ECLI:NL:RBDHA:2025:14852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/686023 / FA RK 25-4043
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige kinderen naar een andere gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen een moeder en een vader over de verhuizing van hun minderjarige kinderen naar een andere gemeente. De moeder heeft verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaats 1], omdat zij zich niet kan aarden in [plaats 2]. De rechtbank heeft kennisgenomen van de verzoeken van de moeder, die onder andere vroeg om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en om hen in te schrijven op een nieuwe school in [plaats 1]. De vader heeft verweer gevoerd en stelde dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen zou zijn, omdat zij hun sociale omgeving in [plaats 2] zouden verliezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de moeder voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is voor haar welzijn en dat zij een ondersteunend netwerk in [plaats 1] heeft. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder toegewezen, inclusief de wijziging van de zorgregeling, waarbij de kinderen twee van de drie weekenden bij de vader zullen zijn. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-4043
Zaaknummer: C/09/686023
Datum beschikking: 5 augustus 2025

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 28 mei 2025 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.A.E. van der Poel in Hoogerheide.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.J. Boers in ’s-Gravenzande.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandige verzoeken van de vader;
  • de berichten met bijlagen van 6 juli 2025 van de moeder.
De minderjarige [minderjarige 1] heeft zich schriftelijk uitgelaten over het verzoek.
Op 8 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat, de vader bijgestaan door zijn advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd geweest van [datum 1] 2012 tot [datum 2] 2020.
  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats 1] ,
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • [minderjarige 1] staat ingeschreven op het adres van de vader en [minderjarige 2] op het adres van de moeder.
  • De ouders hebben op 2 maart 2020 een ouderschapsplan opgesteld, waarbij in artikel 3.1 is opgenomen dat de kinderen om de week van donderdagmiddag 17:00 uur tot maandagmiddag 17:00 uur bij de vader zijn, waarbij per jaar wordt bepaald welke weekenden voor de vader danwel de moeder zijn.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
  • de hoofdverblijfplaats van beide kinderen bij haar te bepalen;
  • om aan haar vervangende toestemming te verlenen – die de toestemming van de vader vervangt – om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verhuizen naar [adres] ( [postcode] ) in [plaats 1] , gemeente [gemeente] en aldaar in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie;
  • om aan haar vervangende toestemming te verlenen – die de toestemming van de vader vervangt – om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op [naam school 1] te [plaats 1] met ingang van het schooljaar 2025/2026, althans te bepalen dat aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zo spoedig mogelijk in te schrijven op [naam school 1] te [plaats 1] ;
  • om aan haar vervangende toestemming te verlenen – die de toestemming van de vader vervangt – om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit te schrijven op [naam school 2] te [plaats 2] met ingang van schooljaar 2025/2026;
  • om het door partijen ondertekende ouderschapsplan te wijzigen voor wat betreft artikel 3.1 en te bepalen dat er een structurele zorgregeling tussen de vader en de kinderen zal zijn, inhoudende dat de kinderen één weekend per drie weken bij de moeder zijn en de overige twee weekenden bij de vader. De weekenden bij de vader vangen aan op vrijdagmiddag bij het uitgaan van school en duren tot zondagavond danwel maandagochtend, waarbij de vader de kinderen op maandagochtend naar school brengt als ze bij hem hebben overnacht, althans een door de rechtbank vast te stellen zorg- en contactregeling;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast verzoekt hij zelfstandig:
  • de moeder te verbieden om met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te verhuizen naar [plaats 1] (gemeente [gemeente] ) en voorwaardelijk, mocht de moeder al zijn verhuisd met één of beide kinderen, te gebieden terug te verhuizen naar [plaats 2] (gemeente Krimpenerwaard);
  • de moeder te verbieden om de kinderen uit te schrijven van hun school, sportvereniging, burgerlijke stand in [plaats 2] en te verbieden de kinderen in te schrijven voor een andere school, sportvereniging en burgerlijke stand in [plaats 1] ;
  • te bepalen dat [minderjarige 2] , als de moeder naar [plaats 1] verhuist, voortaan zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
  • de tussen de ouders overeengekomen zorgregeling, als de moeder naar [plaats 1] verhuist, te wijzigen in die zin dat de kinderen voortaan bij de moeder verblijven:
  • twee weekenden per drie weken;
  • ten minste de helft van de vakanties, in onderling overleg te bepalen, en de helft van de feestdagen, eveneens in onderling overleg te bepalen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:253a eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen op verzoek van de ouders geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Uit vaste jurisprudentie volgt – onder meer de Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901 – dat bij de beslissing over vervangende toestemming voor de verhuizing van de kinderen alle omstandigheden van het geval in acht moeten worden genomen en tegen elkaar af worden gewogen. Dit kan er ook toe leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de kinderen. Het gaat dan onder andere om:
  • het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doorgedacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin hij is geworteld in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
De rechtbank benadrukt dat bovenstaande opsomming niet is bedoeld als bepaling van criteria waaraan afzonderlijk moet worden voldaan, maar dat voor de beoordeling een belangenafweging moet worden gemaakt met inachtneming van genoemde omstandigheden.
