ECLI:NL:RBDHA:2025:14572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
NL:TZ:2500845:R-RK en NL:TZ:2500846:R-RK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot oplegging van een dwangakkoord in een schuldregeling

In deze zaak heeft de heer [verzoeker] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeiser, [verweerster] B.V., omdat deze niet akkoord ging met zijn schuldregeling. De heer [verzoeker] heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 43.633,44 opgebouwd bij elf schuldeisers, waarvan de meeste hebben ingestemd met zijn voorstel. Het voorstel houdt in dat de schuldeisers met voorrang een uitkering van 2,52% ontvangen en de overige schuldeisers 1,26%, met kwijtschelding van het restant. De rechtbank heeft op 4 augustus 2025 geoordeeld dat de schuldbemiddeling correct is uitgevoerd door de gemeente [plaats] en dat het onredelijk is dat [verweerster] weigert in te stemmen met de regeling. De rechtbank heeft de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geconcludeerd dat het voorstel van de heer [verzoeker] het maximaal haalbare is, gezien zijn problematische situatie en gezondheidsklachten. De rechtbank heeft het verzoek tot oplegging van het dwangakkoord toegewezen en het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen, omdat dit niet langer relevant was. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen worden aangevochten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: NL:TZ:2500845:R-RK en NL:TZ:2500846:R-RK
vonnis van 4 augustus 2025
in de zaak van
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
verzoeker,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verweerster.
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [verzoeker] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [verzoeker] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 43.633,44 aan elf schuldeisers. Het is de heer [verzoeker] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente [plaats] heeft hij voor het laatst op 7 november 2025 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 2,52% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 1,26%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
Verweerster is als enige schuldeiser niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [verzoeker] heeft een schuld aan verweerster van € 11.553,66, dat is 26,48% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige tien schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [verzoeker] bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank verweerster dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [verzoeker] zijn behandeld op de zitting van 28 juli 2025. Op deze zitting verschenen:
- de heer [verzoeker] ,
- [naam 1] , ambulante hulpverlener van de heer [verzoeker] , en
- [naam 2] , schuldhulpverlener van de gemeente [plaats] , met [naam 3] , kantoorgenoot.
2.2.
Verweerster is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [verzoeker] stelt dat het onredelijk is dat verweerster het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2.
Verweerster heeft haar standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank. Voor zover de rechtbank uit het verzoekschrift en de stukken kan opmaken, lijkt de reden om niet in te stemmen met het voorstel het verwijt dat de heer [verzoeker] (voorafgaand aan het minnelijk traject) andere schuldeisers wel betaalde.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [verzoeker] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat verweerster weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente [plaats] . Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen (van een (groot) deel) van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de heer [verzoeker] zelf, van de weigerende schuldeiser en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer [verzoeker] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat de heer [verzoeker] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Hoewel uit het overgelegde medische rapport van Salude van 19 maart 2025 blijkt dat de heer [verzoeker] over benutbare mogelijkheden beschikt om aan het werk te gaan, blijkt uit datzelfde rapport dat rekening gehouden moet worden met zijn (mentale) klachten en dat adequate behandeling nodig is om zijn belastbaarheid te verbeteren. Daar komt bij dat de heer [verzoeker] op de zitting te kennen heeft gegeven dat (na de medische keuring) COPD bij hem is vastgesteld. Bovendien is er veel problematiek in de gezinssituatie van de heer [verzoeker] , die zich niet snel lijkt op te kunnen lossen. In dit stadium is het daarom niet aannemelijk dat de heer [verzoeker] binnen afzienbare tijd betaald werk zal (kunnen) verrichten, laat staan om voltijds betaald werk te verrichten waarmee zodanig inkomen zal kunnen worden verworven dat gespaard kan worden voor de schuldeisers. Een beter voorstel is in de gegeven omstandigheden daarom niet realistisch.
4.7.
Verweerster is niet op de zitting verschenen en heeft in deze procedure evenmin op andere wijze haar redenen voor weigering tot medewerking aan een buitengerechtelijke regeling aan de rechtbank kenbaar gemaakt. Voor zover dergelijke redenen uit de overgelegde stukken kenbaar kunnen zijn, oordeelt de rechtbank dat niet gebleken is dat het belang van deze schuldeiser dient te prevaleren boven de belangen van de heer [verzoeker] en van de overige schuldeisers die samen ruim 73% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen en reeds hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling. Daar komt bij dat uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over. Ook kan het aangeboden akkoordbedrag op korte termijn aan de schuldeisers worden overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.8.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft de heer [verzoeker] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt verweerster in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. J.R. Hagendoorn, rechter, in samenwerking met M.Y.P.M. Zeeman, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.