ECLI:NL:RBDHA:2025:1485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
NL24.41109
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardigheid en vals paspoort

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser van Bengalese nationaliteit tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. De eiser had op 15 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 14 oktober 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is, onder andere omdat eiser met een vals paspoort Nederland wilde binnenkomen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser besproken, waaronder de ondertekening van het besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in plaats van de minister van Asiel en Migratie. Hoewel dit een gebrek was, oordeelde de rechtbank dat dit gebrek niet leidde tot vernietiging van het besluit, omdat de ondertekening door een bevoegde ambtenaar was gedaan en eiser niet in zijn belangen was geschaad. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft kunnen afwijzen, omdat eiser de minister heeft misleid door valse informatie te verstrekken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41109
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. G. Westendorp).

Inleiding

1. Eiser stelt van Bengalese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000. Hij heeft op 15 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het besluit van 14 oktober 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen dit besluit.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2025, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. J.W.F. Menick als waarnemer van de gemachtigde van eiser, P. Ghosh als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij Bangladesh heeft verlaten, omdat hij lid is van de BNP en hij bedreigd is door leden van de Awami League . Eiser is naar Zuid-Afrika vertrokken en heeft daar vijf jaar verbleven. Ook in Zuid-Afrika heeft hij zich ingezet voor de BNP . In september 2023 heeft eiser Zuid-Afrika verlaten en heeft hij in Nederland asiel aangevraagd.
1. Zaak NL24.41110
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst.
Lidmaatschap en activiteiten voor de BNP .
Problemen naar aanleiding van de activiteiten voor de BNP .
De minister vindt het eerste element geloofwaardig. Het tweede en derde element vindt de minister evenwel ongeloofwaardig. Omdat eiser heeft geprobeerd om met een vals paspoort Nederland en het Schengenbied in te reizen, wijst de minister de asielaanvraag af als kennelijk ongegrond. Eiser betwist het bestreden besluit en voert daartoe diverse beroepsgronden aan. De rechtbank bespreekt deze beroepsgronden hierna.
Bevoegdheid
4. Eiser voert aan dat het bestreden besluit is ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terwijl de minister van Asiel en Migratie het bevoegde bestuursorgaan is. Het besluit is daarom onbevoegd genomen en komt volgens eiser voor vernietiging in aanmerking.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat het besluit is ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en niet door de minister van Asiel en Migratie. Dit is een gebrek. De rechtbank is echter van oordeel dat dit gebrek kan worden gepasseerd.2 De beschikking is namelijk ondertekend door een ambtenaar die daartoe op grond van een mandaat bevoegd was. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat eiser door de onjuiste ondertekening in zijn belangen is geschaad.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
5. Eiser heeft gronden ingediend die gaan over de beoordeling door de minister van zijn asielrelaas. De rechtbank bespreekt de elementen van de beoordeling door de minister in de volgorde zoals de minister die in het bestreden besluit heeft gehanteerd.
Studentenvleugel (besluitonderdeel 3.1)
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn lidmaatschap van de studentenvleugel van de BNP . Eiser heeft namelijk tijdens het gehoor van 25 september 2023 verklaard dat hij lid was van de studentenvleugel van de BNP . Op pagina 8 van het gehoor staat ‘
Ik was lid van de studentenvleugel van de partij.’ Verder op pagina 11 van het nader gehoor verklaart eiser weer: ‘
Ik was lid van de studentenvleugel […]’. Tijdens het gehoor van 2 november 2023 heeft eiser evenwel aangegeven dat hij geen lid was van de studentenvleugel. Zijn enkele toelichting dat de tolk op 25 september 2023 een fout heeft gemaakt, volstaat niet. Eiser heeft de geconstateerde tegenstrijdigheid niet goed kunnen uitleggen. De minister heeft daardoor de tegenstrijdigheid aan eiser mogen tegenwerpen.
Aanzien vader en verkrijgen lidmaatschap (besluitonderdeel 3.2)
5.2.
