ECLI:NL:RBDHA:2025:14864

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
9 augustus 2025
Zaaknummer
679872
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk; tekortkomingen in de uitvoering van dakopbouwen en schadevergoeding

In deze zaak hebben opdrachtgevers, buren van elkaar, een aannemingsovereenkomst gesloten met [bedrijfsnaam 1], de rechtsvoorganger van de gedaagde aannemer, voor de bouw van een dakopbouw op hun woningen. De aanneemsommen bedroegen € 96.800,00 per opdrachtgever. Na de uitvoering van het werk ontstonden er geschillen over de kwaliteit van het werk en de facturering van meerwerk. De gemeente heeft geconstateerd dat de bouw in strijd was met de omgevingsvergunning en heeft handhaving aangekondigd. De aannemer heeft het werk neergelegd en de opdrachtgevers hebben hem in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat de aannemer tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten, omdat hij het werk niet wilde hervatten zonder betaling van meerwerkfacturen en omdat het werk niet voldeed aan de eisen van goed en deugdelijk werk. De rechtbank veroordeelt de aannemer tot schadevergoeding aan de opdrachtgevers, die samen een bedrag van € 117.265,00 vorderen, inclusief vergoeding van buitengerechtelijke kosten en deskundigenkosten. De rechtbank wijst de vorderingen van de opdrachtgevers toe, terwijl de vorderingen van de aannemer in reconventie worden afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan de opdrachtgevers.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/679872 / HA ZA 25-141
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van
1. [partij A] ,2. [partij B], beiden te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie, verwerende partijen in reconventie,
hierna te noemen: [partij A] respectievelijk [partij B] , en gezamenlijk: opdrachtgevers,
advocaat: mr. R.D. Kersbergen,
tegen
[partij C] B.V.te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: aannemer,
advocaat: mr. A. Knol.

1.Waar gaat deze zaak over?

1.1.
Opdrachtgevers zijn buren. Zij hebben [bedrijfsnaam 1] (hierna: [bedrijfsnaam 1] ), de rechtsvoorganger van aannemer, opgedragen een (aan elkaar gesloten) dakopbouw te maken op hun beide woningen. Opdrachtgevers sloten daarvoor ieder voor zich een aannemingsovereenkomst met [bedrijfsnaam 1] . De aanneemsommen bedroegen
€ 96.800,00 inclusief btw. Opdrachtgevers hebben de volledige aanneemsommen betaald. De overeenkomsten zijn overgenomen door aannemer. Voor zowel [bedrijfsnaam 1] als voor aannemer heeft de heer [naam 1] als enige contactpersoon voor opdrachtgevers opgetreden.
1.2.
Gaandeweg het werk is onenigheid ontstaan tussen partijen over de wijze van uitvoering van het werk en over het door aannemer gefactureerde meerwerk. Na een inspectie door de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente heeft de gemeente opdrachtgevers laten weten dat in afwijking van de omgevingsvergunning is gebouwd en heeft zij aangekondigd te zullen handhaven.
1.3.
Overleg hierover, en over het door aannemer in rekening gebrachte meerwerk, had niet het door partijen gewenste resultaat en aannemer heeft het werk neergelegd. Daarop hebben opdrachtgevers aannemer in gebreke gesteld en hem een termijn gegeven om de aannemingsovereenkomsten alsnog na te komen. Aannemer wilde echter het werk niet hervatten, als niet eerst de meerwerkfacturen werden betaald. Uiteindelijk hebben opdrachtgevers een deskundige ingeschakeld om het werk te beoordelen. Aannemer heeft daarop een contra-expertise laten uitvoeren.
1.4.
In deze zaak komt de rechtbank tot het oordeel dat aannemer tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten. Hij heeft ten onrechte het werk niet willen voortzetten als niet eerst meerwerkfacturen werden betaald. Daarnaast blijkt uit de berichten van de door partijen ingeschakelde deskundigen dat het werk niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk en dat het werk niet is gebouwd in overeenstemming met de constructietekeningen en -berekeningen. Onder verrekening met het nog door opdrachtgevers te betalen meerwerk, wordt aannemer veroordeeld tot het vergoeden van de door opdrachtgevers geleden schade.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 23 januari 2025, met producties 1 tot en met 25;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en
met 3;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens vermeerdering van eis met producties 26 en 27;
- de akte houdende productie van opdrachtgevers, met productie 28;
- de brief van aannemer van 10 juni 2025, met producties 4 tot en met 6.
2.2.
Op 17 juni 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. De
griffier heef aantekeningen gemaakt van wat daar is besproken.

3.De feiten

3.1.
Op 7 april 2022 is tussen [partij B] en [bedrijfsnaam 1] en tussen [partij A] en [bedrijfsnaam 1] een aannemingsovereenkomst tot stand gekomen. [partij A] heeft de schriftelijke vastlegging daarvan nog diezelfde dag ondertekend. [partij B] heeft dat op 20 juni 2022 gedaan. De overeengekomen betalingsvoorwaarden zijn: 50% voor aanvang werk, 25%
“tijdens bouw wanneer casco is geplaatst”en 25% bij oplevering. Verder is bepaald:
“Meerwerk: 50 euro per uur ex btw en materiaal kosten. Rekening houdende met de slechte bouwtekeningen en constructietekeningen waarbij wij diverse constructies hebben moeten aanpassen deze zijn doorgegeven aan de constructeur. Asbest vrije rapportage i.v.m. sloop schoorstenen is aanwezig. […]”
3.2.
Op 12 april 2022 kwamen partijen als
“toevoeging offerte”overeen:
“Opbouw wordt casco opgeleverd en binnenwanden worden sausklaar opgeleverd. De bestaande elektraverdeelkast wordt vervanging i.v.m. brandveiligheid en gesplitst met opbouw. De wanden opbouw worden met brandvertragende impregnatie behandeld. Plaats elektrapunten worden in overleg geplaatst. Er wordt in de opbouw drie verwarmingselementen geplaatst, meerdere wordt meerwerk. Meerwerk in overleg. […]”
3.3.
Op 19 april 2022 is de omgevingsvergunning verleend. In juni 2022 heeft [adviesbureau] uit [plaats] (hierna: [adviesbureau] ) in opdracht van [bedrijfsnaam 1] constructieberekeningen gemaakt voor het werk.
3.4.
In juli 2022 is [bedrijfsnaam 1] gestart met de bouw. Op 10 september 2022 heeft [partij A] de laatste termijn van de aanneemsom betaald en op 21 september 2022 heeft [partij B] de laatste termijn betaald. Eind 2022 heeft [bedrijfsnaam 1] zijn bedrijfsactiviteiten gestaakt. Het werk is overgenomen door aannemer.
3.5.
In november 2022 hebben opdrachtgevers een bouwbegeleider ingeschakeld.
3.6.
