Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister, waarbij aan hem een maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel werd op 23 mei 2025 opgeheven, wat leidde tot de vraag of de eiser recht had op schadevergoeding voor de periode waarin hij in bewaring was gesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 mei 2025, waarbij zowel de eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank heeft overwogen dat, omdat de maatregel van bewaring was opgeheven, de beoordeling zich beperkte tot de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was geweest. De eiser voerde aan dat zijn staandehouding onrechtmatig was, omdat hij rechtmatig verblijf had en er lopende procedures waren. De rechtbank concludeerde echter dat de staandehouding op basis van artikel 50a van de Vreemdelingenwet rechtmatig was, aangezien er een overdrachtsbesluit was genomen. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagde, omdat er voldoende gronden waren voor de inbewaringstelling.
De rechtbank heeft ook de ambtshalve toetsing van de rechtsmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring uitgevoerd en geen onrechtmatigheid vastgesteld. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd aangegeven dat hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.