ECLI:NL:RBDHA:2025:14598

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
09/189292-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor openlijk in vereniging geweld plegen en vernieling van politietelefoon

Op 8 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen Johannes Adrianus de Kok, die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon en vernieling van een politietelefoon. De feiten vonden plaats op 26 en 27 juli 2022 in Leiden, waar de verdachte samen met medeverdachten een confrontatie zocht met de aangever. Tijdens deze confrontatie werd de aangever fysiek aangevallen, wat leidde tot letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak. De rechtbank achtte het onder 2 ten laste gelegde, de vernieling van de politietelefoon, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 170 uren, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 1.243,25 toegewezen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte ten behoeve van de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/189292-22
Datum uitspraak: 8 augustus 2025
Tegenspraak (art. 279 Sv)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] Johannes Adrianus DE KOK,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 25 juli 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van Diemen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R.P.V.W. Willems naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 juli 2022 te Leiden openlijk, te weten, op de Europaweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [aangever] door;
- te duwen en trekken aan die [aangever] , en/of;
- te slaan of stompen in het gezicht en/of het lichaam van die [aangever] , en/of;
- te schoppen tegen het lichaam van die [aangever] ;
2
hij op of omstreeks 27 juli 2022 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele (loop-) telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie Eenheid Den Haag, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Vaststelling van de feiten
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 26 juli 2022 op de Europaweg te Leiden een confrontatie heeft gehad met de aangever [aangever] . De verdachte reed in het rode busje voor de aangever en is op de openbare weg tot stilstand is gekomen, waardoor ook de aangever zijn auto tot stilstand moest laten komen. De verdachte is uitgestapt en naar de aangever toegelopen. De aangever is ook uitgestapt en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die in het busje achter de verdachte reden, zijn er ook naartoe gelopen.
Vervolgens is er duw- en trekwerk ontstaan tussen de aangever aan de ene kant en de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan de andere kant. Uit de aangifte, de verklaring van de getuige [getuige] en met name de uitgekeken camerabeelden blijkt dat dit duw- en trekwerk is uitgemond in een vechtpartij. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 2] meerdere keren in en tegen het hoofd en lichaam van de aangever heeft geslagen en dat de verdachte zelf in de richting van de aangever heeft geslagen.
Rol van de verdachte
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, nu niet kan worden vastgesteld of de verdachte de aangever daadwerkelijk heeft geslagen en om deze reden kan niet bewezen worden dat de verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging. Daarnaast voert de verdediging aan dat de verdachte niet de agressor was.
De rechtbank volgt die lezing niet, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte zelf zijn busje tot stilstand heeft gebracht en op de aangever is afgekomen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangever, die bovendien steun vinden in de uitgekeken beelden, de verklaring van de getuige en de locaties van de voertuigen ten tijde van het incident (de rode bus van de verdachte stond vóór het voertuig van de aangever). De verdachte heeft een significante en wezenlijke bijdrage geleverd van voldoende gewicht door de confrontatie op te zoeken, door te duwen en te trekken aan de verdachte en door uit te halen naar de verdachte. Of de verdachte de aangever wel of niet heeft geraakt, is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant, gelet op de gedragingen van de verdachte voor het overige.
De rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachten [aangever] hebben geschopt of schoppende bewegingen hebben gemaakt richting [aangever] . Slechts één getuige spreekt van schoppen/schoppende bewegingen, en ook uit de camerabeelden is niet op te maken dat de verdachten de aangever zouden hebben geschopt. De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, namelijk dat de verdachte in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen [aangever] .
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 26 juli 2022 te Leiden openlijk, te weten, op de Europaweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [aangever] door;
- te duwen en trekken aan die [aangever] , en;
- te slaan of stompen in het gezicht en het lichaam van die [aangever] ;
2
hij op 27 juli 2022 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele (loop-) telefoon, die geheel of ten dele aan Politie Eenheid Den Haag toebehoorde heeft vernield.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, te vervangen door 70 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen heeft de verdediging verzocht een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [aangever] . Zonder enige aanleiding heeft de verdachte samen met de medeverdachten de confrontatie opgezocht met de aangever. Het geweld dat door de verdachte en medeverdachten is aangewend is buiten alle proporties en heeft grote gevolgen voor de veiligheidsgevoelens van het slachtoffer, maar ook voor omstanders, nu het feit op een drukke weg heeft plaats gevonden.
