ECLI:NL:RBDHA:2025:14827

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.21973
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft de minister eerder opgedragen om binnen acht weken een beslissing te nemen, maar deze termijn is niet nageleefd. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld en vastgesteld dat het dossier mogelijk niet compleet is, omdat de minister nog documenten moet beoordelen. Gezien het tijdsverloop en de eerdere beslissing van de rechtbank, heeft de rechtbank bepaald dat de minister binnen vier weken na deze uitspraak een beslissing moet nemen. Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eisers vastgesteld op € 453,50 en het betaalde griffierecht aan eisers toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.21973

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het opvolgende beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. In een eerdere beroepsprocedure niet tijdig beslissen heeft de rechtbank de minister opgedragen om binnen acht weken alsnog een beslissing op de aanvraag te nemen. De minister heeft dit niet gedaan.
3. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
4. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de minister de bij de aanvraag ingediende documenten nog moet beoordelen, van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie, of in afwachting is van een reactie op die herstelverzuimbrief. Dit betekent dat de minister in principe binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Echter, het gaat in deze zaak om een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen. Mede gelet op de beslistermijn die de rechtbank in een eerdere procedure heeft opgelegd en het tijdsverloop sindsdien, bepaalt de rechtbank daarom dat de minister binnen vier weken een beslissing op de aanvraag moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
5. Eisers hebben gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, hij een dwangsom van
€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [2] De rechtbank overweegt dat deze dwangsom redelijk is.
6. Eisers hebben de rechtbank gevraagd in afwachting van de uitspraak in het beroep tegen het niet tijdig beslissen een ordemaatregel te treffen. De rechtbank heeft met de uitspraak van vandaag beslist op het beroep tegen het niet tijdig beslissen. Voor het treffen van een ordemaatregel bestaat daarom geen aanleiding.
7. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [3] Ook moet de minister het betaalde griffierecht aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • wijst het verzoek om het treffen van een ordemaatregel af;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.
3.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.