Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De gronden van de beslissing
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin een gedetineerde, aangeduid als [eiser], verzocht om incidenteel verlof om de uitvaart van zijn oma bij te wonen. [eiser] is sinds 22 februari 2025 in voorlopige hechtenis en had eerder verlof gekregen om afscheid te nemen van zijn terminaal zieke oma. Na haar overlijden op 3 juli 2025 heeft hij een verzoek ingediend om de uitvaart op 15 juli 2025 bij te wonen. De directeur van de P.I. heeft dit verzoek afgewezen, omdat begeleiding door de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) noodzakelijk werd geacht en de veiligheid niet kon worden gewaarborgd. De rechtbank Rotterdam had eerder een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de Staat onvoldoende had aangetoond dat de afwijzing van het verlof door de directeur van de P.I. redelijk was. De voorzieningenrechter heeft de Staat gelast om [eiser] in de gelegenheid te stellen de uitvaart bij te wonen, onder voorwaarden, en heeft de Staat veroordeeld in de proceskosten.