Op 4 januari 2023 heeft aannemer (nog op naam van [bedrijfsnaam 1] ) [partij B] een meerwerkfactuur (nummer [factuurnummer 2] ) gestuurd van € 4.762,80. Op 30 januari 2023 heeft hij [partij B] een meerwerkfactuur (nummer [factuurnummer 3] ) gestuurd van € 518,49.
3.7.
De Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Den Haag (hierna: de gemeente) heeft op 16 februari 2023 de opbouwen geïnspecteerd. De gemeente heeft daarbij een paar korte opmerkingen gemaakt over de constructie van de opbouw, overschrijding van de erfgrens en over de schoorstenen. Naar aanleiding van dit bezoek hebben partijen op
23 februari 2023 een overleg gehad, waarbij zij ook de twee meerwerkfacturen en een gebrekenlijst die de bouwbegeleider had opgesteld, hebben besproken.
3.8.
Op 9 maart 2023 heeft de gemeente opdrachtgevers laten weten:
“Middels deze brief maken wij bekend dat wij, vanwege de geconstateerde illegale bouw / strijdige bouw op bovengenoemd perceel inhoudende het bouwen in afwijking van de verleende omgevingsvergunning […] voornemens zijn om handhavend op te treden. Dit betekent dat wij u door middel van het opleggen van een last onder dwangsom gelasten om de overtreding op te heffen. Een conceptbrief treft u hierbij aan. […]
3.9.
In die conceptbrief (last onder dwangsom) heeft de gemeente aangegeven om welke afwijkingen het gaat. Dat zijn:
-
Verankering van de HSB wanden/puien is niet uitgevoerd conform goedgekeurd constructierapport;
-
Onderslagbalken t.p.v. de voor- en achtergevel zijn naar alle waarschijnlijkheid niet geplaatst aangezien de dakbedekking niet verwijderd is, en het plafond van de 2e verdieping niet open is gemaakt om de 2 x 2 balken 80 x 180 aan te brengen;
-
Raveling t.b.v. trapgat is niet aangebracht in de bouwmuur;
-
Verankering van de HSB wanden op de bouwmuur niet controleerbaar, maar hier zijn grote twijfels bij gezien de staat van de rest van de aanbouw (aantonen dat de draadeinden M16 h.o.h. 50 cm zijn aangebracht;
-
Stalen IPE 200 ligger niet conform opgaaf constructeur verbonden met houten staanders (150 x 150 hout);
-
Houten staanders (150 x 150) t.b.v. IPE ligger niet uitgevoerd conform opgaaf constructeur;
-
Stalen hekwerken t.b.v. frans balkon aan de voorzijde, zijn niet aangebracht;
-
De detaillering boven de kozijnen is niet conform de vergunning;
-
Zinken kraal op de goot dient nog te worden aangebracht;
-
Het pluviasysteem is niet conform vergunning aangebracht;
-
Vloerafscheiding rondom het trapgat ontbreekt;
-
De zijgevels zijn niet conform vergunning uitgevoerd;
-
Schoorsteen niet opgetrokken in dakopbouw van nr. 465, kanaal is in gebruik door de onderburen;
-
Dak is niet uitgevoerd als warm dak (isolatie is namelijk aan de binnenzijde tussen de balken geplaatst);
-
De opstand onder de kozijnen aan de voorzijde is te laag uitgevoerd, waardoor er binnen vochtproblemen ontstaan.”
3.10.
Naar aanleiding van deze brief hebben opdrachtgevers op 20 maart 2023 samen met hun bouwbegeleider overleg gehad met de gemeente en met aannemer. Bij e-mail van 29 maart 2023 heeft de gemeente de afspraken die tijdens het overleg werden gemaakt bevestigd. Die afspraken zijn:
-
Bij de uitvoering zijn er diverse constructieve wijzigingen doorgevoerd, die door de aannemer middels zijn constructeur (d.m.v. tekeningen en berekeningen) zal worden aangetoond.
Verder hebben we de afdeling Welstand gevraagd of er akkoord gegaan kan worden met de uitgevoerde wijzigingen. […]
-
De schoorstenen dienenwelopgemetseld te worden bovendaks, zoals vergund.
-
Zinkenkraal dient wel aangebracht te worden conform vergunning.
-
Zijgevel dient conform vergunning te worden uitgevoerd (zie detail 06). Dit betreftgeenondergeschikte wijziging.
-
Graag ontvangen wij aanvullende stukken in het kader van eerder gemaakte afspraken met dhr. [naam 2] . […]”
3.11.
Op 5 april 2023 heeft aannemer aan [partij B] een
“1e Aanmaning […] Betreffende: Meerwerk uitgevoerd volgens conform casco opbouw”met factuurnummer [factuurnummer 1] voor een bedrag van € 26.774,15 inclusief btw toegezonden. Daarop staat dat het gaat om
“[…] de eindafrekening […]”. Aan [partij A] heeft hij op die dag eenzelfde aanmaning gezonden, maar met factuurnummer [factuurnummer 2] en voor een bedrag van € 29.284,05 inclusief btw.
3.12.
Bij aangetekend schrijven van 14 april 2023 heeft [partij A] aannemer in gebreke gesteld. [partij B] deed hetzelfde bij aangetekend schrijven van 17 april 2023. Daarbij hebben opdrachtgevers aannemer er, onder andere, op gewezen dat aannemer met de gemeente had afgesproken ontbrekende gegevens aan te leveren en dat hij de in de bespreking van 20 maart 2023 genoemde gebreken zou herstellen. Omdat aannemer tot op dat moment had nagelaten de gemaakte afspraken na te komen en had nagelaten de werkzaamheden correct uit te voeren, hebben opdrachtgevers hem verzocht dat alsnog te doen binnen veertien dagen na dagtekening van hun respectievelijke brieven.
3.13.
Daaraan heeft aannemer geen gehoor gegeven, wel heeft hij [partij A] op 25 april 2023 een tweede aanmaning voor betaling van de meerwerkfactuur gezonden.
Op 2 mei 2023 is [partij B] gesommeerd de meerwerkfactuur te voldoen. Op 5 mei 2023 is [partij A] gesommeerd de meerwerkfactuur te voldoen.
3.14.
Op 16 mei 2023 heeft TOP Expertise BV te Rotterdam (hierna: TOP) in opdracht van opdrachtgevers het werk geïnspecteerd en daarover op 18 september 2023 gerapporteerd.
3.15.
Opdrachtgevers hebben dit rapport op 9 oktober 2023 toegezonden aan [bedrijfsnaam 1] en hem aansprakelijk gesteld voor de daarin genoemde gebreken. Daarop heeft [bedrijfsnaam 1] laten weten de bedrijfsactiviteiten eind 2022 te hebben beëindigd en medegedeeld dat deze zijn overgenomen door aannemer, waaronder ook de aannemingsovereenkomsten met opdrachtgevers.
3.16.
Op 27 november 2023 hebben opdrachtgevers aannemer opnieuw in gebreke gesteld en hem een termijn van veertien dagen gegeven om te bevestigen dat hij alsnog binnen een termijn van drie maanden zal nakomen. Daarop heeft aannemer laten weten een contra-expertise te wensen. Het werk heeft hij niet hervat.
