ECLI:NL:RBDHA:2025:14533

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
09/078491-25, 09/069040-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en diefstal met oplegging van ISD-maatregel

Op 18 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaken met parketnummers 09/078491-25 en 09/069040-25. De verdachte, geboren in 1965 en gedetineerd, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 maart 2025 in Delft opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan een benadeelde door met een volle fles Port te slaan. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van diefstal van een schrobmachine op 5 maart 2025. Tijdens de zitting heeft de verdachte zijn daden bekend, maar de rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit van zware mishandeling niet bewezen kon worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde feit van poging tot zware mishandeling en de diefstal wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar geëist, wat de rechtbank ook oplegde, gezien het recidiverisico en de problematiek van de verdachte. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen concreet schadebedrag was gevorderd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/078491-25, 09/069040-25 (gev. ttz.), 09/087476-22 (tul) en 09/255315-22 (tul)
Datum uitspraak: 18 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] ,

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 18 juli 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.P. Friperson, naar voren is gebracht.
De zaak met parketnummer 09-078491-25 wordt hierna ook aangeduid met dagvaarding I; de zaak met parketnummer 09-069040-25 wordt hierna ook aangeduid met dagvaarding II.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van dagvaarding I:
hij op of omstreeks 13 maart 2025 te Delft, althans in Nederland, aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of diepe snee welke
gehecht is, met een litteken tot gevolg, op/boven de wenkbrauw (in elk geval in het gezicht), heeft toegebracht door (met kracht) met een (volle) fles Port op het hoofd/gezicht van die [benadeelde] te slaan, dan wel een (volle) fles Port tegen het hoofd/gezicht van die [benadeelde] te gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 maart 2025 te Delft, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) met een (volle) fles Port tegen het hoofd/gezicht van die [benadeelde] heeft geslagen, dan wel een (volle) fles Port tegen het hoofd/gezicht van die [benadeelde] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 maart 2025 te Delft, althans in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door met een (volle) fles Port tegen het hoofd/gezicht van die [benadeelde] te slaan, dan wel een (volle) fles Port tegen het hoofd/gezicht van die [benadeelde] te gooien;
Ten aanzien van dagvaarding II:hij op of omstreeks 5 maart 2025 te Delft een schrobmachine, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijfsnaam] BV, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen (integrale) vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt − tenzij anders vermeld − bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit inzake dagvaarding I de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025080778, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 68) alsmede de pagina’s van het aanvullende proces-verbaal met het identieke nummer, van de politie eenheid Den Haag, (doorgenummerd pagina 1 t/m 14) respectievelijk inzake dagvaarding II het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025070800, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 80),
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen;
Ten aanzien van dagvaarding I:

de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 juli 2025;

het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 13 maart 2025 (p. 35-41).
Ten aanzien van dagvaarding II:

de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 juli 2025;

