ECLI:NL:RBDHA:2025:14553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
NL23.40073
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Ethiopische nationaliteit wegens kennelijk ongegrondheid en ongeloofwaardige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Ethiopische nationaliteit. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had verklaard dat hij in Ethiopië was mishandeld vanwege zijn politieke activiteiten, maar de rechtbank oordeelde dat deze mishandeling niet leidde tot een reëel risico bij terugkeer naar Ethiopië. De rechtbank vond de verklaringen van eiser over gedwongen rekrutering ongeloofwaardig, vooral omdat hij vier tot vijf jaar na de mishandeling zonder problemen in zijn dorp had gewoond. Eiser had ook geen overtuigend bewijs geleverd van zijn politieke activiteiten in Nederland, en de rechtbank besloot deze niet te betrekken bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank concludeerde dat eiser verweerder had misleid over zijn identiteit door zijn paspoort weg te gooien, wat leidde tot de afwijzing van de asielaanvraag en de oplegging van een inreisverbod voor twee jaar. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40073

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: [naam 1] ).

Procesverloop

Bij besluit van (naar de rechtbank begrijpt) 21 of 22 december 2023, aangevuld bij besluit van 2 januari 2024 (hierna samen het bestreden besluit), heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond en bepaald dat eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of uitstel van vertrek krijgt. Verder heeft verweerder aan eiser bij het bestreden besluit een terugkeerbesluit met onmiddellijke vertrekplicht en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft de Ethiopische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1987.
2. Eiser heeft, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Ongeveer vier tot vijf jaar voordat eiser eind 2021 uit Ethiopië vertrok, werd hij aangehouden toen hij na zijn werk op het land naar huis wilde gaan. Eiser werd verdacht van deelname aan een demonstratie en hij werd zwaar mishandeld. Hier heeft hij nog steeds last van. Eiser is politiek actief en heeft in Nederland deelgenomen aan een demonstratie.
In 2021 is een oom van eiser overleden. Toen eiser in zijn dorp terugkwam na de begrafenis, hoorde hij van zijn vrouw en moeder dat hij tijdens een dorpsbijeenkomst was aangewezen om in het leger te gaan. Dat wilde eiser niet en hij vluchtte naar een oom, die hem door middel van omkoping heeft geholpen het land te verlaten.
Eiser heeft niet tegenstrijdig verklaard. Hij heeft mentale problemen en hij heeft niet veel opleiding gehad, dus zijn verklaringen moeten met behoedzaamheid worden uitgelegd.
Eiser is het niet eens met het onthouden van een vertrektermijn en het opgelegde inreisverbod.
3. Verweerder acht de mishandeling een aantal jaren voor eisers vertrek uit Ethiopië geloofwaardig, maar ziet geen reden om aan te nemen dat eiser daardoor problemen zal krijgen bij terugkeer. Over de gestelde politieke activiteiten in Nederland heeft eiser geen duidelijkheid gegeven. De verklaringen van eiser over gedwongen rekrutering acht verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft hierover tegenstrijdig verklaard, zijn verklaringen stroken niet met de beschikbare algemene informatie over Ethiopië en eiser heeft het land gecontroleerd en met zijn eigen paspoort verlaten.
Verweerder ziet geen reden om eiser niet te houden aan wat hij heeft verklaard.
De asielaanvraag is kennelijk ongegrond, omdat eiser verweerder heeft misleid over zijn identiteit en omdat eiser zijn paspoort heeft weggegooid. Dit betekent dat eiser geen vertrektermijn krijgt en dat hem een inreisverbod wordt opgelegd.
Verweerder mag eiser houden aan wat hij heeft verklaard
4. Voorafgaand aan het nader gehoor is eiser gezien door MediFirst. Volgens MediFirst waren er beperkingen waarmee rekening moest worden gehouden bij het horen, maar kon eiser wel worden gehoord. Eiser heeft geen informatie overgelegd waaruit volgt dat deze conclusie van MediFirst onjuist is.
Dat eiser naar eigen zeggen niet zoveel opleiding heeft gehad en mede daardoor sommige vragen minder goed begreep, neemt niet weg dat verweerder mocht uitgaan van wat eiser heeft verklaard. Uit het rapport van nader gehoor blijkt dat de hoorambtenaar, als eiser zei dat hij een vraag niet begreep, de vraag anders heeft gesteld of meer uitleg heeft gegeven. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij ook na deze uitleg niet begreep wat er werd gevraagd of dat hij om medische redenen niet of onvoldoende kon verklaren.