3.17.
Op 22 maart 2024 heeft ZNEB Expertise en Taxatie B.V. (hierna: ZNEB) het werk geïnspecteerd en daarover op 3 april 2025 gerapporteerd.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
Opdrachtgevers vorderen - samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, voor recht verklaart dat aannemer op grond van tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aansprakelijk is en hem veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 117.265,00 aan zowel [partij A] als aan [partij B] . Ook maken zij aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten, deskundigenkosten en proceskosten.
4.2.
Opdrachtgevers leggen aan hun vordering ten grondslag dat aannemer tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten. Aannemer heeft in afwijking van de omgevingsvergunning gebouwd, er kleven gebreken aan het werk en het werk is niet afgerond.
4.3.
Aannemer voert verweer. Aannemer concludeert tot niet-ontvankelijkheid van opdrachtgevers, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van opdrachtgevers, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van opdrachtgevers in de kosten van deze procedure.
4.4.
Aannemer voert - samengevat - aan dat hij zijn werk deugdelijk heeft uitgevoerd. Hier en daar is het werk nog niet afgerond, maar dat is geen gebrek. Aannemer heeft zijn werk opgeschort, omdat opdrachtgevers de meerwerkfacturen niet betaalden. Ook het feit dat in afwijking van de bouwvergunning is gebouwd wil, volgens hem, niet zeggen dat sprake is van een gebrek. De casco werkzaamheden zijn al in september 2022 opgeleverd. De vorige inspecteur van de gemeente heeft een soortgelijke opbouw in de straat goedgekeurd. De nieuwe inspecteur is, volgens aannemer, van de verkeerde tekeningen en berekeningen uitgegaan.
4.5.
Aannemer is verder van mening dat voor zover door opdrachtgevers gestelde gebreken als een tekortkoming worden gezien, deze kunnen worden hersteld. Sloop, zoals door opdrachtgevers gewenst, is volgens hem niet nodig. ZNEB heeft de herstelkosten begroot op € 49.251,00, zodat elk van eisers, volgens aannemer, de helft daarvan te vorderen heeft. Voor zover aan opdrachtgevers enig bedrag zou worden toegewezen heeft aannemer zich beroepen op verrekening daarvan met zijn meerwerkfacturen.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.7.
Aannemer vordert - samengevat – dat de rechtbank opdrachtgevers bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis veroordeelt tot betaling van zijn meerwerkfacturen, of een bedrag van € 9.611,00 per eiser. Dat bedrag (x 2) is de door ZNEB geraamde waarde van de uitgevoerde afbouwwerkzaamheden (pagina 27/28 van de rapportage van ZNEB). Aannemer heeft daarbij aangetekend dat voor zover partijen geen prijsafspraak maakten, te gelden heeft dat de aannemer recht heeft op een redelijke prijs.
4.8.
Aannemer legt aan de vordering ten grondslag dat opdrachtgevers niet betwisten dat de werkzaamheden zijn gedaan, maar dat partijen van mening verschillen of die werkzaamheden bij het aangenomen werk horen, of dat het meerwerk is.
4.9.
Opdrachtgevers voeren verweer. Opdrachtgevers concluderen tot niet-ontvankelijkheid van aannemer, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van aannemer, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van aannemer in de kosten van deze procedure.
4.10.
Opdrachtgevers betwisten de meerwerkfacturen van aannemer. Zij hebben daarbij onder andere gewezen op het besprekingsverslag van hun bouwbegeleider van het overleg van partijen op 23 februari 2023, door hen overgelegd bij productie 14 bij dagvaarding. Deels gaat het om posten die onder het aangenomen werk vallen, deels gaat het om werk dat niet is uitgevoerd en deels om gebrekkig uitgevoerd werk, aldus nog steeds opdrachtgevers.
4.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
Opdrachtgevers verwijten aannemer dat hij heeft gebouwd in afwijking van de omgevingsvergunning, dat er gebreken kleven aan het werk en dat het werk nog niet is afgerond. Ze hebben hun vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot schadevergoeding. Zij betwisten dat het casco is opgeleverd.
5.2.
Aannemer stelt dat de vorige inspecteur van de gemeente een eerder door aannemer in de straat gerealiseerde soortgelijke dakopbouw heeft goedgekeurd, en dat die inspecteur het casco van de dakopbouw van opdrachtgevers in september 2022 ook heeft goedgekeurd. Daarmee was het casco opgeleverd en zijn gebreken die bij oplevering kenbaar waren voor risico van opdrachtgevers, aldus nog steeds aannemer.
5.3.
Dat het casco is opgeleverd, is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan. Opdrachtgevers betwisten dat er een rondgang is gemaakt met het doel het casco op te leveren. Dat er een inspectieronde is gehouden met de vorige inspecteur van de gemeente, maakt dat niet anders. Het doel van die inspectieronde was niet het opleveren van de casco-opbouwen aan opdrachtgevers, maar het verrichten van een controle van de door aannemer gerealiseerde werkzaamheden aan de hand van de verstrekte omgevingsvergunning.
5.4.
Uit de door aannemer bij zijn productie 4 overgelegde e-mailcorrespondentie van hem met de voormalige inspecteur blijkt ook niet van een oplevering of van goedkeuring. De laatste mail (gezien in de tijd) bij deze productie, is een e-mail van die inspecteur aan aannemer van 8 juli 2022, waarin deze schrijft:
“Je zult ondertussen wel op de hoogte zijn van de goedgekeurde constructiestukken. Belangrijk om de volgende zaken na te gaan en door te geven:
Verankering bestaande daklaag ter controle opsturen;
Prefab elementen ter controle opsturen;
Controleren constructieve doorbraken in onderliggende bouwlagen, en
Hekwerk details verankering nog toekomen. […]”
5.5.
Dat dit alles ook is gebeurd en dat de inspecteur vervolgens in september 2022 zijn goedkeuring aan de opbouw heeft gegeven, blijkt daaruit niet. Ook blijkt daaruit niet dat de casco-opbouw is opgeleverd aan opdrachtgevers. Dat opdrachtgevers wel de volledige aanneemsom hebben voldaan, maakt dat niet anders. Daarover hebben zij, door aannemer onvoldoende weersproken, opgemerkt dat zij daartoe gedwongen werden omdat aannemer anders het werk zou neerleggen.
5.6.
Daar komt bij dat de eigen deskundige van aannemer heeft geconstateerd dat de vloer van de dakopbouwen nog niet voltooid was, zodat het ook niet voor de hand ligt dat (het casco van) de dakopbouw al zou zijn opgeleverd. Nu niet is vast komen te staan dat het werk is opgeleverd en aannemer dus niet reeds op die grond ontslagen is van aansprakelijkheid, zal de rechtbank de door opdrachtgevers gestelde gebrekkige werkzaamheden beoordelen.
De door opdrachtgevers gestelde gebreken en het onvoltooide werk
Raveling voor het trapgat is niet aangebracht in de bouwmuur
5.7.
