ECLI:NL:RBDHA:2025:1469

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
C/09/671307 / HA ZA 24-713
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van redelijk loon en schadevergoeding in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze civiele procedure vordert [naam 1] betaling van € 81.047,50 exclusief btw aan loon voor werkzaamheden verricht voor BODY & SHAPE STORE B.V. (BSS). BSS heeft in reconventie schadevergoeding gevorderd van [naam 1] wegens vermeende sabotage van de website. De rechtbank oordeelt dat [naam 1] recht heeft op een redelijk loon van € 40.000,00 exclusief btw, en wijst de tegenvordering van BSS af. De rechtbank stelt vast dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen partijen, waarbij [naam 1] werkzaamheden heeft verricht voor BSS. De rechtbank oordeelt dat de tegenvordering van BSS niet is onderbouwd en dat [naam 1] gerechtigd was om de toegang tot de website te blokkeren wegens uitblijven van betaling. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. De vordering van BSS in reconventie wordt afgewezen, en BSS wordt veroordeeld in de proceskosten van [naam 1].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/671307 / HA ZA 24-713
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van
[naam 1]te [plaats] , h.o.d.n. [handelsnaam]
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.A.J. Zomer te Oosterhout,
tegen
BODY & SHAPE STORE B.V.te Moerkapelle,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D. Pieterse te Den Haag.
Partijen zullen hierna [naam 1] en BSS genoemd worden.

1.Samenvatting

1.1.
In deze procedure vordert [naam 1] betaling door BSS van € 81.047,50 exclusief btw aan loon voor de werkzaamheden die hij ten behoeve van haar website heeft verricht. In een tegenvordering vordert BSS schadevergoeding van [naam 1] omdat hij haar website zou hebben gesaboteerd.
1.2.
In dit vonnis oordeelt de rechtbank dat aan [naam 1] € 40.000,00 exclusief btw als redelijk loon toekomt. De tegenvordering van BSS wijst de rechtbank af omdat er gelet op het verweer van [naam 1] geen aanwijzingen overeind blijven dat hij de website heeft gesaboteerd, en hij wegens het langdurig uitblijven van betaling gerechtigd was de toegang tot de website af te sluiten.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 juli 2024, met producties 1 tot en met 13;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie van 2 oktober 2024, met producties 1 tot en met 31;
  • het tussenvonnis van 23 oktober 2024;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 13 november 2024, met producties 14 tot en met 20.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 december 2024. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
2.3.
Ten slotte is de datum vastgesteld waarop dit vonnis wordt gewezen.

3.De feiten

3.1.
[naam 1] is software- en internetadviseur en drijft een eenmanszaak onder de naam [handelsnaam] . Hij schrijft software en bouwt websites, waaronder webwinkels.
3.2.
BSS exploiteert een onderneming op het gebied van gezondheid en uiterlijk voorkomen en verkoopt onder meer producten met betrekking tot voeding, voedingssupplementen en accessoires. [naam 2] (hierna: [naam 2] ) is (middellijk) zelfstandig bevoegd directeur van BSS, via [bedrijfsnaam 1] B.V. [bedrijfsnaam 2] B.V. is gezamenlijk bevoegd directeur van BSS. [naam 3] (hierna: [naam 3] ) heeft een volledige volmacht om BSS te vertegenwoordigen.
3.3.
De voormalig webdesigner van BSS, [naam 5] (die destijds ook medevennoot was), gaf in 2021 aan te willen stoppen bij BSS. De bestuurders van BSS zijn toen op zoek gegaan naar een nieuwe compagnon. Dat werd [naam 4] (hierna: [naam 4] ). Vervolgens heeft [naam 4] [naam 1] in contact gebracht met BSS als goede vriend en webdesigner die de werkzaamheden van [naam 5] zou kunnen overnemen. Op enig moment is [naam 4] (middellijk) bestuurder en aandeelhouder van BSS geworden. [naam 4] is ook DGA van de vennootschappen [bedrijfsnaam 3] B.V. en [bedrijfsnaam 4] B.V.
