ECLI:NL:RBDHA:2025:14911

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
09/143548-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een negentienjarige verdachte voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in het centrum van Den Haag

Op 11 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een negentienjarige verdachte die op 9 mei 2025 in het centrum van Den Haag werd aangetroffen met een doorgeladen vuurwapen. De verdachte, die eerder al was veroordeeld voor overtredingen van de Wet wapens en munitie, werd door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat het bezit van een vuurwapen in een drukke stedelijke omgeving een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen met zich meebrengt. Tijdens de zitting werd het standpunt van de officier van justitie, mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen, gehoord, evenals de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.W. Stoet. De rechtbank nam de bewijsmiddelen in overweging, waaronder camerabeelden en proces-verbaal van de politie, en concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank weigerde het verweer van de verdediging dat stelde dat er sprake was van een inbreuk op de privacy van de verdachte, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, zonder bijzondere voorwaarden, gezien de eerdere veroordelingen en het recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/143548-25
Datum uitspraak: 11 augustus 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [plaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 2] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 28 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen en van wat door de verdachte en zijn raadsman
mr. M.W. Stoet naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2025 te 's-Gravenhage
een wapen en/of bijbehorende munitie van categorie III, onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te
weten een omgebouwde alarmrevolver, van het merk Bruni, type Olympic 38,
kaliber 22,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
bijbehorende munitie
voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025152797 in het onderzoek Kokkel25 met onderzoeknummer DH1R025042,
van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 129) en het FO-dossier (genummerd pagina 1 t/m 16).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 mei 2025, voor zover inhoudende (p. 9 - 11):
Op 9 mei 2025 omstreeks 19:00 uur, was ik op de kruising Vlamingstraat met de Venestraat. Ik hoorde dat de andere jongen verklaarde dat hij net zijn haar had laten knippen bij de kapper. Ik zag dat hij moeite had zijn identiteitsbewijs te overhandigen. Ik zag dat deze jongen daarna direct wegrende en dat verbalisant [naam 1] en [naam 2] erachteraan gingen. Op dat moment herkende ik de jongen die was weggerend, namelijk: [verdachte] , [geboortedag] 2005.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 mei 2025 door [naam 1] , voor zover inhoudende (p. 13 - 14):
Ik vroeg aan [verdachte] een geldig identiteitsbewijs. Ik zag dat [verdachte] zijn hand in zijn broekzak deed. Op dat moment zag ik dat [verdachte] weg rende richting de Haagsche Bluf. Ik zag dat collega [naam 2] achter [verdachte] aan rende.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 mei 2025 door [naam 2] , voor zover inhoudende (p. 22):
Ik kwam uit op de Nieuwstraat en ik zag dat de verdachte nog op de Nieuwstraat rende. Op dat moment hoorde ik een passant zeggen dat de man die zojuist door de Nieuwstraat rende, de verdachte, iets had weggegooid in de plantenbak ter hoogte van perceelnummer ll. Ik zag dat de passant ongeveer 4 meter van de plantenbak af stond. Ik rende een paar meter terug naar de plantenbak, ik zocht tussen de planten en ik zag daar een vuurwapen liggen.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 mei 2025, voor zover inhoudende (p. 16 - 21):
Er werden camerabeelden geleverd van 9 mei 2025 vanaf 19:01:19 uur tot en met 19:10:00 uur van camera's op de Venestraat, Spuistraat en Weversplaats. Ik zag dat twee personen op de Venestraat liepen, in de richting van de Dagelijkse Groenmarkt. Ik zag dat [verdachte] het volgende signalement had: Man, donker getint, kort kroeshaar, donkere trainingsjas, donkere trainingsbroek, grijze sneakers met witte accenten, zwarte bril. Ik herkende [verdachte] direct en voor 100 procent van zijn SKDB foto van 11 mei 2025. Ik zag dat een persoon, donker getint, met donkere kleding aan rennend in beeld kwam en de Haagsche Bluf in rende.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 mei 2025, voor zover inhoudende (p. 79 - 83):
Op 9 mei 2025 zagen politieambtenaren twee jongens lopen op de Venestraat in Den Haag. De politieambtenaren hadden de jongens staande gehouden. Eén van de jongens ging vervolgens rennen. In de Venestraat ter hoogte van nummer 26 rende de jongen de Haagsche Bluf op en kwam uit op de Nieuwstraat. De politieambtenaar die de jongen achtervolgde werd door een omstander aangesproken dat de jongen iets weggooide in een plantenbak ter hoogte van nummer 11. Naar aanleiding van dit incident zijn er camerabeelden gevorderd bij restaurant " [bedrijf] " gevestigd aan de Haagsche Bluf nummer [nummer] in Den Haag, van 9 mei 2025 van 18.45 uur tot 19.00 uur. Dit waren camera's gericht op de Nieuwstraat en Haagsche bluf.
