ECLI:NL:RBDHA:2025:14749

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/688660 / FA RK 25-5431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 23 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1935. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 17 juli 2025, met als doel de cliënt op te nemen in een verpleeghuis op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de zitting op 22 juli 2025 werd duidelijk dat de cliënt, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer, op dat moment niet suïcidaal was en goed functioneerde in de zorginstelling waar hij verbleef. De casemanager uitte zorgen over de veiligheid van de echtgenote van de cliënt, die op dat moment in een verpleeghuis verbleef, maar de rechtbank oordeelde dat het gevaar niet langer aanwezig was nu de echtgenote niet meer thuis woonde. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, en dat er alternatieven waren voor opname, zoals thuiszorg. De rechtbank wees het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling af, met de overweging dat de cliënt bereid was om hulp te accepteren en dat er geen noodzaak was voor opname in een verpleeghuis. De beschikking werd gegeven door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, en griffier mr. A. Laverman, en is vastgesteld op 5 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/688660 / FA RK 25-5431
Datum beschikking: 23 juli 2025

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

Beschikkingnaar aanleiding van het op 17 juli 2025 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[cliënt] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedatum] 1935 te [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie van [instelling 1] te [plaats 1] ,
advocaat: mr. B.J. de Bruijn te Den Haag.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 juli 2025.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking tot inbewaringstelling van de burgemeester van de gemeente [plaats 1] van 16 juli 2025;
- de op 16 juli 2025 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, [naam 1] , die cliënt met het oog op de machtiging kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 juli 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door mr. H.P.J. van der Eerden, waarnemend voor de advocaat;
- de specialist ouderengeneeskunde, [naam 2] ;
- de casemanager, [naam 3] ;
- de verpleegkundige, [naam 4] .

Standpunten ter zitting

Door cliënt is ter zitting naar voren gebracht dat hij is meegenomen uit zijn woning, zonder dat hij afscheid heeft kunnen nemen van zijn echtgenote. Cliënt wil graag terug naar huis en ontkent dat hij na de zitting van 16 juli 2025 met spullen heeft gegooid. De euthanasiewens was slechts een theoretisch alternatief dat hij nog wil bespreken met de huisarts. Ook heeft cliënt een mandaat voor zijn zoon voor de administratie en de financiën voor het geval cliënt het zelf niet meer zou kunnen regelen, maar op dit moment vindt cliënt dat hij dat nog zelf kan. Volgens de advocaat staan de psychogeriatrische aandoening en het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel onvoldoende vast. Er is nog geen gedegen onderzoek gedaan naar het stadium van de dementie. Er is ook geen suïciderisico en de rechterlijke machtiging is een week eerder afgewezen omdat niet aan de voorwaarden werd voldaan. Daarnaast zijn er alternatieven mogelijk in plaats van een opname. Zo zou cliënt met thuiszorg en bijvoorbeeld bewindvoering kunnen terugkeren naar huis. Cliënt is bereid thuis hulp te accepteren en overal aan mee te werken. De advocaat verzoekt daarom namens cliënt om het verzoek af te wijzen.
De specialist ouderengeneeskunde heeft ter zitting naar voren gebracht dat cliënt op de afdeling goed meewerkt. Cliënt is een keurig nette man en heel zelfstandig. Wel geeft hij aan dat hij terug naar huis wil. Thuis kon cliënt niet goed voor zijn echtgenote zorgen. De kinderen van cliënt hebben zich maximaal ingezet om hulp in de thuissituatie te organiseren. Ondanks hun inspanningen, weigert cliënt de hulp te accepteren. De verwachting is dat de situatie op korte termijn weer zal escaleren door het gebrek aan ziektebesef en overbelasting van het steunsysteem. Cliënt kan alleen naar huis als hij professionele hulp accepteert. Cliënt uit zich in het verpleeghuis niet suïcidaal. De specialist ouderengeneeskunde stelt voor om cliënt te laten terugkeren naar huis nu cliënt heeft aangegeven hulp te accepteren. De familie is overbelast en zal zich moeten terugtrekken dus cliënt zal de professionele hulp moeten accepteren. Als cliënt de hulp accepteert van thuiszorg en de casemanager dan kan cliënt weer terug naar huis.
De casemanager heeft ter zitting naar voren gebracht dat de rechterlijke machtiging voor de echtgenote van cliënt een week eerder is toegewezen. Na deze zitting raakte cliënt geagiteerd en begon hij met spullen te gooien, iedereen uit te schelden en haren uit zijn wenkbrauwen te trekken. Na overleg met de artsen is de crisisdienst ingeschakeld. Cliënt gaf aan dat hij een euthanasiewens had. De casemanager had grote zorgen over een suïcide risico en de veiligheid van cliënt en zijn echtgenote. De grootste angst was dat cliënt zijn vrouw iets aan zou doen. De casemanager maakt zich zorgen over de echtgenote als zij nog thuis is als cliënt naar huis zou gaan. Er speelt bij de kinderen veel frustratie en zij kunnen de zorg niet meer volhouden. Cliënt wilde de thuiszorg niet accepteren. De echtgenote wordt morgen opgenomen in de [instelling 2] in [plaats 2] .
De verpleegkundige heeft toegelicht dat cliënt sociaal is naar medebewoners. Hier wordt door de zorg uitgelegd hoe cliënt zijn medicatie moet nemen, maar dit kan de thuiszorg ook doen. Op de vraag of cliënt hulp nodig heeft, geeft de verpleegkundige aan dat cliënt zijn eigen gang gaat.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een
psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende aanleiding is om cliënt op te nemen in een verpleeghuis. De opname van cliënt is vooral ingegeven door de zorgen omtrent de veiligheid van cliënt en met name die van zijn echtgenote. Ter zitting heeft de casemanager toegelicht dat zij vreest voor de veiligheid van de echtgenote als cliënt terugkeert naar huis. Nu de echtgenote op het moment van de beslissing is opgenomen in een verpleeghuis en dus niet meer thuis woont, is dat gevaar niet langer aanwezig. Ook heeft cliënt zich verder niet suïcidaal geuit. Daarbij stelt de rechtbank vast dat cliënt op de afdeling zelfstandig functioneert en de zorg accepteert. Ook thuis is hij bereid om hulp te aanvaarden. Cliënt heeft weliswaar hulp nodig met het regelen van zijn financiën en administratie, maar hier zijn alternatieve oplossingen voor mogelijk.
In dit stadium van de psychogeriatrische aandoening is dan ook onvoldoende sprake van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er daarmee niet wordt voldaan aan de criteria voor verlening van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, bijgestaan door
mr. A. Laverman als griffier, en uitgesproken op 23 juli 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 augustus 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.