ECLI:NL:RBDHA:2025:14767

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/688249 / KG ZA 25-684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om incidenteel verlof voor bijwonen uitvaart van gedetineerde

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin een gedetineerde, aangeduid als [eiser], verzocht om incidenteel verlof om de uitvaart van zijn oma bij te wonen. [eiser] is sinds 22 februari 2025 in voorlopige hechtenis en had eerder verlof gekregen om afscheid te nemen van zijn terminaal zieke oma. Na haar overlijden op 3 juli 2025 heeft hij een verzoek ingediend om de uitvaart op 15 juli 2025 bij te wonen. De directeur van de P.I. heeft dit verzoek afgewezen, omdat begeleiding door de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) noodzakelijk werd geacht en de veiligheid niet kon worden gewaarborgd. De rechtbank Rotterdam had eerder een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de Staat onvoldoende had aangetoond dat de afwijzing van het verlof door de directeur van de P.I. redelijk was. De voorzieningenrechter heeft de Staat gelast om [eiser] in de gelegenheid te stellen de uitvaart bij te wonen, onder voorwaarden, en heeft de Staat veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/688249 / KG ZA 25-684
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 14 juli 2025
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1] (P.I),
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. L.M. van den Dungen,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid)te Den Haag,
gedaagde,
hierna te noemen: de Staat,
advocaat: mr. T.J. Crom.
Aanwezig is mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. W. Jansen, griffier.
Tevens zijn aanwezig [eiser] , vergezeld van mr. Van den Dungen. Namens de Staat is aanwezig de heer [naam] , juridisch adviseur van DJI, vergezeld van mr. Crom.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[eiser] is op 22 februari 2025 aangehouden en verblijft sindsdien in voorlopige hechtenis. Op 30 juli 2025 wordt de zaak van [eiser] inhoudelijk behandeld.
1.2.
Op 3 juli 2025 is de voorlopige hechtenis van [eiser] geschorst tot 7 juli 2025 om hem in de gelegenheid te stellen afscheid te nemen van zijn terminaal zieke oma.
1.3.
Net nadat [eiser] zich weer had gemeld bij de P.I. is de oma van [eiser] overleden. De uitvaart van oma zal plaatsvinden op 15 juli 2025.
1.4.
Met het oog op die uitvaart heeft de advocaat van [eiser] een verzoek tot incidenteel verlof ingediend bij de directeur van de P.I. en een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis bij de rechtbank Rotterdam.
1.5.
Bij beslissing van 10 juli 2025 heeft de rechtbank Rotterdam het verzoek tot schorsing afgewezen. Mede gelet op het feit dat [eiser] afscheid heeft kunnen nemen van zijn oma heeft de rechtbank geoordeeld dat de persoonlijke omstandigheden van [eiser] minder zwaar wegen dan de belangen die gediend zijn met het voortduren van de vrijheidsbeneming. Deze beslissing is door het hof bekrachtigd. In zijn beslissing heeft het hof gewezen op de mogelijkheid van incidenteel verlof op grond van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling).
1.6.
Bij beslissing van 11 juli 2025 heeft de directeur van de P.I. aan [eiser] meegedeeld dat zijn verzoek tot incidenteel verlof wordt afgewezen. De beslissing houdt in dat het niet mogelijk is dat [eiser] de afscheidsdienst bijwoont. De reden hiervoor is dat gelet op zijn voorarrest begeleiding door de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) verplicht is en dat DV&O de veiligheid niet kan waarborgen. In deze e-mail schrijft de directeur verder dat een apart moment van afscheid in het uitvaartcentrum niet mogelijk is, omdat zijn relatie ten aanzien van dit moment negatief heeft geadviseerd.
1.7.
[eiser] vordert in deze procedure de Staat te gelasten dat hij op 15 juli 2025 in de gelegenheid wordt gesteld om door middel van verlof de uitvaart van zijn oma bij te wonen om tussen 10.00 en 12.30 uur afscheid te nemen, onder in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen voorwaarden. De Staat voert verweer tegen het gevorderde.
1.8.
Het gevorderde is toewijsbaar. Daartoe is het volgende redengevend.
1.9.
Voorop staat dat [eiser] een zwaarwegend persoonlijk belang heeft om aanwezig te zijn bij de uitvaart van zijn oma. Het is begrijpelijk dat [eiser] lijfelijk aanwezig wil zijn, ook om zijn moeder te steunen. Zijn moeder wil graag, zo begrijpt de voorzieningenrechter, dat [eiser] erbij is, maar zij wenst niet dat [eiser] aanwezig is met begeleiding. Op grond van de Regeling kan de directeur van de P.I. hiervoor incidenteel verlof verlenen. Verlof voor een uitvaart wordt niet toegestaan, indien dat verlof niet zonder bewaking kan plaatsvinden.
1.10.
De directeur heeft het verlof voor het bijwonen van de uitvaart afgewezen, omdat hij/zij onbegeleid verlof niet verantwoord acht. Hierbij heeft de directeur zich kennelijk gebaseerd op een reclasseringsrapport van 24 februari 2025 en een advies van het Openbaar Ministerie. De Staat heeft er hierbij ook op gewezen dat zowel de rechtbank als het hof het verzoek van [eiser] om zijn voorlopige hechtenis met het oog op die uitvaart te schorsen hebben afgewezen.
1.11.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Staat onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de directeur van de P.I. in redelijkheid tot afwijzing van het verzoek heeft kunnen komen. Meer in het bijzonder heeft de Staat de noodzaak van begeleiding niet inzichtelijk gemaakt.
1.12.
De Staat heeft er terecht op gewezen dat het reclasseringsrapport aanleiding geeft tot enige zorg. Daar staat tegenover dat de recente vierdaagse schorsing van de voorlopige hechtenis zonder incidenten is verlopen en dat [eiser] zich na afloop volgens afspraak bij de P.I. heeft gemeld. Gelet op het goede verloop van deze (onbegeleide) meerdaagse schorsing die [eiser] met zijn familie heeft doorgebracht, valt niet in te zien waarom begeleiding en bewaking gedurende een kort verlof voor alleen de uitvaart noodzakelijk is. Die noodzaak kan niet worden afgeleid uit de afwijzing van het nieuwe schorsingsverzoek van [eiser] .
1.13.
Op grond van het voorgaande zal de voorzieningenrechter de Staat gelasten om [eiser] in de gelegenheid te stellen de uitvaart (inclusief condoleance) van zijn oma bij te wonen. Na afloop dient [eiser] zich weer bij de P.I. te melden. De Staat heeft toegezegd hiertoe contact op te nemen met de P.I. De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat [eiser] zijn toezegging nakomt om zich te houden aan de voorwaarden.
1.14.
De Staat is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal de Staat niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
90,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.375,00

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
gelast de Staat het daartoe te leiden dat [eiser] op 15 juli 2025 in de gelegenheid wordt gesteld om de uitvaart van zijn oma, [oma] bij te wonen op het adres [adres] te [plaats 2] teneinde tussen 10.00-12.30 uur afscheid te nemen van voornoemde [oma] ;
2.2.
veroordeelt de Staat in de proceskosten van € 1.375,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
2.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. W. Jansen mr. H.J. Vetter