In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2025 een beschikking gegeven inzake de afwijzing van een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 12 juni 2025 verzocht om de voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene, die op dat moment in een accommodatie verbleef. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juni 2025 werd betrokkene bijgestaan door zijn advocaat, mr. Y. Polko, en was er ook een psychiater aanwezig die de situatie van betrokkene beoordeelde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene voldoende bereidheid heeft getoond om de behandeling in een vrijwillig kader voort te zetten. De psychiater heeft aangegeven dat betrokkene momenteel lorazepam krijgt toegediend voor onttrekkingsverschijnselen van alcohol, maar dat hij bereid is om in een vrijwillig kader langer in de accommodatie te blijven. De rechtbank oordeelde dat, gezien de bereidheid van betrokkene en de inschatting van de psychiater, niet voldaan was aan de criteria voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Daarom werd het verzoek van de officier van justitie afgewezen.
De beschikking is gegeven door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 26 juni 2025.