ECLI:NL:RBDHA:2025:14863

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
9 augustus 2025
Zaaknummer
654474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en nakoming van overeenkomst inzake klimaatkamers door Vaste Activa Powder B.V. en Dutch Egg Powder Solutions B.V. tegen Munters Netherlands B.V.

In deze zaak vorderen Vaste Activa Powder B.V. (VAP) en Dutch Egg Powder Solutions B.V. (DEPS) schadevergoeding en nakoming van een overeenkomst met Munters Netherlands B.V. (Munters) betreffende de levering van klimaatkamers. De rechtbank heeft op 25 juni 2025 een tussenvonnis uitgesproken waarin zij haar voornemen heeft aangekondigd om deskundigen te benoemen om de oorzaak van de schade aan de klimaatkamers te onderzoeken. De procedure is gestart na een reeks van klachten over gebreken aan de klimaatkamers, die in gebruik zijn genomen in januari 2017. VAP en DEPS stellen dat Munters wanprestatie heeft gepleegd door niet-deugdelijke klimaatkamers te leveren, wat heeft geleid tot schade. Munters heeft de aansprakelijkheid betwist en voert aan dat de schade niet aan haar kan worden toegerekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat er meerdere deskundigenrapporten zijn ingediend, die verschillende oorzaken voor de schade suggereren, waaronder constructieve fouten en externe factoren. De rechtbank heeft besloten dat nader deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de oorzaak van de schade vast te stellen en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om voorstellen te doen voor de benoeming van deskundigen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/654474 / HA ZA 23-868
Vonnis van 25 juni 2025
in de zaak van

1.VASTE ACTIVA POWDER B.V.,

te Weert,
2.
DUTCH EGG POWDER SOLUTIONS B.V.,
te Weert,
eiseressen,
advocaat: mr. S.H.O. Aben,
tegen
MUNTERS NETHERLANDS B.V.,
te Moordrecht,
gedaagde,
advocaat: mr. I.K.M. Hoffmann.
Partijen worden hierna VAP, DEPS en Munters genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 september 2023, met producties 1 tot en met 42;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 10;
- het tussenvonnis van 13 maart 2024, waarbij de mondelinge behandeling is bepaald, die is gehouden op 4 juni 2024 (de door de griffier gemaakte zittingsaantekeningen bevinden zich in het griffiedossier);
- het e-mailbericht van de rechtbank aan partijen van 5 juni 2024, waarmee de ter zitting met partijen gemaakte afspraken over het overleggen van een deskundigenbericht en contra-expertise zijn bevestigd;
- de akte strekkende tot inbrengen deskundigenbericht, met productie 43, van VAP en DEPS;
- het e-mailbericht van de rechtbank aan partijen van 27 november 2024, waarin is meegedeeld dat de zaak is overgenomen door mr. P.M. de Keuning, omdat de rechter van de eerste mondelinge behandeling, mr. W.M. Limborgh, niet langer werkzaam is bij de rechtbank;
- de akte tot inbrengen contra-expertise, met productie 11 van Munters;
- de akte tot inbrengen producties van 13 mei 2025, met producties 44 tot en met 46 van VAP en DEPS.
1.2.
De zaak is (opnieuw) ter zitting behandeld op 15 mei 2025, waar (vertegenwoordigers van) partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De door de griffier gemaakte zittingsaantekeningen bevinden zich in het griffiedossier.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen HB Drying Systems B.V. (met wie de rechtsvoorganger van Munters sinds december 2012 is gefuseerd, waardoor Munters in de rechten en plichten van HB Drying Systems B.V. treedt) als aannemer en Wulro Special Products B.V. (de statutaire naam van VAP sinds 2012) als opdrachtgever, is op 29 februari 2016 een overeenkomst gesloten voor het realiseren van vier zogeheten hotrooms of klimaatkamers, inclusief technische apparatuur, bestemd voor het pasteuriseren van ei producten, tegen een bedrag van
€ 508.000,00 (excl. btw) (hierna: de overeenkomst). De klimaatkamers zijn bedoeld om een optimaal klimaat te creëren (temperatuur maximaal 80 graden Celsius en maximaal 50% relatieve luchtvochtigheid, op een constant niveau) ten behoeve van het concentratie- en droogproces van ei producten.
2.2.
Vanaf het begin was er sprake van problemen met de klimaatkamers, in verband waarmee meermaals monteurs van Munters werkzaamheden aan de klimaatkamers hebben verricht.
2.3. (
Onder meer) op 6 januari 2017 en 30 november 2017 is namens VAP/DEPS aan Munters meegedeeld dat zij niet tevreden zijn over de klimaatkamers vanwege meerdere klachten en is Munters aansprakelijk gesteld voor de schade.
2.4.
In 2018 heeft Munters een creditnota van € 117.534,56 (incl. btw) aan VAP verzonden in verband met door Munters veroorzaakte schade aan de klimaatkamers.
2.5.
Op 10 juni 2018 is de laatste deelbetaling aan Munters voldaan. Munters heeft daarbij desgevraagd bevestigd dat nog een aantal punten zouden worden afgewerkt (namelijk: heaterblokken voorzien van condensaat geregelde kleppen, TSA vloerverwarming voorzien van condensaat geregelde klep en leveren en monteren van drie traanplaat platen en vierentwintig rvs doppen).
2.6.
Over een bezoek op locatie door een monteur van Munters op 8 januari 2019 heeft de monteur gerapporteerd:
“Bij nader onderzoek bleken de rubbers in meer dan redelijke staat, wel waren de hoeken vrijgekomen van elkaar, hierdoor lekt het vocht langs het rubber. Wat opviel is dat de deursluitingen niet goed afsloten, er zit speling tussen de sluitingen, sluit het deurrubber niet goed af. Ook bleken de rubbers binnenin afgekit te zijn.