Inhoudelijke beoordeling
De moeder wil met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vanuit [plaats 2] naar [plaats 1] verhuizen. De reden hiervoor is dat de moeder niet heeft kunnen aarden in [plaats 2] . De afgelopen jaren heeft zij geprobeerd haar draai te vinden door zich onder andere aan te sluiten bij de plaatselijke kerk, het koor en de ouderschapsraad van de kinderopvang, maar uiteindelijk mocht dit niet baten. De keuze voor [plaats 1] is gelegen in het feit dat de moeder tot haar 36e levensjaar en gedurende periodes van het huwelijk in [plaats 1] heeft gewoond. Haar familie en vrienden wonen daar (in de buurt), waardoor zij een ondersteunend netwerk heeft, waarop zij kan terugvallen en dat ontbreekt in [plaats 2] . De moeder stelt dat de wens om terug te verhuizen naar [plaats 1] niet voor de vader uit de lucht komt vallen. Sinds 2020 heeft de moeder de moeder al de wens om te gaan verhuizen en zij heeft deze wens meermaals met de vader besproken. Ondanks verschillende gesprekken bij de (advocaat)mediator heeft de vader geen toestemming willen geven. De moeder vindt het belangrijk dat de kinderen met haar meeverhuizen, omdat zij sinds 2018 hun vaste basis bij haar hebben. Hoewel [minderjarige 1] bij de vader staat ingeschreven, zijn beide kinderen het grootste gedeelte van de tijd bij de moeder. De moeder vindt het wel belangrijk dat de kinderen, ondanks de verhuizing naar [plaats 1] , regelmatig contact blijven houden met de vader. Zij stelt daarom voor dat de kinderen twee van de drie weekenden bij de vader kunnen zijn van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school. De moeder is bereid om op vrijdagmiddag het vervoer voor haar rekening te nemen en bij de overdracht op maandagochtend halverwege de route af te spreken. Als aanvulling op deze zorgregeling stelt de moeder voor dat de kinderen met de vader kunnen (video)bellen op een vast moment en dat de vakanties en feestdagen, conform het ouderschapsplan, weer bij helfte worden verdeeld.
De vader is het niet eens met de verhuizing van de kinderen naar [plaats 1] . Hij stelt dat de moeder hem voor een voldongen feit heeft gesteld, omdat de aankoop van de woning in december 2024 al definitief was voordat zij hem informeerde, en de woning in [plaats 2] inmiddels verkocht is. Volgens de vader is er geen noodzaak voor de moeder om te verhuizen naar [plaats 1] . Zo wonen de ouders al jarenlang in [plaats 2] en neemt de moeder actief deel aan en organiseert activiteiten in de kerk, heeft een volkstuin, zit in de ouderschapsraad van het kinderdagverblijf en is lid van een koor. De vader kan zich voorstellen dat de moeder haar familie mist, maar het staat volgens hem niet vast dat het welzijn van de moeder per definitie zal veranderen bij een verhuizing. De vader vindt daarnaast de verhuizing naar [plaats 1] niet in het belang van de kinderen. De sociale omgeving van de kinderen bevindt zich in [plaats 2] doordat zij hier naar school, sport, muziekles en de kinderopvang gaan. De vader voorziet ook problemen in de toekomst, als de kinderen ouder worden en in de weekenden meer hun eigen leven zullen gaan leiden. Als alternatief voor de verhuizing heeft de vader een birdnestingregeling in zijn woning voorgesteld, waarbij de moeder de kinderen in het weekend meeneemt naar [plaats 1] en de vader voor doordeweeks een appartement in [plaats 3] zal kopen, omdat zijn werk in [plaats 4] zit. Een andere oplossing zou volgens de vader zijn dat de moeder alleen verhuist en dat de kinderen doordeweeks bij hem verblijven.