het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 5 maart 2025 (p. 24-28).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft inzake dagvaarding I gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en inzake dagvaarding II eveneens tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft voor wat betreft het tenlastegelegde inzake dagvaarding I zich op het standpunt gesteld dat hoogstens een poging zware mishandeling bewezen kan worden verklaard en heeft zich met betrekking tot het overige tenlastegelegde, waaronder inzake dagvaarding II, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4.
Vrijspraak
Het primair tenlastegelegde inzake dagvaarding I.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, het bestanddeel zwaar lichamelijk letsel niet bewezen. De gebroken oogkas van slachtoffer mevrouw [benadeelde] zal blijkens de medische informatie in het procesdossier (pagina 68) herstellen, terwijl evenmin voldoende blijkt dat van een blijvend en ontsierend litteken sprake zal zijn. Verdachte dient dan ook van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde feit inzake dagvaarding I van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen en verklaart ten laste van de verdachte terzake bewezen dat:
hij op 13 maart 2025 te Delft, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(met kracht)met een
(volle)fles
Porttegen het hoofd/gezicht van die [benadeelde] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit inzake dagvaarding II van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen en verklaart ten laste van de verdachte terzake bewezen dat:
hij op
of omstreeks5 maart 2025 te Delft een schrobmachine
, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [bedrijfsnaam] BV
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat aan de verdachte onvoorwaardelijk de maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige daders (ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Primair verzoekt de verdediging tot het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en subsidiair het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel. Meer subsidiair verzoekt de verdediging bij een onvoorwaardelijke ISD-maatregel de voorlopige hechtenis daarvan af te trekken.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Door de bewezenverklaarde feiten heeft verdachte overlast, onrust en leed bij anderen veroorzaakt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 30 mei 2025. Dit strafblad telt 23 bladzijden en weerspiegelt dat verdachte een veelpleger is van misdrijven; in het bijzonder (winkel) diefstallen. Verdachte voldoet aan de kwantitatieve eisen voor het opleggen van een ISD- maatregel zoals deze volgen uit artikel 38m Sr. Voorts voldoet hij aan de definitie stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte van 24 maart 2025 (reclasseringsadvies raadkamerzitting voorlopige hechtenis) en van 11 juni 2025 (reclasseringsadvies rechtszitting) waaruit volgt dat verdachte:
( a) een 59-jarige man is met een uitgebreid delict verleden die het niet gelukt is ondersteund door gedragsinterventies te stoppen met het plegen van delicten;
( b) gebruikt maakt van drugs/alcohol (langdurige verslavingsproblematiek: 41 jaar) wat in combinatie met het sociaal netwerk en psychosociaal functioneren van verdachte direct delict gerelateerd is;
( c) zijn woning is kwijtgeraakt, zich negatief laat beïnvloeden door zijn netwerk van (drugs/alcohol) gebruikers en (zeer) beperkt kan steunen op familie die (deels) woonachtig is te [plaats 2] ;
( d) niet rond kan komen van zijn geld ondanks bewindvoering;
( e) een pro-criminele houding heeft en beperkt gemotiveerd is om te komen tot een gedragsverandering; er is sprake van een bepaalde mate van onwil en een beperkte mate van slachtofferbewustzijn.
Ten aanzien van verdachte wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. Het risico op het toebrengen van letsel door verdachte aan derden en het onttrekken aan voorwaarden wordt als gemiddeld ingeschat. Bij een veroordeling wordt een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd door de reclassering.
Gelet op dat alles eist de veiligheid van personen en goederen het opleggen van een ISD-maatregel.
Enkel een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar is passend en geboden, zonder aftrek van de duur van de voorlopige hechtenis. Uitgangspunt is dat de duur van de voorlopige hechtenis niet in mindering wordt gebracht op de duur van een ISD-maatregel, terwijl – indachtig de leeftijd van verdachte, de langdurige verslavingsproblematiek bij verdachte (41 jaar) en dat het middelengebruik van verdachte regelmatig leidt tot het plegen van vermogensdelicten – de maximale termijn van een ISD-maatregel van twee jaar moet worden benut om zo niet alleen de maatschappij langdurig te beschermen maar juist ook om het welslagen van de ISD-maatregel zoveel als mogelijk te bevorderen.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Zij vordert geen bedrag, maar noemt gemaakte taxikosten in verband met afspraken bij de polikliniek Oogheelkunde Westeinde en immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat deze onduidelijk is en te ingewikkeld is om inhoudelijk op te beslissen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat deze onduidelijk is en een inhoudelijke beoordeling tot een onevenredige belasting leidt van het strafgeding.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu er geen concreet schadebedrag wordt gevorderd en in zoverre niet blijkt schade toegebracht door een bewezenverklaard feit.

8.De vordering(en) tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering(en) van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vorderingen van 9 mei 2025 gevorderd dat de bij parketnummers 09-087476-22 en 09-255315-22 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 1 juli 2022 respectievelijk 3 januari 2023 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 2 weken respectievelijk 60 dagen, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie een gewijzigd standpunt ingenomen en heeft gevorderd de schriftelijke vorderingen af te wijzen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de schriftelijke vorderingen van 9 mei 2025 tot tenuitvoerlegging van opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen, moeten worden afgewezen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n, 45, 57, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van deze uitspraak gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen het bij dagvaarding I primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding I subsidiair tenlastegelegde feit en het bij dagvaarding II tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het bij dagvaarding I tenlastegelegde:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van het bij dagvaarding II tenlastegelegde:
diefstal;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
legt de verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaar;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. J. van Paridon, voorzitter,
mr. G.H.M. Smelt, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. D.A. Goldstoff en B. van der Laken, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2025.