In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2025, in de zaak tussen eiseres en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, wordt het beroep van eiseres tegen een opgelegde ov-boete van € 268,64 beoordeeld. Eiseres had in de periode van september tot en met oktober 2024 met haar studentenreisproduct gereisd, terwijl zij daar geen recht op had. De rechtbank oordeelt dat de minister op goede gronden de boete heeft opgelegd, omdat eiseres per 31 augustus 2024 was uitgeschreven van haar opleiding en dus niet meer recht had op studiefinanciering en het studentenreisproduct. Eiseres had op 14 augustus 2023 een aanvraag voor studiefinanciering ingediend, maar na een wijziging op 13 oktober 2024 had zij haar studiefinanciering stopgezet. De rechtbank concludeert dat eiseres verantwoordelijk is voor het tijdig stopzetten van haar studentenreisproduct en dat de omstandigheden die zij aanvoert, zoals een miscommunicatie met haar ouders, niet leiden tot een uitzondering op deze verantwoordelijkheid. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de boete in stand blijft en eiseres geen vergoeding van proceskosten ontvangt.