In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2025 een beschikking gegeven in een voorlopige voorzieningenprocedure betreffende partneralimentatie. De vrouw heeft op 14 mei 2025 een verzoek ingediend om een voorlopige partneralimentatie van € 1.739,- bruto per maand, met ingang van 1 mei 2025, te laten vaststellen. De man, die in Nederland werkt, is opgeroepen maar is niet verschenen op de zitting van 9 juli 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder e-mailberichten van de advocaat van de vrouw aan de man en een salarisspecificatie van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 2002 in Spanje zijn gehuwd en beide de Spaanse nationaliteit hebben. De rechtbank heeft de rechtsmacht en toepasselijk recht beoordeeld en geconcludeerd dat de Nederlandse rechter bevoegd is, aangezien de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
De rechtbank heeft de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw berekend op basis van het netto besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van het uiteengaan, en vastgesteld dat de vrouw een aanvullende behoefte heeft van € 1.227,- bruto per maand. De man heeft voldoende draagkracht om in deze behoefte te voorzien. De rechtbank heeft daarom bepaald dat de man met ingang van 1 mei 2025 voorlopig een bedrag van € 1.227,- bruto per maand aan de vrouw zal betalen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, rechter, en uitgesproken op de openbare zitting.