De rechtbank constateert dat dit een van de punten is die door de gemeente zijn opgenomen in haar concept last onder dwangsom, overgelegd bij productie 11 bij dagvaarding, en waarover partijen op 20 maart 2023 afspraken maakten, zoals beschreven in het verslag van de bouwbegeleider (overgelegd bij productie 12 bij dagvaarding). Aannemer heeft onweersproken gelaten dat partijen afspraken dat de raveling alsnog deugdelijk moest worden opgelegd op de bouwmuur. Nu hij dit niet heeft gedaan, levert dat gelet op deze afspraak een tekortkoming op. De kosten hiervan komen voor rekening van aannemer.
5.7.1.
Op grond van de rapportages van TOP en ZNEB moet de uitvoeringswijze, een oplegging van 2,5 cm, overigens ook als een tekortkoming worden gekwalificeerd. ZNEB heeft daarover opgemerkt:
“Uitgaande van afdoende constructieve draagkracht in de toegepaste balken, kenmerken wij de ravelingen vooralsnog niet als een gebrek. Een controleberekening kan dit nog verduidelijken.”TOP heeft daarover opgemerkt dat 2,5 cm niet voldoet omdat de dakvloer zwaarder wordt en de vuistregel is 11 cm of 2/3 van de vloerhoogte. Dat heeft aannemer onweersproken gelaten en een controleberekening heeft hij niet overgelegd, terwijl dat wel op zijn weg lag. De rechtbank passeert zijn verweer daarom als onvoldoende gemotiveerd. Hier is sprake van een tekortkoming van aannemer.
Vloer dakopbouw niet strak gelegd, niet bevestigde vulmiddelen en vering van de vloer
5.8.
TOP en ZNEB hebben geconstateerd dat aannemer de bestaande dakbedekking in stand heeft gelaten, terwijl in het ontwerp was voorzien in het verwijderen daarvan. Verder hebben zij beiden gerapporteerd dat aannemer regels heeft toegepast over de bestaande dakbedekking en dat, omdat de bestaande dakvloer niet vlak is, de houten regels door aannemer zijn aangevuld met stukjes laminaat. Deze vulmiddelen zijn niet bevestigd aan de regels. Op de regels heeft aannemer de houten vloer (-platen) aangebracht, die volgens de bevindingen van TOP aanzienlijk beweegt bij het belopen, zodat het risico bestaat dat de vulmiddelen verschuiven en de vloer nog meer gaat bewegen.
5.8.1.
ZNEB heeft gerapporteerd het aanzienlijk bewegen van de vloer niet geconstateerd te hebben. Zij wijt het veren van de vloer aan het nog niet afdoende stevig bevestigd zijn van de vloerdelen. Dat is volgens ZNEB een gebrek. Het gebruik van vulmiddelen kan volgens deze deskundige voldoen, als deze maar deugdelijk zijn bevestigd aan de onderliggende balklaag. Daarvoor moeten de bevestigingen worden gecontroleerd en zo nodig aangepast. Een aanvullende constructieberekening kan uitsluitsel geven, aldus nog steeds ZNEB.
5.8.2.
TOP heeft in reactie daarop aangetekend dat ZNEB er aan voorbij gaat dat de dakbedekking volgens het ontwerp had moeten worden verwijderd en aannemer een vloerschijf had moeten vormen. Door de huidige uitvoering is de draagkracht van de vloer aanzienlijk lager, aldus TOP. Dat heeft aannemer onweersproken gelaten en een controleberekening heeft hij niet overgelegd, terwijl dat wel op zijn weg lag. De rechtbank passeert zijn verweer daarom als onvoldoende gemotiveerd. Op dit onderdeel is aannemer tekort geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten.
Constructie bestaande balklaag
5.9.
TOP heeft gerapporteerd dat volgens de constructieve berekeningen er, ter plaatse van de achtergevel van de dakopbouw, in de bestaande balklaag twee balken gekoppeld aan elkaar hadden moeten worden aangebracht. TOP concludeert dat tijdens de inspectie nergens uit is gebleken dat het dak van de woningen was geopend om de bestaande balklaag op deze manier constructief te versterken. De bestaande dakbedekking was niet verwijderd. Ook aan de plafonds onder de bestaande dakvloer van de woningen heeft TOP geen sporen aangetroffen waaruit blijkt dat de constructie zou zijn verzwaard, zoals dat had gemoeten. Opdrachtgevers hebben aan TOP verklaard dat er geen werkzaamheden aan het bestaande dak aan de achterzijde van de woning zijn uitgevoerd, behalve voor het maken van een sparing voor de trap. TOP heeft het daarom niet aannemelijk geacht dat aannemer de twee constructief noodzakelijke gekoppelde balken heeft aangebracht.
5.9.1.
ZNEB volgt TOP daarin en heeft het ook niet aannemelijk geacht dat onder de achtergevel van de dakopbouw een dubbele balk is aangebracht. Aannemer heeft zich bij de beoordeling van ZNEB neergelegd. Tussen partijen staat daarmee vast dat aannemer op dit punt tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomsten.
Dakisolatie
5.10.
ZNEB heeft geconstateerd dat de dakisolatie niet is uitgevoerd in overeenstemming met de bouwtekening. Op grond van het ontwerp had aannemer de isolatie van het dak aan de buitenzijde (warm dak) moeten aanbrengen. Hij heeft dat echter aan de binnenzijde gedaan (koud dak). Volgens ZNEB zal bij een correcte uitvoering van dit koude dak en met een deugdelijke dampdichte onderlaag deze uitvoeringswijze niet als een bouwtechnisch gebrek kunnen worden aangemerkt. ZNEB acht niet aangetoond dat de isolatie niet goed aaneengesloten is aangebracht. TOP heeft daarop aangetekend dat zij ter plekke heeft vastgesteld dat de isolatie niet aaneengesloten is aangebracht. Dat heeft aannemer onweersproken gelaten, en ook heeft hij niet nader gemotiveerd aangevoerd dat de isolatie deugdelijk is aangebracht, terwijl dat op zijn weg had gelegen. De rechtbank passeert het verweer van aannemer daarom. Aannemer is op dit punt tekort geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten.
Kunststof kozijnen, niet waterkerend en niet deugdelijk in het stelkozijn geplaatst
5.11.
Zowel TOP als ZNEB hebben gerapporteerd dat de kozijnen niet waterkerend zijn en er hemelwater in de dakopbouwen stroomt. TOP heeft – door aannemer onweersproken - toegelicht dat het lekt, omdat de dakbedekking onder de regel niet was verwijderd tijdens de bouw. Nu zal er onder de regel door water vloeien en terechtkomen tussen de vloer van de dakopbouw en het originele dak van de etage, aldus TOP.
5.11.1.
Dat is, naar het oordeel van de rechtbank, een tekortkoming van aannemer.
5.11.2.