3.4.
In de zomer van 2022 zijn [naam 5] en [naam 1] met elkaar om de tafel gegaan om te praten over de website van BSS. Later is [naam 1] ook met [naam 2] in gesprek gegaan. Daarbij zijn geen concrete afspraken gemaakt.
3.5.
In het najaar van 2022 heeft [naam 5] het beheer van de website van BSS aan [naam 1] overgedragen en is [naam 1] begonnen met het beheren en verbeteren van de website van BSS.
3.6.
Begin 2023 hebben [naam 4] en [naam 2] [naam 1] een participatie aangeboden in het aandelenkapitaal van BSS. [naam 1] zou in totaal 14 aandelen in BSS verkrijgen, 4,25% van het totaal. [naam 1] zou de nominale waarde van die aandelen betalen en de levering zou plaatsvinden in juni 2023. [naam 3] was belast met het opstellen van de koopovereenkomst voor die aandelen tussen [bedrijfsnaam 4] B.V. en [bedrijfsnaam 1] B.V. enerzijds en [naam 1] anderzijds (hierna: de koopovereenkomst). Op 19 maart 2023 vroeg [naam 3] [naam 1] om te verduidelijken welke werkzaamheden hij had gedaan om de aandelen te mogen kopen, zodat zij dit in de koopovereenkomst kon vermelden.
3.7.
Op 13 maart 2023 heeft [naam 2] een e-mail gestuurd naar de andere aandeelhouders van BSS, zonder [naam 1] in cc te zetten. Daarin stond onder meer het volgende:
“[ [naam 1] ] heeft voor 40.000 euro werkzaamheden gedaan voor de webshop, we moeten hem of betalen of gezamenlijk aandelen inleveren.”
3.8.
In april 2023 was de website van BSS af en op 1 juni 2023 is de koopovereenkomst getekend.
3.9.
In artikel 5 lid 2 van de koopovereenkomst is het volgende opgenomen:
“De koopsom bedraagt € 0,01, zegge één eurocent per aandeel, met de verplichting tot het opleveren/verrichten van website verbeteringen: met Elementor en Oxygen page builders zijn reeds twee nieuwe webshops voor Body & Shape Store B.V. ontwikkeld. Door middel van planning, ontwerp, ontwikkeling, content creatie, optimalisatie, testen, debugging en onderhoud zijn de webshops naar hoog niveau ontwikkeld. Voor klanten is de website aantrekkelijker en gebruikersvriendelijk gemaakt.”
3.10.
De aandelen in BSS zijn niet aan [naam 1] geleverd en zullen ook niet meer worden geleverd, omdat partijen ruzie hebben gekregen en niet meer willen samenwerken. [naam 1] is dan ook geen aandeelhouder in BSS geworden.
3.11.
Op 31 juli 2023 heeft [naam 2] de vennoten en [naam 1] een e-mail gestuurd. Daarin staat onder meer het volgende:
“Ik schrijf deze mail naar alle vennoten en betrokken partijen.
(…)
Mocht ik / we de zaken verkeerd begrijpen denk ik toch dat het veilig is om te zeggen dat een toekomstige samenwerking [met [naam 4] , Rb] er niet meer in zit. (hoe jammer ik dat ook oprecht vind)
(…)
[ [naam 1] is nog een open kwestie en laat zijn gedachten bezinken. Hij heeft doorgegeven aan mij dat hij altijd met plezier voor en bij BSS gewerkt heeft en als we verder gaan hij dat graag op een constructieve manier wilt zien. [ [naam 1] ] heeft aangegeven even tijd nodig te hebben over de beslissing of hij ook door wilt als eigenaar. De reden waarom ik dit benoem is omdat de stukken liggen te wachten bij de notaris om doorgevoerd te worden. In overleg met [ [naam 1] ] ligt dat ‘on hold’ tot nader gehoor omtrent zijn beslissing. [ [naam 1] ] heeft aandelen aangeboden gekregen in ruil voor zijn diensten, ik heb [ [naam 1] ] aangegeven dat als hij geen eigenaar meer wilt zijn we het ook netjes in orde maken met hem. Mocht [ [naam 1] ] er dus voor kiezen niet verder te gaan zult [ [naam 1] ] zijn werk en inlogs en alle data etc overdragen en moeten we in gesprek met [ [naam 1] ] over zijn gewerkte uren en zullen we deze netjes betalen. (…)”
3.12.
