Op 23 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken SGR 24/10146 en SGR 25/255, waarin eisers, bestaande uit [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], in beroep gingen tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De vergunning betrof de afwijking van het bestemmingsplan voor de bouw van 94 sociale huurwoningen op de hoek van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2]. De eisers waren van mening dat de vergunning ten onrechte was verleend, omdat het bouwplan in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening en hun woon- en leefklimaat onevenredig zou aantasten. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers echter ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college de omgevingsvergunning terecht had verleend, omdat het bouwplan paste binnen de beleidsdoelstellingen van de gemeente Den Haag en er voldoende rekening was gehouden met de belangen van de omwonenden. De rechtbank concludeerde dat de eisers geen recht hadden op het behoud van vrij uitzicht en dat de vrees voor een onevenredige toename van parkeerdruk niet was onderbouwd. De rechtbank heeft de verleende omgevingsvergunning in stand gelaten en geen proceskostenveroordeling opgelegd.