De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser niet concreets heeft kunnen vertellen over waarom zijn vader een belangrijke positie binnen de BNP had. Uit zijn verklaringen blijkt dat zijn vader pamfletten en posters plakte en bijeenkomsten
2 Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 februari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ9588.
regelde.3 Uit deze verklaringen heeft de minister niet ten onrechte kunnen afleiden dat de vader van eiser geen vooraanstaande positie binnen de BNP had. De verklaring van eiser dat zijn vader veel mensen kende en in zijn dorp een groot netwerk had opgebouwd, maakt niet dat hij een prominent lid van de BNP was of dat hij als zodanig werd beschouwd. Gelet hierop heeft de minister kunnen stellen dat niet valt in te zien dat eiser al op zeventienjarige leeftijd lid kon worden van de BNP . Uit openbare bronnen volgt namelijk dat de minimumleeftijd om lid te worden van de BNP achttien jaar is.4
Betaling contributie (besluitonderdeel 3.3)
5.3.
Volgens de minister is het ongeloofwaardig dat eiser in Zuid-Afrika activiteiten voor de BNP heeft verricht, omdat eiser heeft verklaard dat hij tijdens zijn verblijf aldaar geen contributie had betaald. De rechtbank kan de minister hierin niet volgen. Eiser heeft toegelicht dat er voor leden en aanhangers van de BNP buiten Bangladesh geen verplichting bestond om contributie te betalen. Ook zonder contributiebetaling was het volgens eiser mogelijk om in Zuid-Afrika actief te zijn voor de BNP . De rechtbank vindt dit geen onaannemelijke verklaring. In ieder geval ziet de rechtbank niet waarom het ongeloofwaardig is dat eiser als aanhanger van de BNP activiteiten voor die partij zou hebben verricht. De minister heeft zijn standpunt onvoldoende toegelicht.
Summier verklaard over de BNP (besluitonderdeel 3.4)
5.4.
De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser summier heeft verklaard over de doelstellingen van de BNP . Zo heeft eiser slechts verklaard dat de BNP een partij is voor het gewone volk, dat men vrijheid van meningsuiting heeft en dat men vrij kan praten. Volgens eiser zijn gewone burgers lid van de partij, dit in tegenstelling tot de Awami League partij.5 Op de vraag om méér te vertellen over de partijstandpunten en het programma heeft eiser verklaard: ‘
Zij werken aan de eenheid voor mensen. Zij willen ook dat mensen geen geweld plegen. Ze gaan van mens tot mens om deze dingen gerealiseerd te krijgen. Zij willen vrijheid voor iedereen.’6 De minister heeft op basis van deze verklaringen de conclusie mogen trekken dat de verklaringen van eiser over de BNP algemeen zijn. Ook heeft de minister kunnen stellen dat eiser niets concreets heeft verklaard over hoe het beleid van de BNP verschilt van dat van de Awami League . Daarover heeft eiser namelijk alleen verklaard dat de Awami League wel welvaart, eerlijkheid en ontwikkeling wil, maar dat de Awami League niets doet om dat te bewerkstelligen.7 Hetgeen eiser op dit element in beroep heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Datum deelname demonstraties (besluitonderdeel 3.5)
5.5.
De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser mocht worden verwacht dat hij meer kon verklaren over zijn deelname aan demonstraties. Deze deelname is immers een belangrijk onderdeel van zijn asielmotief. Eiser heeft in het gehoor geen concrete data kunnen noemen van de demonstraties die hij zou hebben bijgewoond. Eiser heeft verklaard dat hij na zijn vertrek uit Bangladesh leed aan
3 Zie pagina 21 van het rapport nader gehoor.
4 Canada: Immigration and Regufee Board of Canada,
Bangladesh: Bangladesh Nationalist Party ( BNP ), including its structure, leaders, membership and membership documents, factions, associated organizations and activities; treatment of members and supporters by authorities (September 2012- 2015), 31 augustus 2015.