Op 22 augustus 2023 heeft [naam 1] [naam 2] via WhatsApp bericht dat hij in gesprek wil gaan over de keuzemogelijkheid tussen aandelenparticipatie of een passende vergoeding. Hij heeft daarbij kenbaar gemaakt dat hij ongeveer 1.200 uur voor BSS heeft gewerkt. Op 29 augustus 2023 heeft [naam 1] Excel-sheets aan [naam 2] gestuurd waarop 953,5 uur gewerkte uren staan. [naam 2] heeft hierop gereageerd dat [naam 1] een reactie zal ontvangen van zijn advocaat.
3.13.
In september en oktober 2023 hebben Patric Roctus, de adviseur van [naam 1] (hierna: de adviseur), en de advocaat van BSS, met elkaar gecorrespondeerd over de vergoeding van de door [naam 1] gewerkte uren. BSS gaf aan alsnog bereid te zijn om de aandelen aan [naam 1] te leveren als hij zijn werkzaamheden afrondt.
3.14.
In een e-mailbericht van 10 oktober 2023 heeft de adviseur de advocaat het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van de bovenstaande toezeggingen [citaat uit e-mail 31 juli 2023, zie 2.11, Rb] heeft [ [naam 1] ] ervoor gekozen om in plaats van de koopovereenkomst aandelen aanspraak te maken op de toegezegde urenvergoeding.
Daartoe is een uren opstelling verzonden welke niet is betwist en in onderling Whatsapp verkeer is door [ [naam 1] ] aan [ [naam 2] ] bij herhaling gevraagd wat hij een net uurtarief vindt.
Dat de vordering thans plotseling wordt betwist geeft geen pas. [ [naam 1] ] stelt zich op het standpunt dat zijn werkzaamheden in afwachting van betaling worden opgeschort.
(…)
Gelieve derhalve binnen twee dagen na heden met een redelijk betalingsvoorstel te komen bij gebreke waarvan uw cliënt in rechte zal worden betrokken. Dit mailbericht is derhalve onder meer een sommatie tot betaling.”
3.15.
Op 12 oktober 2023 was de winkelmand van de webshop verwijderd, waardoor klanten hun bestelling niet konden afronden. [naam 1] heeft dit probleem op 17 oktober 2023 verholpen.
3.16.
Begin november 2023 vonden onderhandelingen per e-mail plaats tussen de adviseur en de advocaat over vergoeding van de door [naam 1] gewerkte uren. Tijdens deze onderhandelingen was de webshop twee dagen niet bereikbaar.
3.17.
In een e-mail van (maandag) 13 november 2023 heeft de adviseur de advocaat onder meer het volgende geschreven:
“Helaas heeft u niet binnen de gestelde termijn gereageerd op het mailbericht van vrijdag. Evenmin is er enige betaling ontvangen waardoor het aanbod van [naam 1] thans is komen te vervallen.
Gelet op de intellectuele eigendom van [naam 1] ten aanzien van de door hem ontwikkelde website heeft het volgende te doen gelden:
Bij niet-betaling de websitebouwer het recht heeft om bepaalde diensten op te schorten of de toegang tot de website te beperken.
Daarom zal zonder nader tegenbericht of betaling morgenochtend om 10 uur iedere toegang tot de website worden geblokkeerd.
Bovendien worden alle rechten in het kader van een redelijke vergoeding voorbehouden aangezien uw cliënt substantiele omzetten en winsten heeft kunnen behalen
dankzij de werkzaamheden van [naam 1] .
