ECLI:NL:RBDHA:2025:1456

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
NL24.32248
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en afwijzing asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser, een Iraakse nationaliteit hebbende persoon, op 25 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De aanvraag werd op 20 oktober 2022 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, wat resulteerde in een uitspraak van de rechtbank op 13 december 2022, waarin het beroep gegrond werd verklaard en de minister werd opgedragen een nieuw besluit te nemen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde deze uitspraak op 5 december 2023. Eiser heeft vervolgens op 26 juli 2024 de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 15 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. De minister heeft op 8 oktober 2024 een nieuw besluit genomen, waarin de asielaanvraag opnieuw werd afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hierop gereageerd met een aanvullend beroepschrift, maar de rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gereageerd op de argumenten van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. De rechtbank veroordeelde de minister tot betaling van proceskosten aan eiser tot een bedrag van € 453,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32248

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. A.W. IJland),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Procesverloop

Eiser heeft op 25 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) ingediend.
Bij besluit van 20 oktober 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 13 december 2022, NL22.21582, heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het beroep van eiser gegrond verklaard, het besluit van 20 oktober 2020 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag.
Bij uitspraak van 5 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4492, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het door verweerder ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
Op 26 juli 2024 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Op 15 augustus 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Bij besluit van 8 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft op 14 oktober 2024, in reactie op het bestreden besluit, een aanvullend beroepschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser heeft de Iraakse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1998. Op 25 september 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
1.2.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Zijn vader heeft in de Koerdische Autonome Regio (KAR) een bedrijf/fabriek waar wapens en ander militair materieel wordt gerepareerd. Eisers vader voert reparatiewerkzaamheden uit voor (onder meer) [naam familie], de machthebbers in de KAR. Tevens verricht zijn vader, in opdracht van [naam familie], ontvoeringen/gijzelingen. Die ontvoeringen laat zijn vader feitelijk uitvoeren door zijn (elf) zoons, onder wie eiser. Eiser heeft, tegen zijn wil in, drie of vier keer deelgenomen aan zo’n ontvoering. Als gevolg daarvan heeft hij dreigtelefoontjes ontvangen. Ook is eiser zelf een keer ontvoerd geweest. Eiser wil niet meer te maken hebben met (de praktijken van) zijn vader en is daarom Irak ontvlucht. Bij terugkeer naar Irak vreest eisers zowel voor zijn vader als voor de familie van de personen die hij (samen met zijn broers en in opdracht van zijn vader) heeft ontvoerd.
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag
2.1.
Eiser heeft op 15 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn asielaanvraag. Nu verweerder op 8 oktober 2024 alsnog een besluit heeft genomen op de asielaanvraag, heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarom verklaart de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk.
2.2.
De rechtbank overweegt dat verweerder niet binnen de voorgeschreven beslistermijn op de asielaanvraag heeft beslist, dat eiser na het verstrijken van de beslistermijn een ingebrekestelling heeft ingediend, dat eiser meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag en dat het bestreden besluit pas is genomen nadat eiser beroep tegen het niet tijdig beslissen had ingesteld. Dit betekent dat dit beroep niet zonder reden is ingesteld. De rechtbank ziet hierin aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser in verband met dit beroep heeft gemaakt. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5, omdat de zaak in zoverre van licht gewicht is).
Beroep tegen het bestreden besluit
3. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. In dit geval is verweerder met het bestreden besluit niet aan het beroep van eiser tegemoetgekomen. De asielaanvraag van eiser is bij het bestreden besluit namelijk (opnieuw) afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep richt zich daarom mede tegen het bestreden besluit.
Het bestreden besluit
4.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de betrokkenheid van eiser bij ontvoeringen/gijzelingen in opdracht van het [naam regime] en de problemen die eiser als gevolg hiervan heeft ondervonden.
4.2.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De betrokkenheid van eiser bij ontvoeringen in opdracht van het [naam regime] en de problemen die hij als gevolg daarvan stelt te hebben ondervonden acht verweerder ongeloofwaardig. Het geloofwaardig geachte element levert volgens verweerder geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat op grond daarvan niet aannemelijk is dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of bij terugkeer naar Irak een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Gelet hierop, en nu eiser volgens verweerder zijn asielaanvraag enkel heeft ingediend om zijn uitzetting uit te stellen of tegen te gaan, heeft verweerder de asielaanvraag van eiser wederom afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw.
Het aanvullend beroepschrift
5. Met aanvullend beroepschrift van 14 oktober 2024 – waarnaar eisers gemachtigde nadrukkelijk heeft verwezen in reactie op een brief van de rechtbank van 22 oktober 2024 – heeft eiser gereageerd op het alsnog genomen bestreden besluit. In dit aanvullend beroepschrift heeft eiser vermeld dat hij van mening is dat verweerder niet, niet zorgvuldig dan wel onvoldoende is ingegaan op de door hem naar voren gebrachte argumenten en dat de motivering de beslissing niet kan dragen. Verder heeft eiser verwezen naar de in het procesdossier aanwezige gehoren, correcties en aanvullingen en de zienswijze op het voornemen. Eiser verzoekt deze als herhaald en ingelast te beschouwen.
Beoordeling van het beroep
6. De rechtbank overweegt dat verweerder, anders dan eiser meent, in het bestreden besluit gemotiveerd, en bovendien puntsgewijs, heeft gereageerd op alle argumenten die eiser in zijn zienswijzen van 7 en 8 augustus 2024 naar voren heeft gebracht. Eiser heeft in zijn aanvullend beroepschrift in het geheel niet toegelicht op welke punten en waarom die reactie van verweerder ontoereikend zou zijn, maar heeft slechts volstaan met een verwijzing naar zijn zienswijze (en de gehoren en correcties en aanvullingen) en verzocht die als herhaald en ingelast te beschouwen. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak niet leiden tot enig resultaat, laat staan tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank verwijst in dit verband naar vaste rechtspraak van de Afdeling op dit punt, bijvoorbeeld de uitspraken van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2169, r.o. 3, en 7 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1028. Eisers toelichting ter zitting dat hij in zijn aanvullend beroepschrift heeft bedoeld te betogen dat het bestreden besluit een herhaling van zetten van verweerder betreft, leidt niet tot een ander oordeel, omdat ook met deze toelichting niet is geconcretiseerd op welke punten en waarom de reactie van verweerder in het bestreden besluit tekort zou schieten. Het aanvullend beroepschrift treft dan ook geen doel.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep tegen het bestreden besluit is gezien het voorgaande ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
8. Er bestaat geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser in verband met zijn beroep tegen het bestreden besluit heeft gemaakt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.