Uitspraak
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
[verweerster] B.V., voornoemd, in staat van faillissement;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben verzoeksters, twee besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van de verweerster, eveneens een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Het verzoekschrift is op 5 augustus 2025 in raadkamer behandeld, waarbij de vertegenwoordigers van de verzoeksters, bijgestaan door hun advocaat mr. J.J. Roeland, aanwezig waren. De verweerster heeft via haar indirect bestuurder, [naam 3], laten weten dat zij meerdere schulden onbetaald laat en heeft opgehouden te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om deze insolventieprocedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de verweerster in Nederland ligt, conform artikel 3, eerste lid, van de Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.
Na een summier onderzoek heeft de rechtbank geconstateerd dat de verzoeksters vorderingsrechten hebben en dat er feiten en omstandigheden zijn die aantonen dat de verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot faillietverklaring toegewezen. Tevens heeft de rechtbank besloten om een rechter-commissaris te benoemen en een curator aan te stellen, die de opdracht krijgt om de aan de verweerster gerichte post in te zien.
De beslissing is genomen door rechter A.C.M. Höppener, in samenwerking met griffier M.Y.P.M. Zeeman, en is op 5 augustus 2025 om 11:24 uur in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degenen die zijn verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.