ECLI:NL:RBDHA:2025:14930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/658615 / FA RK 23-9246
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking inzake gezag en omgangsrecht van minderjarigen na suïcidepoging en psychische problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025 een eindbeschikking uitgesproken met betrekking tot de gezagsuitoefening en het omgangsrecht van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.T. Wernsen, heeft een verzoek ingediend om het gezag over de kinderen te behouden, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. J.M. Wigman, verzoekt om wijziging van het hoofdverblijf en het gezag. De rechtbank heeft eerder, op 13 maart 2024, al een eenhoofdig gezag aan de moeder toegekend, en de vader het recht op omgang ontzegd in afwachting van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Dit rapport, dat op 10 oktober 2024 is ingediend, concludeert dat omgang met de vader schadelijk is voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de kinderen, vooral voor [minderjarige 1], die een suïcidepoging heeft gedaan en onder behandeling staat voor ernstige psychische problemen. De rechtbank heeft de bevindingen van de Raad overgenomen en geoordeeld dat de vader het recht op omgang met de kinderen moet worden ontzegd. De rechtbank heeft ook bepaald dat de moeder de vader maandelijks moet informeren over belangrijke ontwikkelingen van de kinderen, maar dat de vader niet mag reageren op deze informatie. De verzoeken van de vader om wijziging van het gezag en het hoofdverblijf zijn afgewezen, evenals de verzoeken van de moeder om de vader het recht op informatie te ontzeggen. De rechtbank benadrukt dat het welzijn van de kinderen voorop staat en dat er gewerkt moet worden aan hun emotionele herstel voordat er aan contactherstel met de vader kan worden gedacht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-9246
Zaaknummer: C/09/658615
Datum beschikking: 12 juni 2025

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 15 december 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.T. Wernsen in Voorburg.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.M. Wigman in ’s-Gravenhage.

Procedure

Bij beschikking van 13 maart 2024 van deze rechtbank is -verkort weergegeven-:
  • bepaald dat voortaan alleen aan de moeder het gezag zal toekomen over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
  • de vader voorlopig het recht op omgang met de beide kinderen, in afwachting van de resultaten van het raadsonderzoek, ontzegd;
  • afgewezen het verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder de kinderen niet kan en mag laten onderzoeken en behandelen zonder toestemming van de vader alsook het verzoek te bepalen dat de moeder geen gezagsbeslissingen mag nemen zonder uitdrukkelijke toestemming van de vader;
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht een onderzoek te verrichten en de rechtbank te rapporteren en te adviseren ten aanzien van de volgende vragen:
  • is een omgangsregeling in het belang van de kinderen en zo ja, in welke vorm en onder welke voorwaarden?
  • is voor de kinderen en/of de ouders nadere hulpverlening geïndiceerd en zo ja, welke?
In afwachting van het rapport van de Raad is iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgangs- en vakantieregeling en de informatie- en consultatieregeling aangehouden.
De vader is op 3 juni 2024 in hoger beroep gegaan van de beschikking van 13 maart 2024 bij het gerechtshof Den Haag. Het gerechtshof heeft hierop nog niet beslist; de door de rechtbank te wijzen eindbeschikking wordt afgewacht.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- het rapport van 10 oktober 2024 van de Raad, kenmerk: SK-1-5WHH0CE;
- het F9-formulier van 4 november 2024 van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 27 januari 2025, met bijlagen (productie 22 en 23), van de
zijde van de moeder;
- de brief van 27 januari 2025 tevens houdend een gewijzigd zelfstandig verzoek,
met bijlagen, van de zijde van de vader.
Bij mailbericht van 29 januari 2025 heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat, gelet op de complexiteit en de aard van de zaak, is besloten om de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
- het F9-formulier van 28 januari 2025, met aanvullend verzoek, van de zijde van de moeder;
- de brief van 12 februari 2025 van de zijde van de moeder;
- de brief van 7 mei 2025, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- de brief van 12 mei 2025, met bijlage, van de zijde van de vader, tevens houdende een aanvullend verzoek;
- de brief van 12 mei 2025, met bijlagen, van de zijde van de moeder, tevens houdende een aanvullend verzoek.
Op 13 mei 2025 is de behandeling op de zitting van een meervoudige kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat en de Raad in de persoon van [naam 1] . Door de advocaten van beide partijen zijn pleitnotities overgelegd.
De minderjarige [minderjarige 1] heeft in de raadkamer haar mening kenbaar gemaakt.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de beschikking van 13 maart 2024 is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Het raadsadvies
De Raad heeft onderzoek gedaan en geadviseerd om de vader het recht op omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te ontzeggen. De Raad concludeert dat omgang ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de beide kinderen en dat omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van de kinderen. De Raad heeft -kort samengevat- het volgende aan dit advies ten grondslag gelegd.