Het is tenenkrommend hoe lang u [ [naam 1] ] nodeloos zo lang aan het lijntje heeft gehouden en het is een Gotspe dat uw cliënt dacht met waardeloze aandelen te kunnen betalen.”
3.18.
Op 14 november 2023, 10:27 uur heeft de advocaat de adviseur onder meer het volgende geantwoord:
“Omwille van de bijzonder korte termijn die door uw cliënt is gesteld volsta ik op dit moment met de volgende reactie.
Het is naar de mening van cliënte pertinent onjuist dat aan uw cliënt het intellectuele eigendomsrecht [toekomt] (…) daar er een legio aan intellectuele eigendomsrechten bestaan.
(…)
[Cliënten] hebben de inloggegevens destijds aan uw cliënt ter beschikking gesteld voor verbetering van de website c.q. server. In dat kader heeft uw cliënt de reeds bestaande website dusdanig aangepast dat de website kan worden gebruikt op een andere pagebuilder (Oxygen). Ook heeft uw cliënt zorg gedragen voor verplaatsing van de website c.q. hosting naar een andere server.
Door deze werkzaamheden komt uw cliënt geen enkel intellectueel eigendomsrecht toe. Indien en voor zover uw cliënte daadwerkelijk de daad bij het woord voegt en het verkeer tot de website beperkt, dan is dat een onrechtmatige daad en is hij aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade. Cliënte zullen in dat geval de schade op uw cliënt verhalen. (…)
Cliënten sommeren uw cliënt dan ook uitdrukkelijk om de toegang tot de website niet te beperken.”
3.19.
Bij e-mail van 14 november 2023, 12:47 uur heeft de adviseur de overeenkomst van opdracht tussen [naam 1] en BSS namens [naam 1] ontbonden. Hij heeft BSS gesommeerd om [naam 1] te betalen voor de door hem gewerkte uren vóór 17:00 uur die dag, anders zou [naam 1] de website offline halen.
3.20.
Op 5 december 2023 heeft [naam 1] de website van BSS – na een laatste waarschuwing – offline gehaald. BSS heeft een derde de opdracht verstrekt om de website na te bouwen.
3.21.
De advocaat van [naam 1] heeft BSS bij e-mail van 12 december 2023 gesommeerd om [naam 1] € 81.047,50 exclusief btw / € 98.067,48 inclusief btw voor 953,5 gewerkte uren te betalen, met aanzegging van de wettelijke rente en buitengerechtelijk incassokosten. De advocaat van BSS heeft hierop laten weten dat – kort gezegd – [naam 1] geen aanspraak kan maken op het door hem gevorderde bedrag en dat BSS een gerechtelijke procedure met vertrouwen tegemoet ziet.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[naam 1] vordert – samengevat – veroordeling van BSS tot betaling van een bedrag van € 81.047,50 exclusief btw aan redelijk loon voor zijn werkzaamheden, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 december 2023 tot aan de gehele voldoening. Het totaalbedrag is volgens [naam 1] als volgt samengesteld:
  • 294 uur in 2022 x € 85,00 = € 24.990 exclusief btw;
  • 659,5 uur in 2023 x € 85,00 = € 56.057,50 exclusief btw.
[naam 1] stelt dat een overeenkomst van opdracht tussen partijen tot stand is gekomen, waarbij hij een website voor BSS zou bouwen in twee computertalen. Daarom is hij van mening dat hij recht heeft op een redelijk loon.
4.2.
Daarnaast vordert [naam 1] € 1.9018 aan buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank gaat hierbij uit van een kennelijke schrijffout en begrijpt dat hij € 1.918 bedoelt. Tot slot vordert [naam 1] veroordeling van BSS in de proces- en nakosten.
4.3.
