ECLI:NL:RBDHA:2025:14848

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
24/9743
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag studiefinanciering voor buitenlandse opleiding op basis van vergelijkbaarheid met Nederlandse opleidingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor studiefinanciering voor een buitenlandse opleiding beoordeeld. Eiser, ingeschreven bij de Academy of Creative Training in Brighton, had een aanvraag ingediend voor studiefinanciering voor de opleiding ‘Associate of Trinity College London (ATCL) diploma in acting’. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, omdat de opleiding niet leidt tot een nationaal erkend diploma en niet vergelijkbaar is met een Nederlandse opleiding die recht geeft op studiefinanciering.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden is gedaan. De rechtbank stelt vast dat de opleiding van eiser niet voldoet aan de vereisten van artikel 2.14 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), die bepaalt dat een ho-student voor studiefinanciering in aanmerking kan komen indien de opleiding in het buitenland vergelijkbaar is met een opleiding in Nederland waarvoor studiefinanciering wordt verstrekt. De rechtbank concludeert dat de studielast van de opleiding van eiser, die bestaat uit 90 studiepunten, niet overeenkomt met de vereiste 120 studiepunten voor een Nederlandse associate degree-opleiding.

De rechtbank wijst erop dat, hoewel het diploma dat eiser kan behalen vergelijkbaar is met een diploma voor een associate degree-opleiding, de studielast van de opleiding niet voldoet aan de Nederlandse normen. Hierdoor komt eiser niet in aanmerking voor studiefinanciering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9743