[minderjarige 1]
is een meisje met een negatief zelfbeeld, trauma- en somberheidsklachten en slaap- en eetproblemen. Zij heeft last van nachtmerries, flashbacks, is prikkelbaar en heeft concentratieproblemen. Zij auto mutileert en heeft suïcidale gedachten en neigingen. In maart 2024 heeft [minderjarige 1] een suïcidepoging gedaan waardoor ze opgenomen is geweest in een kliniek. In die periode heeft [minderjarige 1] ruim twee maanden geen onderwijs gevolgd. Na de suïcide poging is zij gestart met therapie vanuit [instelling] . [instelling] bevestigt dat zij een laag zelfbeeld heeft en somber en angstig is.
De vader was niet op de hoogte van de suïcidepoging; hij hoorde hiervan tijdens het raadsonderzoek van de raadsonderzoeker. De Raad vindt het schokkend dat zo iets heftigs niet bekend was bij de vader. De Raad is van mening dat van belangrijke gebeurtenissen beide ouders op de hoogte gehouden moeten worden, zulks los van gezag of omgang.
[minderjarige 1] geeft duidelijk aan bang te zijn voor haar vader, zij wil absoluut geen contact met hem. In november 2023 heeft [minderjarige 1] op school verteld dat haar vader haar geslagen zou hebben, hetgeen zij later heeft ontkend. Een en ander geeft wel aan hoe beschadigd de relatie tussen [minderjarige 1] en de vader is.
[minderjarige 2]
is een gevoelig, slim, sociaal, lief en positief kind, maar ook onzeker en gesloten. Opvallend is dat hij op school bloederige tekeningen en tekeningen van monsters maakt, die volgens school niet passend zijn voor zijn leeftijd.
[minderjarige 2] wil pas contact met zijn vader als hij groter en sterker is, zodat hij, naar eigen zeggen, weg zou kunnen gaan of zich zou kunnen verweren als vader iets zou doen.
De Raad heeft zorgen om de kinderen die sinds januari 2024 geen contact meer met hun vader hebben en klem tussen de ouders zijn geraakt. Beide kinderen hebben een laag zelfbeeld. Vermoedelijk hebben zij zich de afgelopen jaren onvoldoende gezien en gehoord gevoeld door de strijd tussen de ouders. Het lijkt er op dat de kinderen het heel graag naar beide ouders goed willen doen, maar het gevoel hebben dat dit niet goed lukt. Ook de relatie tussen de kinderen onderling is beschadigd, ze voelen zich erg verantwoordelijk voor elkaar, schuldig naar elkaar en vermoedelijk is er ook een bepaalde competitie om aandacht.
De vader
Volgens zijn psycholoog is de vader een vriendelijke man die goed is in zijn werk en daar plezier in heeft, maar is hij overbelast en heeft hij door alle rechtszaken en door de angst de kinderen kwijt te raken veel last van spanningen. Dat [minderjarige 1] op school heeft verteld dat de vader haar heeft geslagen, heeft bij hem veel frustratie teweeggebracht. Hij voelt zich onterecht beschuldigd, wat hem pijn en verdriet doet. De vader geeft aan dat hij [minderjarige 1] bij hem thuis niet meer kan vertrouwen. Naar de mening van de Raad geeft dit duidelijk aan hoe ernstig de relatie van vader met [minderjarige 1] beschadigd is.
De vader heeft aangegeven dat hij zorgen heeft over de drukte en onveiligheid bij de moeder thuis. De Raad onderkent deze zorgen niet. Ook heeft de vader aangegeven dat de moeder de kinderen stimuleert om slecht over hem te praten. Daarnaast heeft de vader benoemd dat hij gevaar ziet in de omgang tussen de kinderen en opa-moederszijde. Daarover zijn in het raadsonderzoek geen zorgen naar voren gekomen.
De moeder
Volgens [instelling] is de moeder een liefdevolle moeder die open staat voor hulp en die zichzelf kwetsbaar durft op te stellen. In de behandeling bij [instelling] is niet waargenomen dat de moeder tegen de kinderen slecht over de vader praat.