Ik heb dit samen met [naam 1] van Wulro bekeken.
Voorstel is om de deurrubbers te herstellen, en waar nodig te vervangen.
En ook de deurvergrendeling aan te passen, zodat deze beter afsluit. (…)”
2.7.
Kort na het vertrek van de monteur van Munters heeft een medewerker van DEPS geconstateerd dat de tussenwand tussen hotroom 1 en hotroom 2 in de richting van hotroom 1 was verbogen. De monteur van Munters is hierover direct geïnformeerd, waarna hij is teruggekomen en de situatie heeft bekeken.
2.8.
Bij e-mailbericht van 18 januari 2019 hebben VAP/DEPS aan Munters het volgende meegedeeld:

Vorige week (8 januari 2019) is onderhoudsmonteur [naam 2] , namens Munters BV (voormalig HB Drying Systems BV), bij Dutch Egg Powder Solutions BV (hierna: "DEPS") geweest om Hotroom 1 te testen en een lekkage in deze Hotroom te inspecteren.
Het betrof een lekkage aan de lans en aan de deurrubbers. Hierdoor was Hotroom 1 al enige tijd (sinds november 2018) geblokkeerd o.a. doordat er continue vocht achterbleef, waardoor DEPS niet optimaal kon draaien.
Hotroom 1 stond open en is voor de test door de heer [naam 2] geïnspecteerd. De test die de heer [naam 2] heeft uitgevoerd hield in dat de deuren van Hotroom 1 werden gesloten en de stomer werd aangezet.
De test heeft circa 30 minuten geduurd. Na de test heeft de heer [naam 2] de deuren van Hotroom 1 wederom geopend. Naast het feit dat er vocht aanwezig was op de grond is hem niet opgevallen dat de wand op dat moment al uitgezet was.
Circa 30 minuten later heeft een operator van DEPS een inspectie uitgevoerd en geconstateerd dat de wanden (die grenzen aan Hotroom 2) van Hotroom 1 zijn uitgezet. De heer [naam 2] en Hoofd Technische Dienst van DEPS [naam 3] zijn vervolgens gaan inspecteren wat de situatie is. De verwachting is dat de wanden zijn uitgezet door ophoping van vocht n.a.v. de lekkage in de cabines boven de Hotroom. Het uitvoeren van de test door de heer [naam 2] is de druppel geweest die de emmer heeft doen overlopen. Dit na een opeenhoping van klachten en niet juist afgewerkte installaties sinds de plaatsing van de hotrooms.
Aangezien de aangrenzende Hotroom 2 op dit moment aanstaat waarin producten staan die voor specifieke klanten worden bereid, kunnen we deze Hotroom niet openen zonder het product te beschadigen.
Overigens is het wel wenselijk om Hotroom 2 te inspecteren om te bezien of hier eenzelfde uitzetting in de wanden heeft plaatsgevonden. De vraag is of deze uitzetting invloed uitoefent op het product wat nu wordt bereid in Hotroom 2. Hotroom 2 zal op 19 januari 2019 gereed zijn. Het lijkt me verstandig dat jullie bedrijf aanwezig is tijdens het openen van de Hotroom.
Ik heb destijds afgesproken met de heer [naam 2] dat jullie zorgdragen voor een aannemer die per direct (8 januari 2019) een stelling komt plaatsen om te voorkomen dat de wand gaat scheuren, verder gaat uitzetten, de constructie gaat instorten of enig ander probleem zich voordoet.
Tevens wil ik met deze email aangeven dat wij jullie aansprakelijk stellen voor alle schade die wij dientengevolge hebben geleden, zijden en nog zullen lijden.”
2.9.
Op 21 januari 2019 hebben medewerkers van partijen gezamenlijk hotroom 2 geopend. Daarover is door DEPS aan Munters – voor zover van belang – het volgende bericht gestuurd:
“Zojuist, om circa 10:38, hebben wij, samen met de heer [naam 2] van Munters BV, hotroom 2 geopend. Daarop is te zien dat de wand naar buiten is gebogen. Daarnaast is te zien dat er geen producten, pallets, stellingen of enige andere voorwerpen zijn omgevallen.”
2.10.
In een rapportage van (de door Munters geraadpleegde) Colpro van 30 januari 2019 is onder meer vermeld:
“Op 8-1-2018 [bedoeld zal zijn 8-1-2019, toevoeging rb], is er door onze monteur geconstateerd dat de wand tussen droogkamer 1 en 2, doorgebogen is en wel ca. 150 tot 200 mm. (…) Op 22 januari stut Colpro het plafond. En voert inspectie uit aan de schade van de wand. Colpro concludeert hieruit onderstaand:
(…)
- Met een laser is geconstateerd of het dak is doorgezakt. Dat is niet het geval. (…)
- De RVS koker (40x40x3) welke in de wand staat is ca. 150-200 mm doorgebogen. Het doorbuigen van de koker begint net onder het verlaagde plafond. De lengte van de koker tot aan het spant is ca. 3.700 mm.
- De RVS omega profielen welke de panelen aan beide zijden tegen de koker klemmen zijn met de koker mee gebogen.
- Vrijwel alle kitnaden van deze wand zijn gescheurd.
- Gezien de stabiele bouwwijze is het niet mogelijk dat de wand, zonder dat er grote krachten zijdelings worden uitgevoerd doorbuigt.
- Uit bovenstaande bevindingen, concluderen wij dat ontstane schade aan de wand het gevolg is van een grote zijdelingse kracht uitgeoefend op de wand, door externe factoren die niets te maken hebben met de constructie van de hotroom. (…)”
2.11.