De verdachte heeft zelf zijn busje tot stilstand gebracht en heeft de confrontatie opgezocht, wat uiteindelijk heeft uitgemond in de openlijke geweldpleging waarbij [aangever] enig letsel heeft opgelopen, zoals blijkt uit de stukken die de aangever bij de vordering tot schadevergoeding heeft gevoegd. Daaruit blijkt ook dat het incident voor veel stress heeft gezorgd en dat de aangever ten gevolge van de fysieke en psychische schade een periode niet heeft kunnen werken.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een telefoon van de politie. De verdachte heeft zijn emoties niet kunnen bedwingen en heeft lak gehad aan het eigendom van de politie. Dit is een zeer vervelend en overlast gevend feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 juli 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor geweldsdelicten. Daarnaast heeft de verdachte in 2019 de ISD-maatregel opgelegd gekregen voor geweldsfeiten, welke maatregel helaas niet heeft kunnen voorkomen dat de verdachte weer een geweldsdelict heeft gepleegd.
Straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 150 uur voor een openlijke geweldpleging, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend. Als strafverhogende factoren weegt de rechtbank mee dat de verdachte een aanstichtende rol had door zijn busje tot stilstand te brengen en op de aangever af te lopen, dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor geweldsfeiten en de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen en dat hij geen verantwoording heeft afgelegd door niet bij de inhoudelijke behandeling aanwezig te zijn. Gelet op het voorgaande zou de rechtbank uitkomen op een taakstraf voor de duur van 180 uur voor de openlijke geweldpleging.
Voor de vernieling acht de rechtbank in beginsel een taakstraf voor de duur van 20 uren passend en geboden, waarmee het totaal uitkomt op 200 uren.
De rechtbank stelt verder vast dat de redelijke termijn is overschreden met ongeveer een jaar en zal dit strafverlagend meewegen. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 170 uur passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.875,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 875,00 aan materiële schade (eigen risico ziektekosten, toekomstig eigen risico ziektekosten) en € 1.000,00 aan immateriële schade (smartengeld).
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van [aangever] tot een bedrag van € 1.543,25, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering moet niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover die ziet op toekomstig te besteden eigen risico.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot schadevergoeding af te wijzen voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schade. De verdediging heeft verzocht de vordering tot schadevergoeding te matigen voor zover de vordering betrekking heeft op de immateriële schade.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Het gevorderde bedrag van € 875,00 bestaat uit het eigen risico voor de ziektekosten van € 543,25 en het toekomstig te gebruiken eigen risico van € 331,75. De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post toekomstig eigen risico groot € 331,75, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien door de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd dat deze schade daadwerkelijk is geleden en het eigen risico is verbruikt.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post eigen risico ziektekosten groot € 543,25, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Uit de bijlagen bij de vordering en het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk aan welke kostenposten het eigen risico is besteed en ook dat deze kosten zijn aan te merken als rechtstreekse schade geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade - te weten letsel - heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 700,00. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Toewijzing en wettelijke rente
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.243,25, bestaande uit € 543,25 aan materiële schade en € 700,00 aan immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 8 augustus 2025. De rechtbank zal 8 augustus 2025 als ingangsdatum nemen, gelet op het tijdsverloop sinds de pleegdatum en omdat niet vast is komen te staan wanneer de post eigen risico ziektekosten betaald is.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij hebben betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.243,25, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 141 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van feit 2:
vernieling;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
170 (HONDERDZEVENTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
85 (VIJFENTACHTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, te weten
1 (ÉÉN) DAG, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] deels en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 1.243,25, bestaande uit € 543,25 aan materiële schade en € 700,00 aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangever] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.243,25 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2025 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt van € 1.243,25, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 22 dagen; het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van [aangever] , tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Bouman, voorzitter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
mr. L. Anemaet, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. M. den Besten en E.G. Kettenis, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2025.
Bijlage I: bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022222069, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 109).
De rechtbank zal voor het onder 2 ten laste gelegde met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
1.
Het proces-verbaal van aangifte [aangever] , opgemaakt op 26 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 13-14):
Op 26 juli 2022, omstreeks 18.30 uur, reed ik op de Europaweg in de richting van het Lammenschansplein te Leiden.
Het voorste rode busje remde plotseling. Ik zag dat de rode auto ineens stil ging staan op de Lammenschansweg. Hierdoor moest ik ook stoppen en ik zag dat de witte auto achter mij ook stopte. Ik zag dat de bestuurder van de rode auto uitstapte. Ik stapte toen ook uit en toen stapten de twee inzittenden van de witte auto ook uit, evenals de bijrijder van de rode auto.
