ECLI:NL:RBDHA:2025:14920

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
NL22.13017 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond in asielzaak met betrekking tot proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2025 uitspraak gedaan op het verzet van de minister van Asiel en Migratie, die als verweerder optreedt. Het verzet is ongegrond verklaard. De zaak betreft een asielaanvraag waarbij de opposante, die het verzet heeft ingesteld, eerder een beroep had ingediend dat door de rechtbank op 11 april 2024 ongegrond was verklaard. De opposante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het verzoek van de opposante om de verweerder in de proceskosten te veroordelen afgewezen. In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was, met name of de afwijzing van de proceskostenvergoeding juist was.

De opposante voert aan dat de rechtbank een onjuiste toetsing heeft gehanteerd en dat zij ten onrechte niet is gehoord. De rechtbank overweegt echter dat een proceskostenvergoeding alleen kan worden toegekend als het bestuursorgaan aan het beroep tegemoet is gekomen. Aangezien de opposante haar beroep heeft ingetrokken voordat er op de asielaanvraag was beslist, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank bevestigt dat de eerdere uitspraak van 11 april 2024 terecht was en dat het verzet ongegrond is. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13017 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposante], opposante [1]
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: [naam]),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 april 2024 in het geding tussen
opposante
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak op het verzet van opposante gaat over de uitspraak van de rechtbank van
11 april 2024 waarin de rechtbank het beroep van opposante ongegrond heeft verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 is samenhang met artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het verzoek van opposante om verweerder in de proceskosten te veroordelen afgewezen.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de uitspraak van
11 april 2024 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het verzoek van opposante om proceskostenvergoeding moet worden afgewezen.
3. Opposante voert in verzet aan dat de rechtbank in haar uitspraak van 11 april 2024 een onjuiste toetsing heeft gehanteerd en opposante ten onrechte niet heeft gehoord en de kans heeft gegeven om de gronden toe te lichten. Ten onrechte heeft verweerder de beslistermijn voor wat betreft aanvragen met de WBV 2022/22 en vervolgens de WBV 2023/3 verlengd. De Procedurerichtlijn laat verlenging van de beslistermijn ook niet toe.
4. De rechtbank overweegt dat uit artikel 8:75a van de Awb voortvloeit dat een proceskostenvergoeding bij een intrekking van het beroep alleen kan worden toegekend als het bestuursorgaan, in dit geval verweerder, geheel of gedeeltelijk aan het beroep tegemoet is gekomen. Aangezien opposante het beroep heeft ingetrokken nog voordat er op de door opposante ingediende asielaanvraag was beslist, wordt niet voldaan aan dit vereiste. De rechtbank heeft dus in de uitspraak van 11 april 2024 terecht geoordeeld dat er voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding bestond. In dat kader wordt ook het standpunt van opposante dat de beslistermijn ten onrechte is verlengd, niet gevolgd. Opposante heeft namelijk het beroep ingetrokken, nog voordat er op de asielaanvraag in kwestie was beslist. Hierdoor ging het in de uitspraak van 11 april 2024 enkel nog om de vraag of aan opposante een proceskostenveroordeling toekwam. Dat opposante er (vermoedelijk) gelet op de gronden van het verzet ten onrechte vanuit is gegaan dat er ten tijde van de uitspraak van 11 april 2024, dan wel het verzet, nog een beroep liep maakt het voorgaande niet anders.
5. In de uitspraak van 11 april 2024 kon dan ook buiten redelijke twijfel worden overgegaan tot afwijzing van het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Het verzet is ongegrond. Dit betekent dat de uitspraak van 11 april 2024 in stand blijft.
Conclusie en gevolgen
6. De grond van het verzet slaagt niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 11 april 2024. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposante wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.