Op 6 februari 2019 hebben VAP/DEPS Munters onder meer verzocht onvoorwaardelijk schriftelijk te bevestigen dat zij binnen een week voor deugdelijk herstel zal zorgdragen.
2.12.
In een brief van 11 februari 2019 heeft (de door VAP/DEPS geraadpleegde)
[naam 4] (hierna: [naam 4] ) aan VAP onder meer het volgende gemeld:
“Op uw verzoek hebben wij, als hoofdaannemer van de bouwkundige werkzaamheden destijds, woensdag 6 februari jongsleden de constructieopzet en aanwezige schade aan de sandwichpanelen van de hotroom 1 en 2 in de productielocatie van DEPS (…) geïnspecteerd. (…) De vraagstelling ten grondslag liggend aan de inspectie was tweeledig.
Advies omtrent de constructie opzet van de sandwich wand- en dakpanelen
Beoordelen of de schade aan de wandconstructie van hotroom 2 door een externe, mechanische factor is ontstaan
Ad.1
Vanwege het ontbreken van ontwerp-/constructie-/uitvoeringstekeningen is het lastig om te bepalen hoe de constructieopzet exact in elkaar zit (…) maar in zijn algemeen kan wel geconcludeerd worden dat door de wanden uit te voeren middels gestapelde, horizontaal gemonteerde sandwichpanelen een relatief zwakke constructieopzet ontstaat. (…)
Ad.2
(…) Gezien de aard en omvang van de schade zoals deze in de hotroom aanwezig is, ontstaan zou zijn door een externe, mechanische factor, bijvoorbeeld door een aanrijding, omvallen product, etc, zouden hiervan zeker sporen op de wandpanelen zichtbaar moeten zijn. Een grondige inspectie van de panelen levert geen enkele aanwijzing in deze richting op waardoor het ons inziens zeer onwaarschijnlijk is dat de schade ontstaan is door een externe, mechanische factor. Wat daarnaast wel opvallend is, is dat de wand aan de linkerzijde van hotroom 2, tegenover de wand welke beschadigd is, ook een, lichte, kromming/doorbuiging vertoont. (…) Deze constatering duidt naar onze mening op een (tijdelijke) extreme overdruksituatie in hotroom 2 waardoor de wanden naar buiten zijn gedrukt. (…)”
2.13.
In opdracht van de bedrijfsschadeverzekering van VAP/DEPS heeft Uticon Engineering Consultancy uit Eindhoven (hierna: Uticon) op 23 april 2019 een onderzoek ter plaatse uitgevoerd. In een rapport van 23 mei 2019 met als titel ‘Onderzoek oorzaak schade hotrooms Deps B.V. Weert’ (opgesteld door ing. [naam 5] , gecontroleerd door ing. [naam 6] en ing. [naam 7] en goedgekeurd door ing. [naam 7] ) heeft Uticon onder meer vermeld:
“2.1 Reden onderzoek
(…) Op 8 januari heeft een monteur van Munters B.V. werkzaamheden uitgevoerd aan de ventilatieunit van hotroom 1 i.v.m. problemen met de deurrubbers van deze unit (lucht lekkage). Tijdens deze werkzaamheden was hotroom 2 normaal in bedrijf. De deuren van hotroom 1 waren tijdens de werkzaamheden gesloten. De deuren zijn na de werkzaamheden weer geopend. Na de werkzaamheden van Munters B.V. is door medewerkers van Deps B.V. geconstateerd dat de wand tussen hotroom 1 en 2 was ontzet. Het midden van de wand is ca. 200 mm naar binnengekomen in de richting van hotroom 1.
(…)
3.1
Inleiding
(…)
In het januari 2019 is door Deps B.V. een schade geconstateerd aan de wand tussen hotroom 1 en Hotroom 2, nadat een monteur van Munters B.V. herstelwerkzaamheden had uitgevoerd aan hotroom 1. Sedwick Nederland B.V. heeft (als vertegenwoordiger van de verzekeraar HDI) Uticon gevraagd om te onderzoeken of een ontploffing de mogelijke oorzaak kan zijn geweest van de ontstane schade. Uticon heeft in het kader van dit onderzoek alle beschikbare documentatie bestudeerd. Op 23-04-2019 hebben (…) van Uticon een bezoek gebracht aan de locatie.
(…)
4. Mogelijke oorzaken
Op basis van de beschikbare informatie en het bezoek op locatie heeft Uticon een aantal mogelijke scenario’s opgesteld welke tot de schade hebben kunnen leiden zoals deze is geconstateerd. Van elk scenario wordt door Uticon aangegeven op een schaal van 1 tot 5 hoe waarschijnlijk het is dat dit scenario zich heeft voorgedaan. Uticon komt tot de volgende mogelijke scenario’s voor de schade aan de wand tussen hotroom 1 en hotroom 2:
Stofexplosie (of – ontploffing) in hotroom 2
Stoomexplosie (of -ontploffing) in hotroom 2
Implosie in hotroom 1 door stoomcondensatie
Vervorming van wand door vacuümzuigen hotroom 1
Aanrijding wand in hotroom 2
Inzakken wand tussen hotroom 1 en 2 door te hoge belasting van de draagconstructie.