Deze drie mannen probeerden mij vast te pakken en duwden mij. Ik voelde dat ze aan mijn shirt trokken en dat ze aan mij zelf trokken. Daarna begonnen de mannen ook te slaan. Ik zag en voelde dat een man mij sloeg. Hij raakte mij op mijn linker kaak. Hierna sloeg hij mij nog een keer. De man met het zwarte shirt sloeg mij ook. Ik weet niet waar hij mij raakte, maar ik zag en voelde dat hij mij sloeg. De bestuurder van het witte busje heeft mij ook geslagen.
Ik zag en voelde dat iedere keer iemand mij vastpakte en dat een ander mij sloeg.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 27 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 26-27):
Ter hoogte van de Gamma stopte het rode voertuig welke voor ons reed. Ik zag dat de
bestuurder van het rode voertuig uitstapte en begon te schreeuwen. De bestuurder en
bijrijder van het voertuig dat achter ons reed waren ook uitgestapt. Mijn man was
ondertussen ook uitgestapt.
Vervolgens zag ik dat mijn man geslagen werd. Ik zag dat mijn man op een gegeven moment op de grond lag.
Ik weet 100 procent zeker dat de blanke jongen met een tatoeage in zijn gezicht mijn man heeft geslagen. Er was ook een jongen met een rood shirt, deze jongen heeft mijn man ook geslagen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 28-29):
Op 26 juli 2022 was ik belast met een onderzoek waarbij er een drietal verdachten, [medeverdachte 1]
, [de verdachte] en [medeverdachte 2] ter zake openlijke geweldpleging dan wel mishandeling
waren aangehouden. Ik, verbalisant, bekeek van deze mishandeling dan wel openlijke
geweldpleging de beschikbare camerabeelden.
Ik zag dat de persoon in het zwart gekleed de man met het gele shirt een duw geeft.
De man in het witte shirt maakt vervolgens een slaande beweging met zijn rechterarm richting de man in het gele shirt.
Hierna is te zien dat de man in het witte shirt nog een keer de man in het gele shirt aanvalt en een slaande beweging maakt in de richting van de man in het gele shirt. De man in het witte shirt maakt een slaande beweging in de richting van het hoofd van de man in het geel. Op de beelden is te zien dat deze klap op het gezicht komt.
De man in het rode shirt weet zich los te rukken en valt de man in het gele shirt aan. De man in het rode shirt maakt ook een slaande beweging in de richting van de man in het geel. De man in het witte shirt is het meest agressief van de mannen en slaat er op los.
Vervolgens wordt de man in het gele shirt die op de grond ligt door de man in het zwarte shirt aangevallen. De man in het zwarte shirt maakt ook een slaande beweging in de richting van de man in het gele shirt.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 42-43):
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag op de telefoon het filmpje waarop ik, kort het volgende zag:
Tijdens dit duwen en trekken komt een man in een wit shirt met wat langer donker haar
welke meerdere gerichte klappen geeft in het gezicht of in de richting van het gezicht van
het slachtoffer. Tevens zie ik de man welke in het rode shirt gekleed is ook beweging
richting het gezicht van het slachtoffer maken. Daarnaast komt er nog een man in donkere
kleding welke ook poogt het slachtoffer te slaan.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , stond bij het voorste voertuig. Dit betrof de rode Opel Vivaro. Ik,
vroeg de bestuurder naar een geldige legitimatie van de bestuurder en zag dat de bestuurder
zich kon legitimeren als de [de verdachte] .
5.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt op 27 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 54):
O: Toont de verdachte de filmpjes van het incident.
V: Kan je vertellen wie, wie is? Wie is die man in het geel?
A: Dat is de aangever.
V: Wie is de man in het rode T-shirt?
A: Dat ben ik.
V: Wie is de man in het witte T-shirt?
A: Dat is mijn broer. Dat heeft hij zelf ook wel gezegd.
V: Wie is de man in het zwart gekleed?
A: Die ken ik niet. Oh ja dat is [de verdachte] .
V: Volgens je broer is het [de verdachte] die eerst stopte, waardoor de aangever ook moest
stoppen. Wat kun je daarover verklaren?
A: Ja dat klopt.
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 27 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 90-98)
A: (…) en ik heb hem geduwd.
V: Volgens de aangever beginnen jullie vervolgens met z'n drieën op hem te slaan. Wat kun
je daarover verklaren?
A: Ja dat klopt. We hebben hem gepakt en geduwd.
Ten aanzien van feit 2:
1.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 27 juli 2022 (p. 81);
2.
Het proces-verbaal van aangifte [naam] namens de Politie (bureau Burgemeester Patijnlaan 35 te ’s-Gravenhage), opgemaakt op 27 juli 2022 (p. 8-9).