ECLI:NL:RBDHA:2025:14849
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor studiefinanciering en de toepassing van de hardheidsclausule
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om studiefinanciering beoordeeld. Eiseres, woonachtig in Engeland, had haar aanvraag voor studiefinanciering ingediend, maar deze was afgewezen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor studiefinanciering bij een studie in het buitenland, met name dat zij niet voldoende binding met Nederland had en niet rechtmatig in Nederland had gewoond gedurende de vereiste periode.
De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, omdat er in de bezwaarfase geen inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat verweerder ten onrechte artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft toegepast, aangezien eiseres een nieuwe aanvraag had ingediend met een andere begindatum. Hierdoor is er geen sprake van een herhaalde aanvraag. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand, omdat verweerder in zijn verweerschrift een gewijzigde motivering heeft gegeven.
De rechtbank oordeelt verder dat eiseres ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase, maar dat verweerder daar op grond van de wet niet toe verplicht was. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar bepaalt dat de rechtsgevolgen in stand blijven. Eiseres krijgt haar griffierecht vergoed en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.814. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.