ECLI:NL:RBDHA:2025:1490
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 18 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden, en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank onderzoekt de beroepsgronden van eiser, die aanvoert dat hij in Kroatië te maken heeft gehad met mishandelingen en bedreigingen door de autoriteiten, en dat hij vreest voor een herhaling van deze gebeurtenissen bij terugkeer. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Volgens deze verordening mag de minister een aanvraag niet in behandeling nemen als een andere lidstaat verantwoordelijk is.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft aangenomen dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat er in Kroatië sprake is van een onveilige situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.