BSS voert verweer. BSS is van mening dat [naam 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, althans dat deze afgewezen moet worden. Zij vordert dat [naam 1] in de proceskosten wordt veroordeeld. BSS betwist dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Volgens BSS hebben [naam 2] en [naam 4] gezamenlijk vanuit hun holdingmaatschappijen [bedrijfsnaam 1] B.V. respectievelijk [bedrijfsnaam 4] B.V. opdracht verstrekt aan [naam 1] om de webshop van BSS te vernieuwen en te optimaliseren in ruil voor aandelen in BSS, zoals vastgelegd in de koopovereenkomst. BSS stelt zich op het standpunt dat [naam 1] de verkeerde partij heeft gedagvaard, dan wel dat er geen grondslag bestaat voor de door hem gevorderde vergoeding, omdat er sprake is van een fixed fee in die zin dat [naam 1] aandelen in BSS zou krijgen als vergoeding voor zijn werkzaamheden en de overeenkomst ter zake de levering van de aandelen thans nog bestaat. [naam 1] kan derhalve niet in zijn vorderingen worden ontvangen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
BSS vordert – samengevat – veroordeling van [naam 1] tot betaling van € 57.256,23 aan vergoeding voor schade die zou zijn ontstaan door het handelen van [naam 1] , bestaande uit:
  • het verwijderen c.q. niet laten doorlinken van de winkelmand op de webshop op 12 oktober 2023, waardoor klanten hun bestelling niet hebben kunnen afronden;
  • het handmatig installeren van een update van de webshop, waardoor de webshop niet bereikbaar was van 10 november 2023 tot en met 17 november 2023;
  • het offline halen van de webshop op 5 december 2023.
4.6.
Het totaalbedrag is volgens BSS als volgt samengesteld:
  • € 14.648.61 aan omzetderving over de maand december 2023;
  • € 31.192,82 aan totale kosten om derden de webshop te laten nabouwen;
  • € 11.414,80 aan totale kosten om derden het tenietgaan van al het werk van BSS aan de webshop te laten herstellen.
4.7.
Ook vordert BSS in reconventie veroordeling van [naam 1] in de proceskosten.
4.8.
[naam 1] voert verweer. Hij vindt dat BSS in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, althans dat deze als ongegrond en/of onbewezen afgewezen moet worden en dat BSS in de proceskosten wordt veroordeeld. [naam 1] meent dat de stellingen van BSS in reconventie – omdat er sprake is van een overeenkomst van opdracht – hoogstens zouden kunnen leiden tot een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, maar in ieder geval niet tot een onrechtmatige daad.
4.9.
[naam 1] betwist dat hem ter zake het verwijderen van de winkelmand en de update van de webshop enig verwijt kan worden gemaakt. Hij stelt dat het verwijderen van de winkelmand het gevolg was van een update of een verouderde plugin. Met betrekking tot de update van de webshop in november meent [naam 1] dat er sprake was van een automatische update. De website was namelijk niet vijf dagen offline, maar twee dagen. Hij heeft daarbij een verklaring van WordPress overgelegd. Ondanks de onenigheid met BSS heeft [naam 1] beide problemen zo snel mogelijk verholpen en daarmee aan zijn inspanningsverplichting voldaan. Er is naar zijn mening dan ook geen sprake van een onrechtmatige daad of een toerekenbare tekortkoming. Het offline halen van de webshop op 5 december 2023 vindt [naam 1] evenmin onrechtmatig of een toerekenbare tekortkoming, want BSS wilde hem niet betalen voor zijn werkzaamheden, ondanks herhaalde pogingen van [naam 1] om tot een redelijke uitkomst te komen. Bovendien heeft hij BSS meerdere waarschuwingen gegeven voordat hij de website offline haalde.
4.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Overeenkomst van opdracht
5.1.
Tussen partijen is in geschil of tussen hen een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) tot stand is gekomen. [naam 1] stelt dat BSS hem de opdracht heeft gegeven om werkzaamheden voor BSS te verrichten, namelijk het beheren en verbeteren van de website van BSS. BSS stelt dat [naam 1] een overeenkomst van opdracht heeft met andere partijen, namelijk met de holdingmaatschappijen van [naam 4] en [naam 2] .
5.2.