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [land] , eiser

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. G.J.M. Naber).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van een aanvraag voor studiefinanciering voor een buitenlandse opleiding.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 17 juli 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 november 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen via een beeldverbinding: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is sinds 15 september 2024 ingeschreven bij de Academy of Creative Training in Brighton. Hij volgt daar de tweejarige opleiding ‘Associate of Trinity College London (ATCL) diploma in acting’.
2.1.
Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser om studiefinanciering afgewezen, omdat de opleiding niet leidt tot een nationaal erkend diploma. Na succesvolle afronding wordt het Trinity Guildhall Speech and Drama Diploma ATCL uitgereikt. Dit diploma komt echter niet voor in het Office of Qualifications and Examinations Regulation (Ofqual) register van het Verenigd Koninkrijk. Dit maakt dat het diploma niet erkend is.
2.2.
In bezwaar heeft eiser aangegeven dat hij het TCL level 4 Diploma in Performing (QCF), Qualification Number 600/0898/2 zal behalen. Met de titel diploma ‘ATCL Speech and Drama: Level 4 Diploma in Performing’. Verweerder heeft deze informatie voorgelegd aan Nuffic en gevraagd om een herwaarderingsadvies. In bezwaar heeft verweerder beslist dat eiser alsnog niet in aanmerking komt voor studiefinanciering. De opleiding Acting bij de onderwijsinstelling ACT Drama School/Trinity College London is namelijk niet vergelijkbaar is met een tweejarige Nederlandse opleiding binnen het hoger onderwijs.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt dat hij wel recht heeft op studiefinanciering. Allereerst is de opleiding die hij volgt wel vergelijkbaar met een opleiding binnen Nederland waarvoor recht op studiefinanciering bestaat. Ten tweede leidt de opleiding wel tot het beroep van acteur, waardoor er sprake is van een beroepsgerichte opleiding. Ten derde leidt de opleiding wel tot een afsluitend diploma. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunten naar verschillende documenten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser om studiefinanciering op goede gronden heeft afgewezen. Zij zal dit oordeel hierna uitleggen.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat het geschil is beperkt tot de vraag of de studie in Brighton die eiser volgt een opleiding is als bedoeld in artikel 2.14 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000).
4.2.
Uit artikel 2.14 van de Wsf 2000 volgt dat een ho-student voor studiefinanciering in aanmerking kan komen indien hij is ingeschreven voor het volgen van onderwijs aan een opleiding in het hoger onderwijs buiten Nederland, voor zover in Nederland voor een vergelijkbaar soort opleiding studiefinanciering wordt verstrekt, het niveau en de kwaliteit van de opleiding vergelijkbaar zijn met overeenkomstige opleidingen in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en het afsluitend examen voor de opleiding vergelijkbaar is met een afsluitend examen voor overeenkomstige opleidingen in de zin van de WHW en de opleiding voldoet aan de criteria die bij ministeriële regeling kunnen worden vastgesteld. Ingevolge artikel 2.14 van de Wsf 2000 moet aan al deze (cumulatieve) voorwaarden zijn voldaan.
4.3.
Op grond van artikel 2.14, vierde lid, van de Wsf 2000 stelt verweerder vast of een opleiding buiten Nederland voldoet aan de criteria, bedoeld in het derde lid. De Memorie van Toelichting bij artikel 2.14 van de Wsf 2000 [1] geeft aan dat verweerder daarbij gebruik zal maken van het oordeel van Nuffic. Nuffic is dus de aangewezen instantie om te oordelen over het niveau en de kwaliteit van het onderwijs in het buitenland.
4.4.
Verweerder heeft, conform de bedoeling van de wetgever, Nuffic om advies gevraagd ter beantwoording van de vraag of de opleiding in Brighton waarvoor eiser studiefinanciering heeft aangevraagd, voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.14 van de Wsf 2000. Nuffic heeft algemene waarderingscriteria opgesteld aan de hand waarvan getoetst wordt of een buitenlandse opleiding recht geeft op studiefinanciering. Op grond van deze criteria wordt in eerste instantie bekeken of de buitenlandse opleiding officieel erkend is in het desbetreffende land, de zogeheten eis van accreditatie. Is daarvan sprake dan wordt vervolgens aan de hand van nader omschreven kenmerken bepaald of een buitenlandse opleiding op één lijn is te stellen met Nederlands WO of HBO. In dit geval wordt onder andere gekeken naar de inhoud en de studielast van de opleiding. Om daadwerkelijk in aanmerking te komen voor studiefinanciering moet de buitenlandse opleiding vergelijkbaar zijn met een opleiding in Nederland waarvoor studiefinanciering wordt verstrekt.
4.5.
Tussen partijen is enkel in geschil of de opleiding in Brighton op één lijn te stellen is met een vergelijkbare Nederlandse opleiding.
4.6.
Om gelijk te zijn aan een Nederlandse associate degree-opleiding, moet de opleiding aan de volgende voorwaarden voldoen:
  • de opleiding is vergelijkbaar met een tweejarige opleiding binnen het hoger onderwijs;
  • de opleiding is beroepsgericht en
  • de opleiding leidt tot een afsluitend diploma.
4.7.
In Nederland kan een ho-student voor studiefinanciering in aanmerking komen als hij is ingeschreven voor het volgen van een voltijdse associate degree-opleiding, voltijdse bacheloropleiding of een voltijdse masteropleiding aan een universiteit of hogeschool. [2] Nuffic heeft beoordeeld of de opleiding Acting aan de ACT Drama school in Brighton vergelijkbaar is met een Nederlandse associate degree-opleiding. De studielast van een associate-degree opleiding bedraagt 120 studiepunten. [3] Het betreft daarmee een tweejarige HBO-opleiding. [4]
4.8.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser niet voldoet aan de eerste voorwaarde. De studielast van de opleiding die eiser volgt bestaat uit 90 studiepunten. De studielast van de opleiding komt daarmee niet overeen met die van een Nederlandse tweejarige associate degree-opleiding, waarbij de studielast is vastgesteld op 120 studiepunten. Dat op de site van Nuffic staat dat een level 5 in het EQF vergelijkbaar is aan een associate degree of twee jaar HBO maakt het voorgaande niet anders. Op de site van Nuffic staat namelijk ook vermeld: ‘Let op: het EQF/NLQF-niveau zegt niet zozeer iets over de studie-inspanning of -inhoud, maar wel over wat iemand kan en weet als een bepaald leerproces is afgerond’. De stelling van eiser dat het mogelijk is om aanvullend 30 studiepunten te behalen, wat daar ook van zij, kan eveneens niet tot een ander oordeel leiden, omdat het uitgangspunt de voor de opleiding formeel vastgestelde studielast is. Hoewel het diploma dat eiser behaald met zijn opleiding vergelijkbaar is met een diploma voor een associate degree-opleiding, is de studielast van de opleiding niet vergelijkbaar. De opleiding die eiser volgt is daarom niet vergelijkbaar met een tweejarige opleiding binnen het hoger onderwijs in Nederland. Dit maakt dat eiser niet in aanmerking komt voor studiefinanciering.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2006/07, 30 933, nr. 3 p. 7-10 en 25.
2.Op grond van artikel 2.8, eerste lid, van de Wsf 2000.
3.Artikel 7.5, eerste lid, onder e, van de WHW.
4.Artikel 7.4 van de WHW.