers heeft voldaan door alsnog te beslissen. De rechtbank heeft wel een bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn had beslist. De proceskosten van eisers zijn vastgesteld op € 453,50, en de minister is verplicht het betaalde griffierecht van € 194,- aan eisers te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18689

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het opvolgende beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag van 25 maart 2024. Dit beroep heeft van rechtswege ook betrekking op het alsnog genomen besluit.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk?
2. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. [2] Eisers hebben, na het verstrijken van de door deze rechtbank in de vorige procedure opgelegde nadere beslistermijn, opnieuw beroep ingesteld.
3. Op 13 juni 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen. Omdat door de minister alsnog een besluit is genomen, is er voor de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de minister alsnog een besluit op de aanvraag dient te nemen. [3]
4. Het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk.
Is het beroep tegen het alsnog genomen besluit gegrond?
5. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. [4] Eisers hebben geen gronden ingediend die zien op het alsnog genomen besluit. Dit betekent dat het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit kennelijk ongegrond is.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
6. Er bestaat geen aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen, omdat de minister is tegemoet gekomen aan het verzoek van eisers en alsnog heeft beslist op de aanvraag.
Is de minister een bestuurlijke dwangsom verschuldigd?
7. Eisers hebben gevraagd de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Als de minister niet binnen twee weken na de ingebrekestelling alsnog een besluit neemt, moet de minister een bestuurlijke dwangsom aan eisers betalen. Omdat vanaf dat moment meer dan 42 dagen zijn verstreken, stelt de rechtbank de dwangsom vast op € 1.442,-. [5] Dat is het maximale bedrag.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond.
9. Omdat de minister na het indienen van het beroep alsnog een besluit heeft genomen, is het beroep terecht ingediend, en moet de minister de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. De te vergoeden proceskosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [6] De minister moet ook het betaalde griffierecht aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond;
  • stelt de hoogte van de door de minister aan eisers verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 2u van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 8:55d van de Awb.
4.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
5.Artikel 4:17 van de Awb.
6.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.