Ik zag op de beelden het volgende:
09-05-2025 19:06:32
Ik zag de verdachte rennen op de Haagsche Bluf komende uit de richting van de Venestraat. De verdachte had een donkere huidskleur, zwart kort haar en draagt een bril. De verdachte droeg een zwarte jas, zwarte broek en zwarte schoenen met witte strepen aan de zijkant. De verdachte droeg meerdere gouden kettingen. Ik zag dat de verdachte in zijn linkerhand een mobiele telefoon en een zwart voorwerp vasthad.
Ik zag dat de verdachte achtervolgd werd door een in uniform geklede politieambtenaar.
09-05-2025 19:06:34
Ik zag dat de verdachte de hoek om kwam rennen de Nieuwstraat op. Ik zie dat de verdachte een zwart voorwerp in zijn rechterhand had. Ik zag dat de verdachte het zwarte voorwerp in de plantenbak aan de rechterzijde gooide. Ik zag dat de verdachte verder rende in de richting van de Dagelijkse Groenmarkt.
09-05-2025 19:06:52
Ik zag dat de in uniform geklede politieambtenaar stopte naast de plantenbak. Ik zag dat een man op de politieambtenaar afliep. En wees naar de plantenbak. Ik zag dat de politieambtenaar met de man in de plantenbak keek.
6. Het proces-verbaal van de Dienst Regionale Recherche, Afdeling Specialistische Ondersteuning, Team Forensische Opsporing, Wapens, Munitie en Explosieven, opgemaakt op 9 mei 2025, voor zover inhoudende (p. 37 - 40):
Op 9 mei 2025 werd door mij een wapen veiliggesteld. Het wapen werd aangetroffen in een plantenbak op de Nieuwstraat te Den Haag.
Soort wapen: Omgebouwde alarmrevolver
Fabrikant: Bruni SRL
Merk: BBM
Model: Olympic 38
Kaliber: .22 LR (Long rifle)
Serienummer: Niet aangebracht
Land van herkomst: Italië
Bijzonderheden: Het originele wapen betreft een alarmrevolver waarvan de loop geheel gevuld is.
Uit het originele wapen is de loop uitgeboord en is er een nieuwe open loop in geplaatst. Tevens zijn de ligplaatsen in het rondsel uitgeboord. Het originele kaliber van het wapen bedroeg .22 knal. Door het aanbrengen van een loop is het kaliber gewijzigd in .22 LR.
Tevens is de blokkade, welke is aangebracht in de ligplaatsen van het rondsel verwijderd.
In het rondsel bevonden zich drie scherpe patronen.
Indien door de wijziging het wapen geschikt is gemaakt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten voldoet het wapen aan de definitie van een vuurwapen conform artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie.
Dit wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
7. Het proces-verbaal van de Dienst Regionale Recherche, Afdeling Specialistische Ondersteuning, Team Forensische Opsporing, Wapens, Munitie en Explosieven, opgemaakt op 27 juni 2025, voor zover inhoudende (p. 86):
Op 27 juni 2025 heb ik, verbalisant, een schietproef uitgevoerd met het volgende wapen.
Soort wapen: Revolver
Merk: Bruni S.r.l
Model: Olympic 38
Kaliber:.22 Lr
Serienummer: Geen
Het vuurwapen is bestemd voor het verschieten van .22 knal randvuurpatronen en is geschikt gemaakt voor het verschieten van .22 LR scherpe randvuurpatronen.
Het vuurwapen vuurde naar behoren. Met het vuurwapen zijn een drietal proefschoten gelost.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 mei 2025, voor zover inhoudende (p. 16 - 21):
Op 10 mei 2025 om 00:50 uur vond een telefoongesprek tussen de gebruiker van het
telefoonnummer [telefoonnummer 1] en het opgenomen telefoonnummer [telefoonnummer 2] , in gebruik bij de verdachte [verdachte] . In het gesprek werd gesproken over 'dat ding'. Tevens werd gesproken over het wegrennen. Bij het wegrennen werd door [telefoonnummer 2] een plantenbak gezien en hij gooide dat ding in de plantenbak. Hij zei dat 'ze' dat ding hebben gevonden in de plantenbak.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 9 mei 2025 te ’s-Gravenhage een wapen en bijbehorende munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber 22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
6.2.1.
