ECLI:NL:RBDHA:2025:14829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.24004
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 augustus 2025, gaat het om een opvolgend beroep van eisers tegen de minister van Asiel en Migratie. De eisers hebben een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, maar de minister heeft niet tijdig beslist. De rechtbank heeft eerder de minister opgedragen om binnen vier weken een beslissing te nemen, maar deze termijn is niet nageleefd. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is.

De rechtbank constateert dat het dossier mogelijk niet compleet is, omdat de minister nog documenten moet beoordelen en een herstelverzuim moet sturen. Desondanks legt de rechtbank de minister een nieuwe termijn op van twee weken om een beslissing te nemen, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak.

Eisers hebben verzocht om een dwangsom op te leggen voor het geval de minister niet tijdig beslist. De rechtbank bepaalt dat de minister € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt een bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- vastgesteld, die de minister aan eisers moet betalen als hij niet binnen twee weken na de ingebrekestelling beslist.

De minister wordt ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 194,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat informatie over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24004

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer]

[naam],

V-nummer: [nummer]

[naam],

V-nummer: [nummer]

[naam],

V-nummer: [nummer]
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het opvolgende beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. In een eerdere beroepsprocedure niet tijdig beslissen heeft de rechtbank de minister opgedragen om binnen vier weken alsnog een beslissing op de aanvraag te nemen. De minister heeft dit niet gedaan.
3. Het beroep is kennelijk ontvankelijk en gegrond.
4. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de minister de bij de aanvraag ingediende documenten nog moet beoordelen, van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie, of in afwachting is van een reactie op die herstelverzuimbrief. Dit betekent dat de minister in principe binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Echter, het gaat in deze zaak om een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen. Mede gelet op de beslistermijn die de rechtbank in een eerdere procedure heeft opgelegd en het tijdsverloop sindsdien, bepaalt de rechtbank daarom dat de minister binnen twee weken een beslissing op de aanvraag moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
5. Eisers hebben gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, hij een dwangsom van
€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [2] De rechtbank overweegt dat deze dwangsom redelijk is.
6. Eisers hebben gevraagd de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Als de minister niet binnen twee weken na de ingebrekestelling alsnog een besluit neemt, moet de minister een bestuurlijke dwangsom aan eisers betalen. Omdat vanaf dat moment meer dan 42 dagen zijn verstreken, stelt de rechtbank de dwangsom vast op € 1.442,-. [3] Dat is het maximale bedrag.
7. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [4] Ook moet de minister het betaalde griffierecht aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • stelt de hoogte van de door de minister aan eisers verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 4:17 van de Awb.
4.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.