ECLI:NL:RBDHA:2025:1457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
NL 24 38305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenveroordeling

Op 5 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.S. Yap, had een verzoek ingediend om de behandeling van haar beroep tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat haar aanvragen om tijdelijke bescherming en asiel buiten behandeling waren gesteld, in Nederland af te mogen wachten. Dit verzoek volgde op een eerder beroep dat verzoekster had ingesteld tegen het bestreden besluit, dat op 16 september 2024 was genomen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank in een eerdere uitspraak op 5 februari 2025 al had beslist op het beroep dat aan het verzoek om voorlopige voorziening ten grondslag lag. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig en werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Desondanks heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er aanleiding was om de minister te veroordelen in de proceskosten die verzoekster had gemaakt. De kosten, vastgesteld op € 907, zijn gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht en omvatten de kosten voor de rechtsbijstand verleend door een derde.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A.S. Hamans, en de uitspraak is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38305

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In het besluit van 16 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvragen van verzoekster om verlening van tijdelijke bescherming en asiel buiten behandeling gesteld.
Verzoekster heeft beroep (NL24.38304) ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat zij de behandeling van het beroep in Nederland mag afwachten.
De voorzieningenrechter doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. In de uitspraak van vandaag in de zaak met nummer NL24.38304 heeft de rechtbank beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. Om die reden wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
2. Gelet op de uitkomst van de beroepszaak ziet de voorzieningenrechter wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 907 bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
 veroordeelt verweerder tot betaling van € 907 (negenhonderdzeven euro) aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan op 5 februari 2025 door mr. M.J. Schouw, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.