[naam 1] stelt dat BSS de opdrachtgever is, omdat de website van BSS is en hij met vennoten heeft gesproken die namens BSS mochten spreken.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen [naam 1] en BSS, en wel op de volgende gronden.
Partijen zijn het erover eens dat de werkzaamheden die [naam 1] moest verrichten – het beheren en verbeteren van de website van BSS – ten behoeve van BSS waren. Verder heeft [naam 1] op het kantoor van BSS gesproken met de voormalig webdesigner van BSS, [naam 5] . [naam 1] zou de werkzaamheden van [naam 5] overnemen; hij mocht dus begrijpen dat hij net als [naam 5] voor BSS zou werken. [naam 1] heeft ook met [naam 2] gesproken over het overnemen van de werkzaamheden van [naam 5] . Er is toen niet besproken dat de werkzaamheden voor een andere entiteit dan BSS zouden worden uitgevoerd.
5.4.
[naam 1] is dus ontvankelijk in zijn vordering.
Redelijk loon of aandelen?
5.5.
[naam 1] vordert € 81.047,50 exclusief btw aan redelijk loon voor 953,5 gewerkte uren. Hij baseert zich daarbij op het aanbod dat [naam 2] in zijn e-mail van 31 juli 2023 heeft gedaan.
BSS stelt dat er geen grondslag bestaat voor deze geldvordering, omdat er sprake zou zijn van een fixed fee in die zin dat [naam 1] aandelen in BSS zou krijgen als vergoeding voor zijn werkzaamheden. Die koopovereenkomst bestaat ook nog.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat [naam 1] recht heeft op een redelijk loon. Dit oordeel berust op de volgende gronden.
5.6.1.
[naam 1] was al begonnen aan de werkzaamheden voordat er sprake was van een overdracht van aandelen. Later kwam het idee van de aandelenparticipatie als vergoeding voor de werkzaamheden van [naam 1] . Toen partijen met elkaar in zee gingen, was alleen duidelijk dat [naam 1] werkzaamheden zou verrichten en dat hij daarvoor een vergoeding zou krijgen; partijen moesten het nog eens worden over welke vergoeding dit zou zijn.
5.6.2.
Artikel 7:405 BW bepaalt dat als de overeenkomst door de opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf is aangegaan, de opdrachtgever hem loon is verschuldigd. Als partijen geen afspraken hebben gemaakt over de hoogte van het loon, is de opdrachtgever de opdrachtnemer een redelijk loon verschuldigd. Omdat [naam 1] de opdracht is aangegaan in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, is BSS hem loon verschuldigd. Partijen hebben niets afgesproken over de hoogte van het loon, dus moet BSS [naam 1] een redelijk loon betalen.
5.6.3.
Partijen zijn het erover eens dat de levering van de aandelen nooit heeft plaatsgevonden.
5.6.4.
BSS heeft [naam 1] in de e-mail van 31 juli 2023 de keuze gegeven tussen het alsnog ontvangen van de aandelen, of uitbetaling. [naam 1] heeft gekozen voor uitbetaling.
Berekening redelijk loon
5.7.
De vraag is nu wat een redelijk loon is voor de werkzaamheden die [naam 1] heeft verricht. De rechtbank is van oordeel dat € 40.000 exclusief btw een redelijk loon is, en wel op de volgende gronden.
5.7.1.
Uit de e-mail van 31 juli 2023 en de overgelegde appjes maakt de rechtbank op dat partijen er eerst vanuit gingen dat de vergoeding zou worden vastgesteld op basis van het aantal gewerkte uren. Partijen zijn het echter niet eens over welk aantal uren aan de werkzaamheden kan worden toegerekend.
5.7.2.
De rechtbank constateert dat [naam 1] twee uiteenlopende urenstaten naar BSS heeft gestuurd. Daar komt bij dat de door [naam 1] overgelegde urenspecificatie nauwelijks onderbouwd is. Uit de informatie die [naam 1] en BSS hebben ingebracht, kan de rechtbank niet afleiden hoeveel uren [naam 1] daadwerkelijk voor BSS heeft gewerkt.
