In deze zaak heeft eiser, een Syriër, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag is op 5 april 2024 ontvangen, en de minister had uiterlijk zes maanden de tijd om te beslissen. Eiser heeft de minister op 10 oktober 2024 in gebreke gesteld, maar heeft pas op 29 oktober 2024 beroep ingesteld, meer dan twee weken na de ingebrekestelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een besluitmoratorium gold voor Syrië van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025, waardoor de beslistermijn voor asielaanvragen van Syriërs is verlengd met één jaar. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling en het beroep tijdig zijn ingediend, en dat de aanvraag van eiser onder het moratorium valt. Hierdoor is de beslistermijn nog niet verstreken en is het beroep kennelijk ongegrond. Eiser krijgt echter een vergoeding voor zijn proceskosten, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De minister wordt veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.