(…)
4.4
Vervorming van wand door vacuümzuigen hotroom 1
De wand tussen hotrooms 1 en 2 is opgebouwd uit horizontaal op elkaar gestapelde isolatiepanelen, die aan de buitenzijde zijn afgewerkt met een RVS beplating. Tussen de panelen zijn de staanders van de staalconstructie opgenomen voor de ondersteuning van de dakconstructie. De panelen zijn gefixeerd met strippen, geschroefd op de staanders. De stijfheid van de wand is afhankelijk van deze staanders. De staanders van de staalconstructie zijn uitgevoerd in vierkant kokerprofiel 40x40 met een wanddikte van 4 mm. Dit resulteert in een wand met een minimale stijfheid. (…) Uticon acht het om onderstaande reden waarschijnlijk dat de schade is ontstaan door het vacuümzuigen hotroom 1:
  • De afzuigventilator van hotroom 1 is tijdens de lektesten van de ventilatie-unit in bedrijf is geweest zonder dat de klep in de luchttoevoer geopend was. Hierdoor is voldoende onderdruk in de hotroom opgetreden waarbij de wand blijvend is vervormd.
  • Vacuümzuigen is mogelijk doordat de ruimte bouwkundig luchtdicht is afgewerkt (naden overal met kit afgewerkt en de deuren zijn gesloten (deur voorzien van afdichtingsrubbers). (…)
Conclusie
(…) Als meest waarschijnlijke oorzaak voor de schade aan de wand tussen hotrooms 1 en 2 wordt door Uticon een opgetreden onderdruk in hotroom 1 aangewezen. Deze onderdruk kan zijn ontstaan doordat de afzuigventilator van de ventilatie-unit van hotroom 1 in bedrijf is geweest zonder dat de klep in het luchttoevoerkanaal naar hotroom 1 geopend was.”
2.14.
In dit rapport van Uticon is voorts vermeld dat en toegelicht waarom Uticon scenario’s 1, 2 en 3 zeer onwaarschijnlijk, scenario 4 waarschijnlijk en scenario’s 5 en 6 niet waarschijnlijk acht. Verder is vermeld dat tijdens het bezoek opviel dat het totale gewicht dat op de constructie rust aanzienlijk is en de constructie van de staanders van de gehele constructie heel licht is uitgevoerd.
2.15.
VAP/DEPS heeft Munters meermaals om constructieberekeningen van de hotrooms verzocht. Munters heeft deze laten maken door [bedrijfsnaam 1] te [vestigingsplaats] (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) en aan VAP/DEPS toegezonden. Het betreft berekeningen van
29 augustus 2019, aangeduid als ‘Statische berekeningen; project: Controle berekening constructie Deps’, opgesteld door ing. [naam 8] .
2.16.
Uticon is gevraagd deze berekeningen te controleren. In een memo, met bijlagen, van Uticon van 10 september 2019 (opgesteld door [naam 9] , intern getoetst door [naam 7] ) is daarover onder meer vermeld:
“1.2 Onderzoeksvraag:
Uticon is gevraagd om de constructieberekening van de constructie van de hotrooms, zoals opgesteld door [bedrijfsnaam 1] , te controleren.
1.3
Resultaat:
De kolommen van de vakwerkconstructie voldoen niet en zijn niet veilig. (…)
1.4
Argumenten:
In de berekening van [bedrijfsnaam 1] is uitgegaan van een gehalveerde knik-lengte van de kolommen op de beide zijden. De aanname van [bedrijfsnaam 1] is dat: (…). Deze twee aannamen zijn niet juist en zijn dan ook niet juist in de berekening ingevoerd; (…)
1.5
Aanbeveling:
Uticon adviseert om de kolommen van de constructie te vervangen door zwaardere profielen.”
2.17.
Op 4 november 2019 hebben VAP/DEPS Munters onder meer opnieuw gesommeerd de overeenkomst op correcte wijze na te komen althans ervoor te zorgen dat over vier deugdelijk functionerende hotrooms kan worden beschikt en dit binnen 14 dagen schriftelijk te bevestigen en aangekondigd zo nodig rechtsmaatregelen te treffen. In deze brief wordt Munters onder meer ook het verwijt gemaakt ernstig verwijtbaar te hebben gehandeld door gebreken niet deugdelijk te herstellen en de constructie niet vooraf door te rekenen.
2.18.
Op 11 september 2023 hebben VAP/DEPS de dagvaarding laten uitbrengen en is de onderhavige procedure gestart.
2.19.
Bij e-mailbericht van 20 mei 2025 is door de rechtbank aan partijen het volgende meegedeeld:
“Geachte advocaten,
Voor de volledigheid bevestig ik hiermee namens de rechtbank de afspraken die gisteren tijdens de mondelinge behandeling in de procedure met zaaknummer/rolnummer 654474 HA ZA 23-868 zijn gemaakt.
De mondelinge behandeling is geschorst om eisers, Vaste Activa Powder B.V. en Dutch Egg Powder Solutions B.V., in de gelegenheid te stellen een deskundigenbericht in te brengen over de oorzaak van de doorbuiging van de tussenwand van klimaatkamers 1 en 2. Daarbij moeten de eerdere berichten van Uticon en [bedrijfsnaam 1] worden meegenomen. Eisers wordt daarvoor een termijn van drie maanden gegund, dat wil zeggen tot uiterlijk 4 september 2024.
Partij Munters Netherlands B.V. wordt aansluitend in de gelegenheid gesteld een contra-expertise in te dienen. Ook zij krijgt daarvoor een termijn van drie maanden, dat wil zeggen tot uiterlijk 4 december 2024.
Daaropvolgend zal de mondelinge behandeling worden voortgezet in januari 2025. Partijen zullen tijdig worden verzocht hun verhinderdata kenbaar te maken.
Mochten partijen er in slagen een gezamenlijke deskundige aan te wijzen, dan vervalt de tweede termijn van drie maanden.”
2.20.
