In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, de Stichting Reinier de Graaf Groep (RdGG). De werknemer was op staande voet ontslagen omdat zij een fiets van een bezoeker van het ziekenhuis had weggenomen. De werknemer verzocht om een billijke vergoeding, stellende dat het ontslag niet rechtsgeldig was, ondanks dat zij een fout had gemaakt. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden, waarbij de persoonlijke situatie van de werknemer ook in overweging is genomen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven, omdat het wegnemen van de fiets zonder toestemming als diefstal werd aangemerkt. De werknemer had geen redelijke grond om aan te nemen dat het om een weesfiets ging en had geen stappen ondernomen om dit te verifiëren. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer af, inclusief de verzoeken om een billijke vergoeding en een transitievergoeding, en veroordeelde de werknemer in de proceskosten. De beslissing benadrukt dat de werkgever niet verplicht is om rekening te houden met de niet kenbare bedoelingen van de werknemer bij het geven van ontslag.