5.7.3.
De rechtbank zal daarom zelf een schatting maken en het redelijk loon vaststellen op basis van de vernieuwde en geoptimaliseerde website waarvan partijen het eens zijn dat [naam 1] die heeft opgeleverd en waarvan de zichtbaarheid was verbeterd ten opzichte van de oude website (zie §2.5 en 2.6 CvA).
5.7.4.
[naam 1] heeft uiteengezet wat het kost om een website te maken. Volgens hem stelt [bedrijfsnaam 5] de kosten van een op maat gemaakte website tot € 50.000, rekent [bedrijfsnaam 6] voor een complexe website met webshop tot € 20.000 en kosten de meeste [bedrijfsnaam 7] van € 7.000 tot € 40.000 inclusief een maatwerk ontwerp, technische realisatie, inrichting en oplevering. Dit is niet door BSS weersproken; zij stelt zelf € 31.192,82 te hebben betaald voor het maken van een kopie van de website. [naam 1] heeft naast het vernieuwen van de website ook werkzaamheden verricht ter verbetering van de zichtbaarheid en het onderhoud van de website. [naam 2] vermeldde in zijn e-mail van 13 maart 2023 dat [naam 1] voor € 40.000 aan werkzaamheden had verricht. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een loon van € 40.000 exclusief btw redelijk is.
Ongedaanmakingsverbintenis gelijk aan redelijk loon
5.8.
De rechtbank merkt nog op dat [naam 1] de overeenkomst van opdracht op 14 november 2023 heeft ontbonden, zodat hij geen nakoming van die overeenkomst meer kan vorderen. De aard van de prestatie – het vernieuwen en verbeteren van de website – sluit echter uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, waardoor daarvoor een vergoeding in de plaats treedt ter hoogte van de waarde die de prestatie had toen zij werd geleverd. De waardevergoeding wordt vastgesteld op het bedrag van het redelijk loon dat [naam 1] had moeten ontvangen.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
5.9.
De gevorderde wettelijke rente van artikel 6:119 BW over € 40.000 exclusief btw wordt toegewezen vanaf de dag na 14 december 2023, toen de in de sommatie van 12 december 2023 gegunde laatste periode was verlopen.
5.10.
[naam 1] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.9018, waarvan de rechtbank begrijpt dat dit € 1.918 moet zijn. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt vast dat [naam 1] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. [naam 1] heeft geen feiten en omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat de door hem gemaakte reële kosten dit bedrag overstijgen. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief. Op basis van het Besluit komt [naam 1] in aanmerking voor een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 1.421,75. Daarom zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot een bedrag van € 1.421,75.
Proceskosten
5.11.
Nu ieder van partijen in conventie deels in het gelijk, deels in het ongelijk wordt gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd in de zin dat ieder van hen de eigen proceskosten draagt.
in reconventie
Heeft [naam 1] onrechtmatig gehandeld?
5.12.
BSS vordert een schadevergoeding van € 57.256,23 van [naam 1] , voor schade ontstaan doordat [naam 1] – kort gezegd:
  • op 12 oktober 2023 de winkelmand van de webshop onklaar zou hebben gemaakt, waardoor klanten hun bestelling niet hebben kunnen afronden;
  • handmatig een update van de webshop heeft geïnstalleerd, waardoor de webshop niet bereikbaar was van 10 november 2023 tot en met 17 november 2023;
  • de webshop op 5 december 2023 offline heeft gehaald.
Ten aanzien van het voorval op 12 oktober 2023 stelt BSS dat [naam 1] die dag was ingelogd op het systeem, na maanden niet te zijn ingelogd.
5.13.