VAP/DEPS hebben een rapport overgelegd van Dekra van 19 juli 2024 (ondertekend met ‘Dekra Experts’) waarin onder meer is vermeld:
“In de opdracht gestelde onderzoeksvraag
Onderzoek te doen naar de mogelijke oorzaak (of oorzaken) van de doorbuiging van de tussenwand tussen hotroom 1 en hotroom 2. (…)
Bevindingen
(…) Wij hebben het onderzoeksrapport van Uticon naar de mogelijke oorzaken van de schade aan de wand tussen hotroom 1 en hotroom 2 inhoudelijk beoordeeld (…) en kunnen ons vinden in hun conclusie. Daarbij moet worden opgemerkt dat de situatie die Uticon heeft beoordeeld niet exact overeenkomt met de situatie die wij hebben aangetroffen tijdens ons bezoek, omdat de beschadigde scheidingswand tussentijds is teruggebogen en de schroefstempels zijn verplaatst.
Wij kunnen ons ook vinden in de opmerkingen van Uticon op de berekeningen van [bedrijfsnaam 1] , waar het gaat om de kniklengte van de kolommen. Die kniklengte van de kolommen is naar onze mening als ‘te kort’ aangenomen in de berekeningen door een te positieve invloed, van zowel de sandwichpanelen als van de verbinding met de vakwerkliggers, op de stabiliteit van de constructie van de hotrooms.
(…)
Conclusie
Op basis van onze bevindingen en constateringen kunnen wij concluderen dat het niet aannemelijk is dat de vervorming van de betreffende wand tussen hotroom 1 en hotroom 2 is ontstaan door aanrijding of een andere mechanische impact, zoals het omvallen van de lading. (…) Gezien bovenstaande, in combinatie met het ontbreken van substantiële schade in de vorm van krassen en deuken in de wandpanelen direct na het incident en het feit dat de eerdergenoemde verticale strippen niet zijn geknikt, is de meest aannemelijke oorzaak een kracht die ontstaan door drukverschil tussen de beide ruimten die door de betreffende wand worden gescheiden. Dit drukverschil kan, zoals eerder toegelicht, zijn ontstaan door verschil in temperatuur in combinatie met verschil in luchtvolume tussen de beide ruimten. Wellicht dat de snelheid waarmee dit gebeurt ook een rol speelt. Omdat de wandpanelen van de hotrooms onderdeel zijn van de constructie en daarmee een bijdrage leveren aan de sterkte, stijfheid en stabiliteit van de hotrooms, kan een zijwaartse luchtdruk de evenwichtige afdracht van krachten beïnvloeden en ‘het krachtenspel’ verstoren, met uitknikken van de wandpanelen tot gevolg.”
2.21.
Als bijlage bij het rapport van Dekra is een rapport van [bedrijfsnaam 2] (hierna: [bedrijfsnaam 2] ) van 19 juli 2024 gevoegd, met als omschrijving ‘Second opinion berekening constructie hotrooms’ (opgesteld en ondertekend door ir. [naam 10] en voor akkoord ondertekend door ing. [naam 11] ). Daarin is onder meer vermeld:
“In opdracht van Dekra Experts heeft [bedrijfsnaam 2] een second opinion gedaan op de berekening van de staalconstructie van de hotrooms bij DEPS Weert. (…)
4.Conclusies
(…) Op basis van de staalberekening van [bedrijfsnaam 1] kan niet de conclusie worden getrokken dat constructie van de hotrooms voldoet aan de vigerende regelgeving. De berekening is niet volledig om deze conclusie te kunnen trekken. Er ontbreken enkele essentiële controles.
  • Veranderlijke belasting op het dak en windbelasting zijn niet beschouwd.
  • Er zijn geen geometrische imperfecties is rekening gebracht.
  • Er is geen stabiliteitsberekening gemaakt, waarbij de sanwichpanelen gecontroleerd zijn.
Na deze aanvullende controles, kan een conclusie getrokken worden of constructie van de hotrooms voldoet aan de vigerende regelgeving.”
2.22.
Munters heeft een rapport (contra-expertise) overgelegd van Nebest (opgesteld door ir. [naam 12] en dr. ir. [naam 13] ) van 2 december 2024, waarin onder meer is vermeld:
“2. Oorzaak schade
(…) Op 8 januari 2019 zijn door een monteur van Munters werkzaamheden uitgevoerd aan de ventilatie van hotroom 1 en is deze getest op lekkage. Hierbij is vastgesteld dat de rubbers niet goed afsloten (…). De ruimte is hiermee dus niet luchtdicht. Na de werkzaamheden is een vervorming ontdekt van de wand tussen hotroom 1 en hotroom 2. (…)
4. Conclusie
Concluderend kan wat betreft de rapportage van Dekra gesteld worden dat:
  • Het niet vastgesteld is dat er geen schade is aan de vervormde wand aan de zijde van hotroom 2 in de vorm van een mechanische impact welke tot de vervorming van de wand heeft geleid.
  • Het onduidelijk is wat de invloed van het water in de sandwichpanelen en de invloed van de lekkages in de hotroom op de stabiliteit van de constructie is.
  • Het theoretische drukverschil tussen wel en niet in gebruik zijnde hotrooms 18% bedraagt en niet meer, zoals gesuggereerd door Dekra.
  • Het aannemelijk is dat niet slechts een drukverschil tot de vervorming van de wand heeft geleid, maar dat hier een initiatie voor aanwezig moet zijn geweest.
  • De aanrijdbeveiliging ontworpen is voor het gebruik van palletwagens, welke zijn functie verliest bij het gebruik van vorkheftruck met een risico op aanrijdingen en mechanische schade als gevolg.