De rechtbank stelt voorop dat de moeder in beginsel het recht en de vrijheid heeft om haar leven (opnieuw) in te richten, maar dat dit recht wordt begrensd door de belangen van de kinderen en het belang van de vader om op dezelfde manier voor de kinderen te kunnen blijven zorgen.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Door de jaren heen heeft de moeder overwegend de zorg voor de kinderen gedragen, ook in de periodes dat de ouders uit elkaar waren en weer bij elkaar kwamen. Tijdens de relatie heeft de vrouw met de kinderen in de periode van oktober 2017 tot en met december 2018 in [plaats 1] gewoond, toen partijen huwelijksproblemen hadden. De vrouw is na de scheiding met de kinderen gaan wonen in [plaats 5] , zodat de kinderen dicht bij hun vader zouden wonen. Zij is in 2021 naar [plaats 2] verhuisd. De moeder is altijd de stabiele factor geweest waar de kinderen verbleven. Zij heeft de afgelopen jaren geprobeerd te aarden in [plaats 2] . Zo heeft zij zich aangesloten bij de kerk, zich ingezet op school en voor de ouderschapsraad op de kinderopvang. Ondanks deze inspanningen heeft de moeder herhaaldelijk bij de vader aangegeven niet te kunnen aarden in [plaats 2] . De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde stukken verder blijkt dat de moeder al langere tijd, in ieder geval opnieuw vanaf juni 2023, hulpverlening heeft ingeschakeld van onder andere een GZ-psycholoog en Kwadraad om te spreken over haar wens om terug te keren naar [plaats 1] en het schuldgevoel dat zij daardoor voelt richting de vader. Uit deze stukken blijkt dat de moeder aan zichzelf heeft gewerkt en dat zij het altijd belangrijk heeft gevonden dat de vader dicht bij de kinderen is, zodat zij contact kunnen onderhouden. Tegelijkertijd concludeert de hulpverlening ook dat het de moeder niet lukt haar plek te vinden in [plaats 2] . De rechtbank is van oordeel dat de noodzaak tot verhuizing in dit geval duidelijk aanwezig is. De moeder heeft haar best gedaan om te aarden in [plaats 2] , maar na vele jaren en pogingen is dit niet gelukt.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verhuizing doordacht en voorbereid is. De moeder is hierbij niet over één nacht ijs gegaan. Zij heeft haar voornemen meermaals met de vader besproken. Zo appte de vader de moeder op 9 april 2024 met de vraag of zij bezig is om naar [provincie] te gaan. De moeder reageert als volgt: ‘
We hebben afgesproken dat ik tot 1 mei zou proberen. Dat is het nog niet. Ik heb nog steeds heimwee en daardoor ook allerlei fysieke klachten. Ik heb ook met poh ggd diverse gesprekken hierover gehad.” De moeder heeft ook nagedacht over alle praktische zaken met betrekking tot de school en de kinderopvang. Dat de moeder in december 2024 een woning heeft gekocht in [plaats 1] en pas na de koop de vader hierover heeft geïnformeerd en in mei 2025 pas een procedure is gestart om vervangende toestemming te verkrijgen, verdient naar het oordeel van de rechtbank geen schoonheidsprijs, zoals de rechtbank ook met de moeder op de zitting heeft besproken. De moeder had hierin anders kunnen en moeten handelen. Deze gang van zaken maakt het oordeel van de rechtbank echter niet anders. De rechtbank laat daarbij meewegen dat de vader desgevraagd op de zitting zegt alles te kunnen regelen in het geval dat de kinderen bij hem zouden komen wonen, maar dat bij doorvragen blijkt dat de vader het nog niet daadwerkelijk met zijn werkgever heeft besproken. De vader werkt op dit moment 36 uur per week, in de ene week vijf dagen en de andere week vier dagen, waarvan hij twee tot drie dagen naar kantoor in [plaats 4] moet. De rechtbank overweegt dat er nog geen concreet plan is om de kinderen doordeweeks op te vangen, terwijl de vader al meerdere maanden op de hoogte is van de verhuizing van de moeder. De door de vader gestelde oplossingen zoals birdnesting acht de rechtbank geen reële mogelijkheid, zeker niet op de lange termijn, temeer nu gebleken is dat de communicatie en het contact tussen de ouders niet goed verloopt.