TOP heeft geconstateerd dat sprake is van doorbuiging en werking van de kozijnen. ZNEB heeft gerapporteerd dat op enkele plaatsen met name de deuren niet exact waterpas staan en de neggen naast de kozijnen niet te lood staan. ZNEB heeft de afdichtingen met zwarte kit gebrekkig en niet duurzaam bevonden. Daarop heeft TOP onweersproken aangetekend dat het kozijn niet recht gesteld is en uit de haak gemonteerd is, waardoor de kans groot is dat het kozijn blijvend vervormd is. Ook zij beoordeelt de afdichtingen met kit en tape als gebrekkig.
5.11.3.
Ook dit is, naar het oordeel van de rechtbank, een tekortkoming van aannemer.
Raam defect bij [partij B]
5.12.
De gescheurde ruit bij [partij B] is door ZNEB bevestigd en wordt door aannemer niet betwist. Tussen partijen staat daarmee vast dat aannemer op dit punt tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten.
Overbouw, gootconstructie wijkt af van de tekeningen
5.13.
De deskundigen van partijen zijn het met elkaar eens dat de gerealiseerde gootconstructie afwijkt van de bouwkundige tekeningen. Daarop staan overstekken getekend aan de voor- en de achterzijde van de dakopbouwen, terwijl aannemer die rondom heeft gerealiseerd. Daarmee is volgens TOP sprake van een overbouwing van de erfgrens aan de linker- en rechterzijde van de opbouw. ZNEB heeft aangegeven overbouwing niet te hebben kunnen vaststellen.
5.13.1.
In reactie daarop heeft TOP er op gewezen dat de hartlijn van de gezamenlijke bouwmuur van de buren aan de linker- en de rechterzijde, als scheidingslijn tussen de woningen moet worden aangehouden. Die zogenaamde beuklijn wordt met 15 tot 20 cm overschreden en dat is overbouw, aldus nog steeds TOP.
5.13.2.
Dat heeft aannemer onweersproken gelaten. De rechtbank passeert het verweer van aannemer daarom als onvoldoende gemotiveerd. Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten.
Plaatmateriaal van de boeidelen van de overstekken is bol gaan staan
5.14.
De deskundigen van partijen zijn het er over eens dat de boeiboorden niet voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Ook dit is een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten.
Staalconstructie
5.15.
TOP heeft gerapporteerd dat aannemer in de voor- en achtergevel een stalen kolom heeft geplaatst ter plaatse van de woningscheidende wand. Deze kolommen staan op de doorbuigende dakvloer, terwijl ze volgens het ontwerp zouden moeten worden gemonteerd op de locatie waar aannemer de verzwaring, in de vorm van twee gekoppelde balken, in de constructie van de dakvloer had moeten aanbrengen. Die verzwaring bracht aannemer niet aan (zie hiervoor onder 5.9 en 5.9.1). Omdat TOP maar enkele schroeven heeft waargenomen in de voetplaat van een van de stalen kolommen, waarmee de kolom (alleen maar) aan de dakvloer is bevestigd, voldoet volgens haar de verankering niet aan de constructieve tekeningen en berekeningen, aldus nog steeds TOP.
5.15.1.
Aannemer heeft onweersproken gelaten dat de stalen kolom enkel aan de dakvloer is bevestigd, terwijl de kolom volgens het ontwerp aan de verzwaarde constructie
inde dakvloer had moeten worden bevestigd. Dat is, naar het oordeel van de rechtbank, een tekortkoming van aannemer.
5.15.2.
Tussen partijen is ook in discussie of aannemer wel een stalen ligger in de constructie heeft verwerkt. [partij B] meent van niet, zij heeft tijdens de bouw geen stalen ligger gezien. Aannemer heeft daarvan echter een foto aan ZNEB getoond. TOP heeft daarover opgemerkt dat niet eenduidig blijkt of de foto van dit werk is. Zonder destructief onderzoek is het niet vast te stellen, aldus TOP.
5.15.3.
Opdrachtgevers hebben hun stellingen op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dat sprake is van een tekortkoming van aannemer is de rechtbank op dit onderdeel niet gebleken.
Afvoersysteem regenwater
5.16.
TOP heeft vastgesteld dat aannemer geen pluvia systeem heeft geïnstalleerd zoals het ontwerp voorschrijft. In plaats daarvan heeft zij twee regenpijpen aangebracht voor het afvoeren van het water van de platte daken. Deze regenpijpen bevinden zich boven de woningen van de buren aan de linker- en rechterzijde en lozen op de daken van de buren.
5.16.1.
Aannemer heeft aangevoerd dat het doorboren van de balken voor het aanleggen van een pluviasysteem niet goed mogelijk was. Dat zou leiden tot een verzwakking, daarom heeft hij gekozen voor een alternatief. ZNEB heeft aangegeven de mening van aannemer te delen dat doorboren van de balken zou leiden tot verzwakking. Het door aannemer toegepaste alternatief is volgens ZNEB op zich goed, maar de uitvoering is gebrekkig. Er is hemelwater in de dakopbouw gestroomd, de hemelwaterafvoer is ten onrechte niet geïsoleerd en het hemelwater wordt geloosd op het dak van de buren, terwijl dat volgens tekening via een aansluiting op de bestaande hemelwaterafvoer had gemoeten.
5.16.2.
Op grond van de bevindingen van beide deskundigen komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van een tekortkoming van aannemer.
Wanden, balken 38 x 120 mm in de wanden geplaatst in plaats van 38 x 140 mm
5.17.
TOP heeft één wand kunnen meten en heeft daarvan vastgesteld dat aannemer balken heeft toegepast met een dimensionering van 38 x 120 mm, waar het ontwerp uitging van een dimensionering van 38 x 140 mm. De wand is hierdoor minder stijf en constructief minder sterk, aldus TOP.
5.17.1.
ZNEB heeft gerapporteerd dat aannemer verklaarde slankere regels te hebben toegepast, namelijk 38 x 115 mm, maar meer regels en op meerdere plekken dubbele regels. Aan de hand van foto’s van aannemer constateerde ZNEB dat de hart op hart afstand van de houten regels kleiner was dan van de houten dakbalken. Daarom is, volgens ZNEB, wel aannemelijk dat de wand constructief voldoet. Hij heeft geadviseerd een controle berekening te laten maken.
5.17.2.
Volgens TOP blijkt nergens uit dat de regels dichter op elkaar zijn gemonteerd, daarbij is het volgens haar bovendien nog de vraag of daardoor de stevigheid van de wand daadwerkelijk voldoet aan de sterkteberekening van de constructeur. Dat heeft aannemer onweersproken gelaten en een controleberekening heeft hij niet overgelegd, terwijl dat wel op zijn weg lag. De rechtbank passeert zijn verweer daarom als onvoldoende gemotiveerd. Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten.
Nog uit te voeren werkzaamheden
5.18.
Partijen zijn het er over eens dat aannemer niet heeft uitgevoerd: het stuken van de zijgevels, het bevestigen van steenstrips op delen van de buitengevel, de afwerking van de achtergevel en het plaatsen van het dakterras. Ook op deze onderdelen is aannemer tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten.