  • De vele jaren tussen het incident en het bezoek van Dekra en de onmogelijkheid tot inspectie van beide zijden van de vervormde wand, maken dat de conclusie van Dekra deels gebaseerd is op aannames. Er is geen eenduidig bewijs aanwezig om de oorzaak voor het vervormen van de wand aan te wijzen.
Met betrekking tot de constructieve berekening kan het volgende geconcludeerd worden:
De constructieve berekening is opgesteld nadat de vervorming van de wand was ontdekt. Het is bij Nebest niet bekend in hoeverre het aangehouden ontwerp overeenkomt met de werkelijkheid.
In de berekening van [bedrijfsnaam 1] zijn een aantal fouten gemaakt:
  • Er is geen veranderlijke belasting op het dak aangehouden.
  • Er is geen horizontale stootbelasting beschouwd.
  • Er is geen onder- en overdruk op de wanden beschouwd.
  • Er is geen rekening gehouden met geometrische imperfectie.
  • De modellering komt niet geheel overeen met het ontwerp.
Verder geeft [bedrijfsnaam 1] onvoldoende inzicht in de stabiliteitsvoorzieningen. (…) [bedrijfsnaam 2] benoemd dat dit verder uitgezocht of aangetoond moet worden. Nebest sluit zich aan bij [bedrijfsnaam 2] . De stabiliteitsvoorzieningen laten twee vraagstukken over:
  • De stabiliteit parallel aan de doorgangen en in het dak zouden voorzien moeten zijn door de sandwichpanelen. Hierover hebben alle partijen twijfels.
  • Haaks op de doorgangen zijn er geen gesloten vlakken waarin de sandwichpanelen stabiliteit kunnen voorzien. Desondanks is er gerekend met een horizontale steun aan de bovenzijde van de spanten. Het is onduidelijk of dit een koppeling met de constructie van gebouw betreft of iets anders.
(…)”.

3.Het geschil

3.1.
VAP en DEPS vorderen, na vermindering van eis, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Munters te veroordelen tot deugdelijke nakoming van de overeenkomst binnen twee maanden na de datum van dit vonnis op straffe van een dwangsom,
te verklaren voor recht dat Munters aansprakelijk is voor de door VAP en/of DEPS geleden en te lijden schade op grond van wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen, en Munters te veroordelen tot vergoeding van die schade nader op te maken bij staat,
Munters te veroordelen tot betaling van de contractuele boete van € 24.587,00 in verband met te late oplevering,
alles met veroordeling van Munters in de (na)kosten.
3.2.
Aan de vorderingen ligt samengevat ten grondslag dat Munters geen goed functionerende klimaatkamers heeft opgeleverd en dat VAP/DEPS niet hebben gekregen wat zij op grond van de overeenkomst (tegen betaling van ruim € 500.000,00) mochten verwachten. Daarmee heeft Munters wanprestatie gepleegd jegens VAP/DEPS of, indien DEPS niet als contractspartij wordt beschouwd, onrechtmatig gehandeld jegens DEPS. VAP/DEPS vorderen nakoming van de overeenkomst, aanvullende schadevergoeding en de contractuele boete van 4% van de aanneemsom.
3.3.
Munters voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van VAP/DEPS in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting van 15 mei 2025 is vastgesteld dat de vorderingen jegens gedaagde sub 2, Bonvanie, zijn ingetrokken.
De ontvankelijkheid van VAP/DEPS
4.2.
Tussen partijen staat vast dat Munters de rechtsopvolger is van HB Drying Systems BV en dat de statutaire naam van Wulro Special Products B.V. sinds 2012 VAP is. Wulro Special Products B.V. (VAP) heeft de facturen ontvangen en betaald. VAP/DEPS stellen dat DEPS de feitelijke gebruiker van de klimaatkamers is. Munters heeft (in de conclusie van antwoord) een ontvankelijkheidsverweer gevoerd.
4.3.
Artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat niemand een rechtsvordering toekomt zonder voldoende belang. Er moet sprake zijn van voldoende belang om een procedure te kunnen rechtvaardigen. In het vereiste van voldoende belang ligt besloten dat het belang bij het instellen van een vordering evenredig moet zijn aan het belang van de wederpartij en dat van een behoorlijke rechtspleging. Dat voldoende belang bestaat bij een vordering mag in beginsel worden verondersteld. Dit artikel moet met terughoudendheid worden toegepast.
4.4.
Evident is dat VAP belang zou kunnen hebben bij toewijzing van haar vorderingen. Dit verweer wordt – voor zover dat is gehandhaafd – dan ook verworpen.
4.5.
Munters wijst erop dat DEPS geen contractspartij is en ook geen eigenaar van de ruimte waarin de klimaatkamers zijn opgesteld. De rechtbank overweegt dat thans niet kan worden vastgesteld dat DEPS geen belang heeft bij de procedure, nu de vorderingen deels ook zijn gebaseerd op artikel 6:162 BW. Het ontvankelijkheidsverweer jegens DEPS wordt daarom eveneens verworpen.
Zijn de vorderingen verjaard?
4.6.
Namens VAP en DEPS is een ingebrekestelling van 4 november 2019 verzonden. Tussen partijen is in geschil of de verjaringstermijn van twee jaar uit artikel 7:761 BW met de brief van 5 november 2021 tijdig is gestuit. Volgens Munters verstreek de verjaringstermijn op 3 november 2021.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat in het onderhavige geval sprake is van een overeenkomst van aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 BW. Dat betekent dat de in lid 1 van artikel 7:761 BW genoemde verjaringstermijn van twee jaar geldt.
4.8.