De mishandeling van eiser vier tot vijf jaar voor zijn vertrek is geen reden voor verlening van een verblijfsvergunning
5. Verweerder acht deze mishandeling geloofwaardig, maar wijst er onweersproken op dat eiser daarna nog vier tot vijf jaar in zijn dorp heeft gewoond, zonder problemen die verband houden met deze mishandeling. Dat eiser is mishandeld omdat hij werd verdacht van deelname aan een demonstratie, betekent daarom niet dat de Ethiopische autoriteiten eiser (nog) zien als een politieke tegenstander. Voor zover eiser ter zitting heeft willen zeggen dat hij in Ethiopië politiek actief was en dat de ‘verdenking’ terecht was, leidt dat niet tot een andere conclusie. Uit de verklaringen van eiser volgt niet dat hij in Ethiopië politiek actief was, laat staan dat dit afgezien van de mishandeling tot problemen met de autoriteiten heeft gelegd.
De gestelde politieke activiteiten van eiser in Nederland worden niet bij de beoordeling betrokken
6. Tijdens de zitting heeft eisers gemachtigde naar voren gebracht dat eiser in Nederland politiek actief is en heeft deelgenomen aan een demonstratie. Eiser heeft daar een foto van.
7. De rechtbank heeft partijen gevraagd of zij vinden dat deze gestelde nieuwe ontwikkeling moet worden betrokken bij de beoordeling van het beroep. De gemachtigde van eiser heeft hierop (onder meer) geantwoord dat zij dit aan de rechtbank overlaat, dat zij zich realiseert dat een gestelde politieke overtuiging onderbouwd moet worden en dat zij op dit moment niet meer heeft dan een foto. De gemachtigde van verweerder heeft geantwoord dat de gestelde politieke activiteiten van eiser in Nederland niet zijn onderbouwd en te laat zijn ingebracht om bij de beoordeling te worden betrokken.
8. Omdat eiser heeft verklaard dat hij in november 2024 heeft deelgenomen aan een demonstratie, was er voldoende tijd om de politieke overtuiging die hij naar gesteld in Nederland heeft ontwikkeld in beroep eerder naar voren te brengen en te onderbouwen, waarna verweerder eiser eventueel aanvullend had kunnen horen. Dat heeft eiser niet gedaan en ter zitting is ook niet concreet toegelicht wat de politieke overtuiging van eiser inhoudt. Het desondanks betrekken van deze gestelde overtuiging bij de beoordeling van het beroep zou leiden tot een onredelijke vertraging van de procedure, omdat nader onderzoek en naar alle waarschijnlijkheid een aanvullend gehoor en een nadere uitwisseling van standpunten (al dan niet op een nadere zitting) nodig zijn om deze overtuiging op een zorgvuldige manier te kunnen betrekken bij de beoordeling van het beroep. Verweerder verzet zich daartegen (wat niet onredelijk is) en eiser refereert zich aan het oordeel van de rechtbank (en vraagt dus niet uitdrukkelijk en gemotiveerd om dit asielmotief wel bij de beoordeling te betrekken). Onder deze omstandigheden volgt de rechtbank verweerders standpunt en zal zij de gestelde politieke overtuiging van eiser en zijn gestelde politieke activiteiten in Nederland dus niet betrekken bij de beoordeling van het beroep.