Verzuim?
5.19.
Aannemer stelt het werk te hebben neergelegd, omdat opdrachtgevers de meerwerkfacturen onbetaald lieten. Opdrachtgevers waren volgens hem al in verzuim, zodat aannemer niet in verzuim kon raken. Opdrachtgevers betwisten in verzuim te zijn geraakt. Zij hebben de volledige aanneemsommen betaald, er kleefden constructieve gebreken aan het werk en de meerwerkfacturen waren onjuist. Zij hebben hun betalingsverplichtingen opgeschort.
5.19.1.
Op 23 februari 2023 hebben partijen overleg gehad naar aanleiding van het bezoek van de gemeente en naar aanleiding van de oorspronkelijke meerwerkfacturen gericht aan [partij B] , factuurnummer [factuurnummer 2] van 4 januari 2023 voor een bedrag van € 4.762,80 en factuurnummer [factuurnummer 3] van 30 januari 2023 voor een bedrag van € 518,49. Daarbij hebben opdrachtgevers aannemer laten weten dat een aantal van de gefactureerde werkzaamheden tot het aangenomen werk hoorde en niet als meerwerk in rekening kon worden gebracht. Zij hebben aannemer verzocht die facturen te crediteren en nieuwe aangepaste facturen te zenden. Aan dat verzoek heeft aannemer voldaan. Hij zond opdrachtgevers vervolgens de nieuwe facturen [factuurnummer 1] en [factuurnummer 2] . Die facturen zijn niet overgelegd, alleen eerste aanmaningen daarop, die zijn gedateerd op 5 april 2023.
5.19.2.
Naar het oordeel van de rechtbank beroepen opdrachtgevers zich terecht op opschorting. Niet alleen betwisten zij een deel van de meerwerkfacturen (waarover hierna meer), maar ook werden zij bij het bezoek van de gemeente op 16 februari 2023 geconfronteerd met de mogelijke aanwezigheid van constructieve tekortkomingen aan de opbouw, waarvan zij als leken de consequenties niet konden overzien. Op dat moment hadden zij hun aanneemsommen volledig betaald en stond een bedrag aan meerwerkfacturen open van € 4.762,80 + € 518,49 = € 5.281,29. Dat opdrachtgevers niet tot betaling van deze meerwerkfacturen overgingen, komt de rechtbank niet onredelijk voor gelet op de uitlatingen van de gemeente tijdens de inspectie.
5.19.3.
Dat geldt ook voor de nieuwe hogere meerwerkfacturen. In het licht van de concept last onder dwangsom van de gemeente was het begrijpelijk dat opdrachtgevers eerst de consequenties in beeld wilden hebben van de door de gemeente gedane bevindingen, voordat zij tot betaling van de facturen over zouden gaan. De consequenties zouden voor hen ingrijpend kunnen zijn, terwijl het aannemer te verwijten viel dat in afwijking van de omgevingsvergunning was gebouwd, en die facturen bovendien door hen worden betwist.
5.19.4.
Dit betekent dat opdrachtgevers terecht hun betalingsverplichtingen hebben opgeschort en daardoor niet in verzuim zijn geraakt. Aannemer heeft echter ten onrechte geweigerd het werk voort te zetten zolang de meerwerkfacturen niet werden betaald. Ook na herhaalde in gebreke stelling heeft hij zijn (herstel)werkzaamheden niet hervat. Aannemer is in verzuim geraakt en is op grond van artikel 6:74 BW schadeplichtig geworden tegenover opdrachtgevers.
De schade van opdrachtgevers
5.20.
Ter onderbouwing van hun schade hebben opdrachtgevers offertes overgelegd van [bedrijfsnaam 2] voor het herstellen en aanpassen van de door aannemer gerealiseerde dakopbouwen. Beide offertes sluiten op een bedrag van € 117.265,00 inclusief btw.
5.20.1.
Tegen de hoogte van deze offertes heeft aannemer geen specifiek verweer gevoerd. Wel heeft hij aangevoerd dat de door hem gerealiseerde constructie niet zo ondeugdelijk is dat deze gesloopt moet worden. De constructies zoals die door zijn (constructeur) zijn bedacht zijn goedgekeurd door de gemeente; het werk is alleen nog niet afgerond omdat er niet werd betaald. ZNEB heeft becijferd dat de herstelkosten € 49.251,00 voor de beide opbouwen samen bedragen. Dat betekent volgens aannemer dat beide opdrachtgevers de helft daarvan te vorderen hebben. Aannemer heeft zich daarbij nadrukkelijk beroepen op verrekening met zijn vordering in reconventie.
5.20.2.
De rechtbank heeft onder 5.4 overwogen dat van goedkeuring door de gemeente niet is gebleken. Op 8 juli 2022 heeft de gemeente aannemer nog verzocht om constructieve berekeningen en/of tekeningen ter controle, zoals van de verankering van de bestaande daklaag en de constructieve doorbraken in onderliggende bouwlagen. Wat er hierna is gebeurd heeft aannemer niet toegelicht.
5.20.3.
De eigen deskundige van aannemer, die volgens aannemer beschikte over de juiste tekeningen en berekeningen, heeft op pagina 25 van 28 van zijn rapport, aangetekend dat meerdere (constructie)onderdelen niet in overeenstemming met de constructieberekeningen van 1 juni 2022 van [adviesbureau] (de eigen constructeur van aannemer) zijn uitgevoerd en zouden moeten worden gecontroleerd. Die controle heeft aannemer niet laten uitvoeren, terwijl het op zijn weg had gelegen om dat te doen. In dat licht ziet de rechtbank geen aanleiding om het verzoek van aannemer te honoreren om alsnog een deskundige te benoemen.
5.20.4.
De rechtbank sluit aan bij de conclusie van de beide deskundigen, dat het door aannemer geleverde werk niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. TOP heeft gelet op de aard en de omvang van de gebreken geadviseerd om de opbouwen te slopen en opnieuw op te bouwen. Omdat aannemer zijn betwisting van deze noodzaak onvoldoende heeft onderbouwd, zal de rechtbank TOP volgen in haar advies. Dat de rechtbank het gestelde ontbreken van de stalen ligger (zie hiervoor onder 5.15.2 en 5.15.3) niet als tekortkoming van aannemer heeft beoordeeld, maakt dat niet anders. De aard en de omvang van de vastgestelde gebreken rechtvaardigen dit ingrijpende herstel.
5.20.5.