VAP en DEPS stellen dat de verjaringstermijn niet is gaan lopen omdat er niet is opgeleverd. Munters heeft dat betwist. De rechtbank is van oordeel dat die stelling VAP/DEPS niet kan baten en overweegt daartoe als volgt. Voor oplevering bij aanneming geldt het bepaalde in artikel 7:758 lid 1 BW. Voor het onderhavige geval betekent dit het volgende. Uit het dossier blijkt dat de kamers in januari 2017 in gebruik zijn genomen (dat volgt onder meer uit productie 7 bij conclusie van antwoord: een e-mailbericht van 5 januari 2017 van DEPS waarin wordt gemeld ‘
Wij gaan drogen/verpakken op woensdag. Dat betekent dat je monteurs voor de deuren op maandag of dinsdag hier kan heen sturen’). De klimaatkamers zijn ook in gebruik gebleven en sinds januari 2017 wordt er geproduceerd.
Wel is er (ook) nadien met Munters nog meermaals contact geweest over gebreken. Op grond van artikel 7:758 lid 1 BW worden VAP en DEPS door de ingebruikname geacht het werk stilzwijgend te hebben aanvaard. Dat geldt echter wanneer daarbij niet kenbaar is gemaakt dat dit onder voorbehoud was. In brieven van 6 januari 2017 en 30 november 2017 van de voormalige advocaat van VAP/DEPS zou een dergelijk voorbehoud kunnen worden gelezen: in die brieven is Munters aansprakelijk gesteld voor gebreken en is vermeld dat betalingsverplichtingen worden opgeschort totdat alle gebreken verholpen zijn en schade vergoed is en dat de hotrooms als opgeleverd kunnen worden beschouwd indien alle benodigde aanpassingen zijn verricht in de vier hotrooms. Vervolgens is op 10 juni 2018 de laatste deelbetaling (10%) voldaan, die volgens de overeenkomst verschuldigd is maximaal 3 maanden na oplevering. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de klimaatkamers in juni 2018 zijn opgeleverd. Voor zover op dat moment nog sprake was van gebreken geldt dat, zoals Munters terecht heeft aangevoerd, dit niet in de weg staat aan oplevering (vgl. bijv. ECLI:NL:GHSHE:2024:1332).
4.9.
De verjaringstermijn van twee jaar uit artikel 7:761 lid 1 BW vangt aan vanaf het moment dat de aannemer het protest van de opdrachtgever ter zake van een gebrek aan het opgeleverde werk heeft ontvangen. Indien de opdrachtgever de aannemer een termijn heeft gesteld, gaat de verjaringstermijn van twee jaar pas lopen na het verstrijken van deze termijn of vanaf het moment dat de aannemer laat weten het gebrek niet te zullen herstellen. In dit geval is in de brief van 4 november 2019 aan Munters voor zover van belang het volgende gemeld: “
Andermaal wordt Munters gesommeerd om de onderhavige overeenkomst op correcte wijze na te komen, althans ervoor zorg te dragen dat cliënte de beschikking krijgt over vier deugdelijk functionerende hotrooms die duurzaam kunnen worden ingezet voor het pasteuriseren van eiwitpoeder op de wijze zoals overeengekomen en dit uiterlijk binnen 14 dagen na heden schriftelijk te bevestigen, bij gebreken waarvan rechtsmaatregelen zullen worden getroffen jegens zowel Munters als haar (voormalig) bestuurders.”
4.10.
De termijn van twee jaar is gaan lopen na het verstrijken van de in de brief van
4 november 2019 genoemde termijn van veertien dagen. Dit betekent dat het verweer dat de vorderingen van VAP en DEPS op grond van de artikelen 3:296 en 6:74 BW zijn verjaard, niet slaagt.
4.11.
Dat ligt anders voor de vordering die ziet op de contractuele boete (van 4% van de aanneemsom). Tussen partijen is niet in geschil dat in het contract een fatale termijn voor de eerste productie is vastgelegd: week 35 van 2016. Die termijn is niet gehaald. Zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een datum van oplevering van 10 juni 2018. Munters heeft onweersproken gesteld dat VAP/DEPS voor het eerst aanspraak hebben gemaakt op de contractuele boete bij de dagvaarding van 11 september 2023. De wettelijke verjaringstermijn van 5 jaar (artikel 3:310 BW) was op dat moment al verstreken. Deze vordering is dan ook verjaard.
De vervorming van de tussenwand
4.12.
Tussen partijen is in geschil of sprake is van een gebrek waarvoor Munters (op grond van wanprestatie dan wel onrechtmatige daad) aansprakelijk is. VAP/DEPS stellen dat sprake is van vervorming van de tussenwand tussen klimaatkamers 1 en 2 (hierna: het gebrek). Bij VAP en DEPS ligt de bewijslast en het -risico ter zake van het gebrek. Dat (thans nog) sprake is van overige gebreken is in de processtukken onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd.
4.13.
Overigens staat vast dat een medewerker van Munters schade heeft veroorzaakt aan wanden van de hotrooms door deze met een heftruck te raken. Volgens Munters betrof dit cosmetische schade aan RVS platen. Die schade is afgehandeld; daarover hebben partijen in 2018 een regeling getroffen. Munters heeft daarvoor een creditnota gestuurd van ruim
€ 117.000,00. Partijen zijn het erover eens dat die schade geen verband houdt met schade die ziet op het gebrek (aan de tussenwand tussen hotrooms 1 en 2).
4.14.