Verweer van de verdediging
Door de verdediging is in het kader van de strafoplegging aangevoerd dat sprake is van een inbreuk op het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Het vermeende slachtoffer van een dreigende moordaanslag is per brief geïnformeerd over het voorarrest van de verdachte in deze zaak, met daarin ook de vermelding van zijn naam. De verdenking van voorbereidingshandelingen voor moord stond echter niet op de vordering tot inbewaringstelling van de verdachte en in de onderhavige wapenzaak is geen sprake van een slachtoffer. De belangen van de verdachte (privacy en veiligheid) en de onschuldpresumptie, geborgd in de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zijn daarmee geschonden en ook is het recht op de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam in het geding. Een en ander dient volgens de raadsman te leiden tot strafvermindering voor de verdachte.
Bepleit wordt, ook rekening houdend met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest op vrijdag 1 augustus 2025, met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een inbreuk op het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Op het moment dat iemand in voorlopige hechtenis zit op verdenking van voorbereiding van moord, gaat er een brief naar het vermeende slachtoffer om dit te melden. Dit levert geen inbreuk op de privacy van de verdachte op en dit dient dan ook niet te leiden tot strafvermindering.
6.2.3.
Bespreking van het verweer door de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van schending van de artikelen 6 en 8 van het EVRM. Niet gebleken is van aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte door het verzenden van de brief naar het vermeende slachtoffer.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. Hij bevond zich in het centrum van de stad, waar veel mensen op straat waren, met een doorgeladen vuurwapen op zak. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met munitie brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee, omdat het bezit van een vuurwapen al snel kan leiden tot het gebruik ervan, met alle gevolgen van dien. Daarnaast leidt vuurwapenbezit tot gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit in het algemeen, ook onder jongeren, en het gevaarzettende karakter daarvan, moet daartegen streng worden opgetreden. De verdachte heeft kennelijk in het geheel niet stil gestaan bij de risico’s van het bij zich dragen van een vuurwapen met munitie en de ernstige situaties die hij daarmee had kunnen veroorzaken als hij het vuurwapen had gebruikt of had moeten gebruiken.
De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, onder meer wegens overtreding van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 24 juli 2025. De reclassering vindt het zorgelijk dat de verdachte opnieuw verdacht wordt van (vuur)wapenbezit, daar hij in 2024 voor eenzelfde delict is veroordeeld. De verdachte blijkt bovendien de afgelopen jaren meermaals negatief in beeld te zijn gekomen bij politie en justitie. Uit onderzoek van de reclassering komt een zorgelijk beeld naar voren omtrent de verdachte. Zo wordt hij veelvuldig in verband gebracht met de rivaliserende jeugdgroep ZQ in Delft. De verdachte ontkent zelf zijn betrokkenheid bij een dergelijke groep. Desalniettemin zegt hij wel een conflict te hebben met jongens uit Den Haag. Op 27 juni 2025 heeft er bovendien een geweldsincident in de bezoekersruimte van de penitentiaire inrichting plaatsgevonden waarbij de verdachte betrokken was. De reclassering ziet dan ook zorgen omtrent het sociale netwerk van de verdachte. Uit onderzoek van de reclassering komen als risico verhogende factoren naar voren dat sprake is van schuldenproblematiek en dat een structurele dagbesteding lijkt te ontbreken. De verdachte heeft op de terechtzitting gezegd dat hij voornemens is om in september 2025 te starten met een mbo zorgopleiding. In het voorjaar van 2025 is hij echter van school gestuurd. Op dit moment is er geen hulpverlening meer betrokken bij de verdachte. Hij heeft onder toezicht gestaan van de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering in het kader van voorwaardelijke veroordelingen. Dit begeleidingstraject is negatief verlopen, omdat de verdachte meermaals negatief is terug gemeld en was gerecidiveerd. Een strak forensisch kader binnen het volwassenenstrafrecht is volgens de reclassering dan ook noodzakelijk om de recidiverisico's te kunnen beperken.
De reclassering schat het risico op recidive en op letsel in als gemiddeld tot hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een locatieverbod en – gebod (beide met elektronische monitoring), dagbesteding en ambulante begeleiding door een jongerencoach.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden vermeld. In dit geval acht de rechtbank strafverhogend dat de verdachte eerder is veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie. De rechtbank vindt het ten slotte verontrustend dat de verdachte niets wil zeggen over de verdenking en daarmee geen verantwoordelijkheid lijkt te willen nemen voor dit feit.
Alles afwegend zal de rechtbank een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde en de overige omstandigheden waarmee de rechtbank rekening heeft gehouden onvoldoende tot uitdrukking komen in de door de officier van justitie gevorderde deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De rechtbank ziet geen aanleiding een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te verbinden, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat de verdachte daaraan zal meewerken nu in het verleden opgelegde begeleidingstrajecten negatief zijn verlopen en de verdachte is gerecidiveerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
8(
ACHT)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 93 dagen, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. E.R.F. van Engelen, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 augustus 2025.