De hoogte van de vorderingen van opdrachtgevers is door aannemer niet specifiek betwist, zodat de vorderingen worden toegewezen met inachtneming van de verrekening met de vorderingen van aannemer. De vordering op [partij B] bedraagt € 26.774,15 inclusief btw en bestaat uit de volgende posten:
Factuurnummer [factuurnummer 1] , [partij B]
drain € 200,00 en materiaal € 20,00 (pluvia systeem)
€ 220,00
het plaatsen van elektrapunten
€ 400,00
muur en keukentrap afbreken
€ 1.500,00
plaatsen goot en materialen
€ 800,00
afvoer van puin
€ 1.152,03
plaatsen warm, koud waterleidingen
€ 127,50
plaatsen trap
€ 2.283,88
uitrachelen plafond en stucplaten
€ 2.536,18
stucwerk
€ 4.000,00
plaatsen rabat
€ 166,27
steenstrips
€ 800,00
overige materialen
€ 878,42
administratie uren 36 x € 50,00
€ 1.800,00
manuren 160 x € 50,00
€ 8.000,00
€ 22.127,40
Vermeerderd met 21% btw (€ 4.646,75)
€ 26.774,15
De vordering op [partij A] bedraagt € 29.284,05 inclusief btw en bestaat uit de volgende posten:
Factuurnummer [factuurnummer 2] , [partij A]
drain € 200,00 en materiaal € 20,00 (pluvia systeem)
€ 220,00
het plaatsen van elektrapunten
€ 400,00
muur en keukentrap afbreken
€ 1.500,00
afvoer van puin
€ 1.152,03
plaatsen afvoer stamleiding
€ 260,00
plaatsen warm, koud waterleidingen
€ 127,50
plaatsen trap
€ 2.283,88
stucwerk
€ 4.000,00
Plaatsen van doorvoeren schoorsteen
€ 2.613,60
plaatsen rabat
€ 166,27
steenstrips
€ 800,00
overige materialen
€ 878,42
administratie uren 36 x € 50,00
€ 1.800,00
manuren 160 x € 50,00
€ 8.000,00
€ 24.201,70
Vermeerderd met 21% btw (€ 5.082,35)
€ 29.284,05
Het beroep op verrekening van aannemer
5.21.
Opdrachtgevers betwisten de bevoegdheid van aannemer om te verrekenen niet. Wel betwisten zij de meerwerkfacturen die aannemer wenst te verrekenen. Bij hun aangetekende brieven van respectievelijk 14 en 17 april 2023 (zie hiervoor onder 3.12) hebben zij aannemer in het bezit gesteld van hun inhoudelijke opmerkingen op de nieuwe meerwerkfacturen en van het besprekingsverslag van de bespreking van 23 februari 2023, waarin de oorspronkelijke meerwerkfacturen gericht aan [partij B] werden besproken.
5.21.1.
[partij A] heeft in zijn brief kenbaar gemaakt dat voor hem geldt dat de afspraken die aannemer met [partij B] en de bouwbegeleider heeft gemaakt, blijven staan. Hij heeft daarbij verwezen naar het besprekingsverslag van de bijeenkomst op 23 februari 2023 en naar de nieuwe factuur 2023-1 met aantekeningen.
Geen meerwerk, maar aangenomen werk
5.22.
Opdrachtgevers beklagen zich erover dat aannemer werkzaamheden als meerwerk heeft gefactureerd terwijl dat volgens hen tot het aangenomen werk hoort. Het gaat om:
drain € 200,00 en materiaal € 20,00 (pluvia systeem)
€ 220,00
het plaatsen van elektrapunten
€ 400,00
de post ‘Muur + keukentrap afbreken’
€ 1.500,00
het afvoeren van puin
€ 1.152,03
het plaatsen van een trap
€ 2.283,88
het uitrachelen van plafond en stucplaten
€ 2.536,18
stucwerk
€ 4.000,00
het plaatsen rabat
€ 166,27
steenstrips
€ 800,00
€ 13.058,36
Vermeerderd met 21% btw
€ 15.800,62
5.22.1.
Aannemer heeft in zijn offerte de tot het aangenomen werk behorende werkzaamheden niet gespecificeerd. Hij stelt slechts dat met “opbouw” in de offerte wordt bedoeld een casco opbouw, waaronder volgens hem wordt verstaan de ruwbouw; het wind- en waterdicht opleveren van een bouwwerk, maar zonder afwerking aan de binnenzijde, zoals bijvoorbeeld isolatie en gipsplaten. Verder heeft hij verwezen naar ZNEB die daarover heeft opgemerkt dat casco bouw ziet op constructieve werkzaamheden, houtskeletbouw gevels, ruwbouw houten vloerafwerking, kunststof gevelkozijnen, dakafwerkingen en gevelafwerkingen ten behoeve van waterdichtheid en hemelwaterafvoeren.
5.22.2.
In de ‘toevoeging offerte’ heeft aannemer wel opgenomen dat stucwerk (wanden worden sausklaar opgeleverd), het plaatsen van drie verwarmingselementen en het plaatsen van elektrapunten tot het aangenomen werk horen. Zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, valt daarom niet in te zien waarom stucwerk moet worden gerekend tot meerwerk. Ter zake van de elektrapunten heeft aannemer ter zitting toegelicht dat het gaat om extra elektrapunten, maar opdrachtgevers hebben dat betwist. Aannemer heeft niet duidelijk vastgelegd hoeveel elektrapunten bij de aanneemsom zijn inbegrepen, zodat de rechtbank niet kan vaststellen of op dit punt sprake is van meerwerk. Van aannemer had verwacht mogen worden dat hij de werkzaamheden die behoorden tot het aangenomen werk had uitgeschreven, zodat dit voor opdrachtgevers duidelijk was. De onduidelijkheid in de overeenkomst moet daarom voor zijn rekening blijven. Op de onderdelen stucwerk en elektrapunten wordt zijn vordering afgewezen.
5.22.3.
Opdrachtgevers stellen dat het slopen van een muur en een trap, het plaatsen van een trap, het afvoeren van puin, het plaatsen van rabat of steenstrips aan de buitenzijde van de opbouwen en het uitrachelen van plafond en stucplaten werkzaamheden zijn die moeten worden verricht om het casco van de uitbouw te realiseren. Dat zij niet tot het aangenomen werk horen heeft aannemer onvoldoende onderbouwd. Zo heeft hij bijvoorbeeld zijn calculatie niet overgelegd, waaruit kan worden afgeleid welke werkzaamheden hij opnam in zijn begroting van het werk. Waarom het aanleggen van een drain/pluviasysteem meerwerk is, terwijl dat op de tekeningen bij de omgevingsvergunning staat opgenomen, heeft aannemer ook niet toegelicht. De rechtbank passeert daarom de stellingen van aannemer. Dit deel van zijn vordering wordt afgewezen.
Door opdrachtgevers erkend meerwerk
5.23. ‘
Plaatsen/Omzetten goot rond schoorsteen, plus materialen.’ Aannemer heeft voor deze werkzaamheden een bedrag van € 800,00 in rekening gebracht. Dit bedrag bestaat voor € 500,00 (8 x € 62,50) uit manuren en voor € 300,00 uit materiaalkosten. In de bespreking van partijen op 23 februari 2023 is [partij B] akkoord gegaan met dit meerwerk, waarbij in plaats van € 62,50 het door partijen overeengekomen uurtarief voor meerwerk van € 50,00 exclusief btw in rekening wordt gebracht. Daarop heeft aannemer niet meer gereageerd, zodat de rechtbank daarvan uitgaat en een bedrag van
€ 700,00exclusief btw toewijst.
