ECLI:NL:RBDHA:2025:14624
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. De belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2022 had vastgesteld op € 598.000. De zitting vond plaats op 5 juni 2025, maar de gemachtigde van de belanghebbende was niet verschenen, ondanks dat hij op correcte wijze was uitgenodigd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was, door de woning systematisch te vergelijken met vergelijkbare woningen waarvan marktgegevens beschikbaar waren. De rechtbank concludeerde dat de argumenten van de belanghebbende niet voldoende waren om de WOZ-waarde aan te vechten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.