Uit de stukken en wat op de zitting is besproken, blijkt dat de moeder compensatie in de zorgregeling heeft aangeboden. Zo heeft de moeder voorgesteld dat de kinderen drie van de vier weekenden bij hun vader zijn. De vader gaf daarop aan dat dit teveel was, omdat hij zelf ook een weekend vrij zou willen hebben. De vader wil bij een verhuizing een zorgregeling zoals de moeder zelf heeft voorgesteld waarbij de kinderen dus twee van de drie weekenden bij hem zullen zijn. Verder heeft de moeder voorgesteld dat zij de kinderen op vrijdag zal brengen en op de maandagochtend de vader halverwege tegemoet kan rijden, zodat de reistijd- en kosten voor de vader beperkt zullen blijven.
Alle belangen en omstandigheden tegen elkaar afgewend, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot vervangende toestemming voor de verhuizing met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [plaats 1] moet worden toegewezen. De rechtbank zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, nu de moeder dit heeft verzocht en door de vader hier geen verweer tegen is gevoerd.
Vervangende toestemming inschrijving basisschool
Nu de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleend om naar [plaats 1] te verhuizen, is het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij worden ingeschreven op de door de moeder verzochte school. De rechtbank zal dan ook het verzoek van de moeder om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op [naam school 1] in [plaats 1] , toewijzen.
Wijziging hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1]
De rechtbank zal het verzoek van de moeder tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] naar de moeder toewijzen, zodat dit overeenkomt met de feitelijke situatie in verband met de verhuizing van de moeder met beide kinderen naar [plaats 1] .
Wijziging van de zorgregeling
De rechtbank zal als gevolg van de verhuizing van beide kinderen naar [plaats 1] de in het ouderschapsplan opgenomen zorgregeling wijzigen. De rechtbank zal het verzoek van de moeder daartoe toewijzen, nu de vader op de zitting heeft aangegeven dat een andere verdeling van de weekenden voor hem niet haalbaar zijn. Dit betekent concreet dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] twee van de drie weekenden bij de vader zullen zijn van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school, waarbij de moeder de kinderen zal brengen op vrijdag en op maandagochtend de vader halverwege de route tegemoet zal rijden.

Beslissing

De rechtbank:
*verleent toestemming aan de moeder – die de toestemming die van de vader vervangt – om met de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats 1] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] , te verhuizen naar [plaats 1] ;
*
verleent toestemming aan de moeder – die de toestemming van de vader vervangt – om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op ‘ [naam school 1] ’ in [plaats 1] met ingang van het schooljaar 2025/2026;
*
bepaalt – met wijziging in zoverre van artikel 2 van het overgelegde ouderschapsplan van 2 maart 2020 – dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder zal zijn en zij zal worden ingeschreven op het adres van de moeder in het bevolkingsregister;
*
bepaalt – met wijziging in zoverre van artikelen 3.1 en 3.2 van het overgelegde ouderschapsplan van 2 maart 2020 – een zorgregeling waarbij de kinderen bij de vader zijn:
twee weekenden per drie weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school, waarbij de moeder de kinderen op vrijdagmiddag zal brengen en op maandagochtend de kinderen halverwege de route ophaalt;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. A.I. Knops als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 5 augustus 2025.