5 Zie pagina 9 van het rapport nader gehoor.
6 Zie pagina 9 van het rapport nader gehoor.
7 Zie pagina 22 van het rapport nader gehoor.
geheugenverlies en dat hij depressief was, als gevolg waarvan hij deze data niet kon noemen. Eiser heeft deze medische omstandigheden evenwel niet onderbouwd.
Kopie paspoort (besluitonderdeel 3.6)
5.6.
De minister heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser geen begin van bewijs van zijn identiteit heeft overgelegd. Omdat eiser een kopie van een paspoort heeft overgelegd, kon dat niet op echtheid worden onderzocht. Daarom heeft de minister mogen stellen dat de identiteit van eiser niet kon worden vastgesteld. Daarbij heeft de minister mogen betrekken dat eiser niet kan aantonen dat hij degene is die op de lidmaatschapskaart van de BNP wordt genoemd. Op dat document staat immers geen foto. Verder heeft eiser geen andere documenten overgelegd aan de hand waarvan hij zijn gestelde identiteit heeft kunnen onderbouwen. Het standpunt van eiser in beroep dat er wel andere identificerende gegevens op de lidmaatschapskaart van de BNP staan vermeld, doet daaraan niet af.
Steekincident vader (besluitonderdeel 3.8 en 3.9)
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser in het algemeen heeft verklaard over een steekincident tijdens een demonstratie, waarbij zijn vader slachtoffer was. Eiser heeft geen informatie verschaft over de toedracht en de locatie van dit incident. Omdat het steekincident voor eiser een voorname reden is geweest om Bangladesh te verlaten, had van hem mogen worden verwacht dat hij hierover meer concrete informatie had kunnen verschaffen. Dat eiser naar eigen zeggen niet aanwezig was bij dit incident en dat het een hectische situatie was, maakt dit niet anders. Eiser heeft na het steekincident namelijk nog contact gehad met zijn vader. Hij had zodoende navraag kunnen doen.
Foto’s (besluitonderdeel 3.7 en 3.10),
5.8.
De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep geen gronden heeft aangevoerd tegen deze besluitonderdelen. Hij heeft enkel verwezen naar hetgeen hij hieromtrent in zijn zienswijze al had aangevoerd. Hierop heeft de minister in het bestreden besluit gemotiveerd gereageerd. Het had dan op de weg van eiser gelegen om deze motivering te betwisten. Door dit na te laten, heeft eiser niet toegelicht waarom de standpunten van de minister over deze elementen onjuist zijn of onvoldoende gemotiveerd zijn.
5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister voldoende gemotiveerd dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Weliswaar heeft de minister besluitonderdeel
3.3
onvoldoende gemotiveerd, maar dit enkele gebrek leidt er niet toe dat het besluit als geheel voor vernietiging in aanmerking komt. De overige besluitonderdelen kunnen de ongegrondverklaring nog steeds dragen.
Kennelijk ongegrond
6. De rechtbank is van oordeel dat de minister de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft kunnen afwijzen. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt een aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, als de vreemdeling de minister heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden.
6.1.
Eiser heeft geprobeerd om Nederland en het Schengengebied in te reizen met een vals paspoort. Uit het proces-verbaal van de Koninklijk Marechaussee van
15 september 2023 blijkt dat eiser niet direct bij de grens heeft aangegeven dat het paspoort vals was. Pas nadat eiser met de valsheid was geconfronteerd, heeft hij asiel aangevraagd en heeft hij de valsheid erkend. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij wist dat hij in het bezit was van een vals paspoort. Dit maakt dat de minister de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft mogen afwijzen.
6.2.
Hieruit vloeit voort dat de minister terecht een terugkeerbesluit en een inreisverbod heeft opgelegd. Dit volgt uit de artikelen 62, tweede lid, onder b, en 66a, eerste lid, onder a, van de Vw.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra - Foppen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 januari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.