[naam 1] heeft dit alles weersproken. Hij stelt dat de eerste twee voorvallen zich hebben voorgedaan nadat hij zijn werkzaamheden had opgeschort en hij dus geen toezicht meer hield op de webshop. Ter zitting heeft hij verteld dat hij automatische updates had aangezet zodat de webshop wel
up to datezou blijven. [naam 1] zegt de problemen na melding door BSS direct te hebben verholpen; volgens hem heeft de onbereikbaarheid in november 2023 ook niet zo lang geduurd als BSS stelt. Tot het uiteindelijk offline halen van de website meent [naam 1] gerechtigd te zijn omdat hij ondanks vele pogingen tot overleg nog steeds niets betaald had gekregen. Daarnaast betwist [naam 1] de hoogte van de gevorderde schade.
5.14.
De rechtbank wijst de vordering van BSS af, omdat van onrechtmatig gedrag van [naam 1] niet is gebleken. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
5.14.1.
[naam 1] had zijn werkzaamheden aan en ter ondersteuning van de website op 10 oktober 2023 opgeschort, omdat hij nog niets betaald had gekregen. Dit mocht hij naar het oordeel van de rechtbank ook doen. Uit de hiervoor al genoemde e-mails van [naam 2] van 13 maart 2023 en 31 juli 2023 blijkt namelijk dat [naam 1] het leeuwendeel van de werkzaamheden ten behoeve van de website toen al had afgerond; partijen waren het erover eens dat hij hiervoor betaald zou worden. Desondanks had BSS op 10 oktober 2023 nog niets aan [naam 1] betaald, ook geen voorschot.
5.14.2.
In deze context, waarin [naam 1] het wel en wee van de webshop niet meer op de voet hoefde te volgen, was het niet onzorgvuldig om automatische updates aan te zetten of alleen op ‘ja’ te klikken bij een door het systeem aangeboden update. Uit de meldingen van Wordpress die [naam 1] als productie 18 heeft overgelegd, blijkt dat (in elk geval) op 10 november 2023 inderdaad sprake was van een automatische update en niet van een handmatige update, zoals BSS had gesteld.
5.14.3.
Na updates doen zich vaker problemen voor. Dit is een feit van algemene bekendheid, maar [naam 1] heeft dit ook onderbouwd met stukken over twee voorvallen na updates van de website in juli 2023.
5.14.4.
BSS heeft niet weersproken dat [naam 1] de storingen in oktober en november na melding snel heeft verholpen.
5.14.5.
In het licht van de opschorting en de onderbouwde stellingen van [naam 1] over de automatische updates, is het enkele feit dat [naam 1] op 12 oktober 2023 ingelogd heeft op het systeem van de webshop onvoldoende onderbouwing van de stelling dat [naam 1] de webshop moedwillig onklaar heeft gemaakt. Ook het feit dat de adviseur in zijn e-mail van 10 november 2023 in het algemeen heeft gesteld dat [naam 1] nog werk verrichte omdat hij handmatig updates moest doorvoeren, doet niet af aan de specifiek op het voorval van 10 november 2023 ziende meldingen van Wordpress.
5.14.6.
Voor wat betreft het offline halen van de website op 5 december 2023 is de rechtbank van oordeel dat [naam 1] hiertoe in de omstandigheden van dit geval gerechtigd was. Ondanks dat zij al maanden over een vernieuwde en geoptimaliseerde website beschikte en ondanks het langlopende gesprek tussen partijen over betaling, had BSS [naam 1] begin december 2023 nog helemaal niets betaald. Ook had [naam 1] meermaals gewaarschuwd voordat hij de website daadwerkelijk offline haalde.
Proceskosten
5.15.
BSS is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in reconventie (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam 1] in reconventie worden begroot op salaris advocaat € 2.428 (2 punten x tarief IV à € 1.214) en de nakosten à € 178 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing), dus in totaal op € 2.606.

6.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
6.1.
veroordeelt BSS tot betaling aan [naam 1] van een bedrag van € 40.000 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 15 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in de zin dat iedere partij haar eigen proceskosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen af;
6.6.
veroordeelt BSS in de proceskosten, aan de zijde van [naam 1] begroot op € 2.606, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe. Als BSS niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet BSS € 92 extra aan nakosten betalen, plus de kosten van betekening;
6.7.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 3416