Het probleem trad op/werd zichtbaar nadat een monteur van Munters op
8 januari 2019 werkzaamheden in hotroom 1 had verricht. In de conclusie van antwoord schrijft Munters hierover het volgende:
“Kort na dat bezoek nam Wulro contact op met Munters. De tussenwand tussen hotroom 1 en 2 was ingezakt. De monteur van Munters is daarop terug gekomen naar Wulro en heeft een en ander bekeken. Er liet zich niet direct een oorzaak aanwijzen voor de inzakking en Munters liet voor de zekerheid de muren van hotroom 1 en 2 stutten door haar onderaannemer Colpro B.V..” Van de zijde van VAP/DEPS is tijdens de eerste zitting (4 juni 2024) verklaard dat de kamers 1 en 2 wel in gebruik zijn (gebleven), maar dat de wand is gestut.
4.15.
Partijen hebben onderzoek laten verrichten naar de oorzaak van de doorbuiging van de tussenwand van klimaatkamers 1 en 2.
4.16.
Munters heeft in eerste instantie Colpro onderzoek laten doen, die als oorzaak een externe factor aanwees. VAP/DEPS hebben Dercks gevraagd de situatie te beoordelen, die op 11 februari 2019 schreef een externe oorzaak zeer onwaarschijnlijk te achten en extreme overdruk in hotroom 2 te vermoeden. Dercks merkte daarbij op opvallend te vinden dat de wand aan de linkerzijde van hotroom 2, tegenover de beschadigde wand, ook een lichte kromming/doorbuiging vertoonde. De verzekeraar van VAP en DEPS heeft Uticon ingeschakeld, die op 23 mei 2019 voor vervorming van de wand als meest waarschijnlijke oorzaak onderdruk in hotroom 1 (door vacuümzuigen) aanwees. Uticon wees op de lichte constructie van de hotrooms. Munters heeft op verzoek van VAP/DEPS constructieberekeningen – door [bedrijfsnaam 1] – laten opstellen en overgelegd. Uticon heeft op
10 september 2019 over die berekeningen gezegd dat deze gebaseerd zijn op onjuiste aannames en dat de berekeningen niet juist zijn. Munters weerspreekt dat onderdruk in hotroom 1 de oorzaak van vervorming van de tussenwand kan zijn en acht dat om diverse redenen zeer onwaarschijnlijk. De vervolgens na de zitting in 2024 door partijen geraadpleegde deskundigen (Dekra namens VAP/DEPS en Nebest namens Munters) schreven allebei dat op basis van de constructieberekeningen van [bedrijfsnaam 1] niet kon worden beoordeeld of de constructie al dan niet deugt. Deze conclusie van Dekra is gebaseerd op advies van [bedrijfsnaam 2] , die Dekra voor controle van de berekeningen heeft ingeschakeld. Dekra achtte (op 19 juli 2024) verder een externe factor niet waarschijnlijk. Nebest heeft dat (op 2 december 2024) bestreden. Dat betekent dat de vraag of het gebrek veroorzaakt wordt door een constructieve fout (waarvoor Munters in ieder geval aansprakelijk is) dan wel een externe oorzaak op basis van de rapportages niet kan worden beantwoord. Daarom acht de rechtbank onderzoek door een door de rechtbank te benoemen deskundige noodzakelijk.
4.17.
De rechtbank is voornemens (een) deskundige(n) te benoemen en aan de deskundige(n) de volgende vragen voor te leggen:
Is vast te stellen wat de (meest waarschijnlijke) oorzaak is/oorzaken zijn voor de vervorming van de wand tussen klimaatkamers 1 en 2? In welke mate belemmert dit gebrek het deugdelijk functioneren?
Indien vast te stellen is wat de oorzaak/oorzaken is/zijn van de vervorming van de tussenwand, wat is/zijn daarvan naar uw mening de (meest waarschijnlijke) oorzaak/oorzaken? Kunt u daarbij ingaan op de mogelijkheid van een constructief gebrek en de mogelijkheid van een externe oorzaak?
Wilt u uitleggen op welke grond(en) u tot uw conclusie komt?
3. Is sprake van een deugdelijke constructie, die voldoet aan vigerende regelgeving en de eisen van goed en deugdelijk werk? Wilt u daarbij aandacht besteden aan wat de reeds geraadpleegde deskundigen hebben opgemerkt over wat er nodig is om conclusies over de constructie te kunnen trekken?
4. Wilt u de constructieberekeningen (laten) maken waaruit blijkt of de gerealiseerde constructie van de hotrooms deugdelijk is?
5. Is het gebrek te herstellen? Zo ja, op welke wijze? Kunt u een schatting geven van de daarmee gepaard gaande kosten?
6. Heeft u voor het overige nog opmerkingen die voor het onderhavige geval van belang kunnen zijn?
4.18.
Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over aantal, deskundigheid en – bij voorkeur eensluidend – over de persoon van de te benoemen deskundige(n). Voorts kunnen partijen zich uitlaten over de hiervoor vermelde vragen en aanvullende suggesties doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
4.19.
Gelet op de op VAP en DEPS rustende bewijslast is de rechtbank voornemens de kosten van de deskundige(n) voorshands ten laste van hen te brengen. Zij moeten het voorschot betalen. De partij die bij eindvonnis in het ongelijk wordt gesteld, dient de kosten uiteindelijk te dragen.
4.20.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten als onder 4.18 bedoeld. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk twee weken vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
4.21.
De rechtbank geeft partijen in overweging om (nogmaals) te onderzoeken of het treffen van een minnelijke regeling mogelijk is, gelet op de tijd, de nog te maken (deskundigen)kosten en risico’s die gemoeid zijn met het voeren van de verdere procedure.
4.22.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 30 juli 2025om partijen in de gelegenheid te stellen een akte te nemen waarin zij zich uitlaten als in 4.18 bedoeld,
5.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk twee weken vóór de genoemde roldatum de concept-akte dienen toe te sturen, zodat zij ieder in hun eigen akte kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. de Keuning en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.
3280/3224