Verweerder acht de rekrutering van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig
9. In het voornemen stelt verweerder zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor op verschillende punten tegenstrijdig zijn met zijn verklaringen tijdens het aanmeldgehoor of de gehoren door de politie. In de zienswijze heeft eiser hiertegen bezwaar gemaakt, omdat uitsluitend het nader gehoor is bedoeld om in te gaan op de inhoud van het asielrelaas en eiser tijdens het nader gehoor ook niet is bevraagd op eventuele tegenstrijdigheden met eerdere verklaringen. In het bestreden besluit is verweerder eiser hierin min of meer gevolgd en ter zitting heeft verweerder expliciet bevestigd dat hij eiser niet langer tegenwerpt dat hij tijdens het nader gehoor anders heeft verklaard over zijn asielrelaas dan tijdens eerdere gehoren. Verweerder handhaaft echter zijn standpunt dat eiser ook tijdens het nader gehoor niet eenduidig heeft verklaard. Uit het voornemen blijkt dat het hier onder meer gaat om het gegeven dat eiser tijdens zijn vrije relaas heeft verklaard dat na zijn terugkeer een tweede dorpsbijeenkomst heeft plaatsgevonden, waarbij hij aanwezig was, maar als naar aanleiding van het vrije relaas wordt doorgevraagd, heeft eiser het niet meer over een tweede bijeenkomst. In de zienswijze benadrukt eiser dat wel degelijk een tweede dorpsbijeenkomst heeft plaatsgevonden. Dit neemt niet weg dat eiser hierover tijdens het nader gehoor niet eenduidig heeft verklaard en dat hij op dit punt geen correcties en aanvullingen heeft ingebracht op het rapport van nader gehoor. Verweerder stelt zich daarom niet ten onrechte zijn standpunt dat eisers verklaringen tijdens het nader gehoor op dit punt niet eenduidig zijn.
10. Verweerder werpt eiser verder tegen dat zijn verklaringen over gedwongen rekrutering niet in overeenstemming zijn met de algemeen bekende informatie over Ethiopië, waaruit volgens verweerder blijkt dat toetreding tot het leger vrijwillig is en dat geen gedwongen rekrutering plaatsvindt. Eiser betwist dit met verwijzing naar door hem overgelegde informatie over gedwongen rekrutering. In het bestreden besluit heeft verweerder terecht opgemerkt dat de door eiser verstrekte informatie ziet op rekrutering van kinderen en jongeren en meer specifiek op de situatie in de noordelijke provincie Tigray tijdens de oorlog daar. Eiser heeft daar niet gewoond. Eiser heeft vervolgens nog gesteld dat zijn leeftijd destijds (34 jaar) nu ook weer niet zo hoog was, maar met die enkele opmerking heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat zijn asielrelaas op het punt van de rekrutering in lijn is met de algemeen bekende informatie over rekrutering in Ethiopië. Deze tegenwerping houdt dus stand.
11. Verweerder merkt verder op dat de verklaring van eiser dat hij wordt gezocht en gevangen zal worden genomen en/of gedwongen zal worden om in het leger te gaan niet valt te rijmen met eisers legale uitreis, waarbij eiser zijn paspoort heeft getoond en zonder problemen kon vertrekken. Dit wijst er volgens verweerder niet op dat de Ethiopische autoriteiten naar eiser op zoek zijn. In reactie hierop stelt eiser dat zijn oom de reis door omkoping heeft geregeld en dat het vertrek dus niet illegaal was. Eiser heeft, ook desgevraagd ter zitting, echter niets kunnen verklaren over deze omkoping. Eiser weet naar eigen zeggen niet wat zijn oom heeft gedaan. Onder deze omstandigheden heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij Ethiopië illegaal is uitgereisd en mocht verweerder uitgaan van een legale uitreis. Eiser betwist niet dat een legale uitreis afbreuk doet aan de gestelde vrees voor rekrutering.
12. Gelet op wat onder 9 tot en met 11 is besproken, in samenhang bezien, acht verweerder de door eiser gestelde rekrutering niet ten onrechte ongeloofwaardig. Wat partijen in dit verband verder nog naar voren hebben gebracht, hoeft de rechtbank niet te beoordelen.
Verweerder heeft de asielaanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond en hij mocht eiser daarom een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod opleggen
13. Op grond van artikel 30b, eerste lid aanhef van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een asielaanvraag worden afgewezen als kennelijk ongegrond als de vreemdeling:
(onder c) verweerder heeft misleid door over zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden of
(onder d) waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan;
14. Eiser heeft verklaard dat hij onder meer zijn paspoort in België heeft weggegooid uit angst om op basis daarvan uitgezet te worden naar Ethiopië. Op grond van deze verklaring heeft verweerder artikel 31, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw aan eiser tegengeworpen. De juistheid van deze tegenwerping heeft eiser niet gemotiveerd betwist. Evenmin heeft hij aangevoerd dat verweerder, uitgaande van deze tegenwerping, geen terugkeerbesluit met onmiddellijke vertrekplicht en een inreisverbod mocht opleggen. Het hierop betrekking hebbende betoog van eiser slaagt dus niet.
Wat partijen hebben aangevoerd over artikel 31, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw hoeft de rechtbank niet te beoordelen.
Conclusie
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.