5.23.1.
Met de post ‘Plaatsen warm, koud waterleidingen voor
€ 127,50exclusief btw heeft [partij B] in de bespreking van partijen van 23 februari 2023 ingestemd. Er was toen kennelijk enige onduidelijkheid over de vraag of deze werkzaamheden waren uitgevoerd. In de door [bedrijfsnaam 2] opgestelde offerte is aangetekend dat het aanpassen en/of uitbreiden van de bestaande waterinstallaties en van de bestaande binnenriolering daarin niet is voorzien. De rechtbank houdt het er daarom voor dat dit werk is verricht door aannemer en wijst de vordering tot dit bedrag toe.
Meerwerkposten [partij A]
5.24.
Op de meerwerkfactuur [factuurnummer 2] van [partij A] zijn twee posten opgenomen die niet op de factuur van [partij B] terugkomen. Het gaat hier om de posten ‘plaatsen afvoer stamleiding’ voor
€ 260,00en ‘plaatsen van doorvoeren schoorsteen’ voor € 2.613,60. [partij A] heeft tegen de post ‘plaatsen afvoer stamleiding’ [bedoeld zal zijn: standleiding] geen specifiek verweer gericht. De rechtbank wijst deze vordering als onvoldoende gemotiveerd betwist toe.
5.24.1.
Ter zitting heeft [partij A] toegelicht dat hij het slechts eenmaal met aannemer over meerwerk heeft gehad. Als sprake van meerwerk was zouden partijen dat samen bespreken. Over de schoorsteen is wel gesproken, of het ging om de afvoer van een hout- of gaskachel. Het doormetselen van de schoorsteen stond gewoon op de bouwtekening en het Bouwbesluit stelt op dit punt eisen waaraan een aannemer altijd moet voldoen. Dat kan geen meerwerk zijn, volgens [partij A] . Dat heeft aannemer onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat de rechtbank deze vordering afwijst.
De overige meerwerkposten
5.25.
De laatste drie meerwerkposten op de facturen ‘overige materialen’, administratie uren 36 x € 50,00’ en ‘manuren 160 x € 50,00’ hebben opdrachtgevers betwist. Zij betwisten dat administratie een deel is van de door hen aan aannemer gegunde werkzaamheden en tekenen aan dat alle werkzaamheden (manuren) die nodig zijn om de dakopbouw te plaatsen tot de gegunde werkzaamheden behoren die door hen volledig zijn voldaan. Verder hebben zij aannemer verzocht om een specificatie van deze posten.
5.25.1.
Aannemer heeft daarop bij haar producties 5 en 6, toegelicht dat de post ‘overige materialen’ ziet op klein materiaal, het aanleveren en verwerken van bevestigingsmaterialen en opruim middelen. De post ‘administratiekosten’ van € 1.800,00 ziet op door haar verrichte werkzaamheden voor het uitzoeken van de beslissing van de gemeente dat sprake zou zijn geweest van illegale bouwwerkzaamheden. Daarvoor bezocht zij het Kadaster en het gemeentehuis. Voor de post manuren van € 8.000,00 heeft zij toegelicht dat het hier gaat om arbeidskosten voor het inhuren van mankracht voor de opbouw en om benzinekosten. Geen van deze posten heeft zij voorzien van onderliggende stukken, zoals bijvoorbeeld werkbonnen.
5.25.2.
De rechtbank kan op grond van de door aannemer ter beschikking gestelde stukken niet vaststellen of sprake is van meerwerk. Deze vorderingen worden als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Conclusie verrekening
5.26.
Van meerwerkfactuur [factuurnummer 1] wordt aan aannemer toegewezen € 700,00 + € 127,50 = € 827,50 te vermeerderen met 21% btw = € 1.001,28. Van meerwerkfactuur [factuurnummer 2] wordt aan aannemer toegewezen € 700,00 + € 127,50 + € 260,00 = € 1.087,50 te vermeerderen met 21% btw = € 1.315,88.
5.26.1.
Dit betekent dat per saldo in conventie aan [partij B] wordt toegewezen € 117.265,00 -/- € 1.001,28 =
€ 116.263,72. Aan [partij A] wordt toegewezen € 117.265,00 -/- € 1.315,88 =
€ 115.949,12. Tegen de gevorderde wettelijke rente door [partij A] vanaf 28 april 2023 en door [partij B] vanaf 1 mei 2023 heeft aannemer geen specifiek verweer gevorderd, zodat de rechtbank die als gevorderd toewijst.
Buitengerechtelijke kosten
5.27.
[partij B] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [partij B] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Zij heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 1.937,64 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
5.28.
Ook [partij A] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Ook hij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 1.934,49 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
Deskundigenkosten
5.29.
[partij B] en [partij A] hebben ieder vergoeding gevorderd van € 1.210,00 aan deskundigenkosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding. Aannemer heeft deze vorderingen niet specifiek betwist.
5.30.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW komen deze deskundigenkosten als redelijke kosten gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank wijst deze vorderingen toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
5.31.
Aannemer is in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van opdrachtgevers worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
2.723,00
- salaris advocaat
5.428,00
(2 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
8.477,04
5.32.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
5.33.
Gelet op het oordeel in conventie waarbij de verrekening van de vorderingen van aannemer al aan de orde is geweest, moet de vordering in reconventie worden afgewezen.
5.34.
Omdat een klein deel van de vordering van aannemer in conventie al is verrekend, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat aannemer uit hoofde van tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst ex artikel 6:74 BW aansprakelijk is jegens [partij A] en [partij B] ,
6.2.
veroordeelt aannemer tot betaling van een bedrag van € 115.949,12 aan schadevergoeding aan [partij A] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 april 2023 tot aan de dag van volledige voldoening,
6.3.
veroordeelt aannemer tot betaling van een bedrag van € 116.263,72 aan schadevergoeding aan [partij B] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag van volledige voldoening,
6.4.
veroordeelt aannemer om aan [partij A] te betalen een bedrag van € 1.934,49 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2025 tot de dag van volledige voldoening,
6.5.
veroordeelt aannemer om aan [partij B] te betalen een bedrag van € 1.937,64 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2025 tot de dag van volledige voldoening,
6.6.
veroordeelt aannemer om aan [partij A] te betalen een bedrag van € 1.210,00 aan deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2025 tot de dag van volledige voldoening,
6.7.
veroordeelt aannemer om aan [partij B] te betalen een bedrag van € 1.210,00 aan deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2025 tot de dag van volledige voldoening,
6.8.
veroordeelt aannemer in de proceskosten van € 8.477,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als aannemer niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.9.
veroordeelt aannemer tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.10.
verklaart 6.2 t/m 6.9 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.11.
wijst de vorderingen van aannemer af,
6.12.
compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Schueler en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
3280