Sinds de geboorte van [minderjarige 2] zijn de ouders uit elkaar. Alleen in de periode van 2019 tot 2023 speelden er geen rechtszaken tussen hen en was er sprake van (relatieve) rust. Onduidelijk is waardoor er toen meer rust was. Elk van de ouders heeft aangegeven dat de andere ouder in die periode minder de strijd aanging. Omdat de strijd tussen de ouders vervolgens weer oplaaide en deze strijd zeer schadelijk voor de kinderen is, heeft de moeder op 13 maart 2024 het eenhoofdig gezag over de kinderen gekregen. Doordat ook beslist is dat de kinderen op dit moment alleen contact met de moeder hebben, lijkt er een bepaalde (relatieve) rust te zijn ontstaan, die de kinderen goed doet. Hierdoor kunnen de kinderen hun persoonlijke problematiek aanpakken, groeien en sterker worden. [minderjarige 1] krijgt daarbij hulp van [instelling] door middel van traumatherapie, hetgeen voor [minderjarige 2] ook goed zou zijn wanneer hij daaraan toe is. Tot dat moment zou voor [minderjarige 2] hulp van een coach kunnen volstaan. In de toekomst kan bezien worden wat de kinderen verder nodig hebben en hoe er op termijn gewerkt kan worden aan mogelijk contactherstel met de vader. Dat ligt in de rede, omdat beide kinderen wel positieve herinneringen aan de vader hebben en de wens hebben geuit om ooit op een fijne, veilige manier contact met hem te hebben.
Om de relaties tussen de gezinsleden beter in kaart te brengen en te verstevigen beveelt de Raad systeemtherapie aan. Bovenal dient de strijd tussen de ouders te stoppen. Daartoe hebben beide ouders hulpverlening voor zichzelf nodig en dienen zij te leren om te gaan met de andere ouder. Verder dient vader door de moeder op de hoogte gehouden te worden over hoe het met de kinderen gaat, over belangrijke gebeurtenissen en over hun schoolgang.
Standpunten van de ouders
De moeder heeft op 4 november 2024 schriftelijk meegedeeld dat zij zich kan vinden in het rapport en advies van de Raad.
Het advies van de Raad is door de rechtbank ter zitting van 13 mei 2025 met de ouders besproken. De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij zich niet kan vinden in het advies van de Raad. Nergens in het rapport is door de Raad een onderscheid gemaakt tussen feiten en meningen en hij is nergens in de gelegenheid gesteld tot wederhoor. De vader is van mening dat de Raad de rechtbank opzettelijk verkeerd heeft geïnformeerd en de werkelijke gang van zaken bij de totstandkoming van het rapport wil verbergen. Hij wil graag dat het contact met [minderjarige 2] zo spoedig mogelijk wordt hersteld en opgebouwd. De vader ziet daartoe geen belemmeringen. Wanneer [minderjarige 1] ziet dat [minderjarige 2] en de vader het samen leuk hebben, zal zij zich gaan herinneren dat het bij de vader wel leuk was en kan hij haar weer gaan helpen met haar huiswerk. De vader denkt dat dat de enige mogelijkheid is om de huidige situatie vlot te trekken. De verklaring van [minderjarige 2] als opgenomen in het raadsrapport geeft volgens de vader niet weer hoe [minderjarige 2] zich werkelijk heeft geuit. Dat [minderjarige 2] niet heeft gereageerd op de uitnodiging voor een gesprek op de rechtbank, komt, zo stelt de vader, omdat de moeder dat niet toestond. De vader heeft de rechtbank verzocht [minderjarige 2] nogmaals op te roepen om zijn mening bij de rechtbank kenbaar te maken. Voor wat betreft [minderjarige 1] gaat het slechter met haar sinds het contact met de vader is verbroken, ook op school. Volgens de vader is de oplossing niet om de kinderen bij hem weg te houden, maar om het contact per direct te herstellen.
Wijziging zelfstandig verzoek van de zijde van de vader
De vader heeft zijn eerder ingediende zelfstandige verzoeken tot vaststelling van een zorgregeling gewijzigd bij brief van 27 januari 2025, in die zin dat hij thans primair verzoekt het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen en het gezag te wijzigen in die zin dat alleen hij wordt belast met het gezag over de kinderen.
De vader heeft aangevoerd dat hij er voor kan zorgen dat het goed met de kinderen zal gaan, dat zij bij hem alle zorg en liefde krijgen die zij nodig hebben en dat hij alle partijen van eerlijke en adequate informatie zal voorzien.
De vader vreest (mede door de suïcide poging van [minderjarige 1] ) voor het leven van zijn dochter indien de huidige situatie voortduurt. Hoewel de moeder alle vertrouwen van de rechtbank heeft gekregen in de veronderstelling dat zij voor rust zou zorgen, gaat het helemaal niet beter, maar juist slechter met de kinderen bij de moeder thuis. Op de dag van de vorige uitspraak heeft [minderjarige 1] een zelfmoordpoging gedaan, volgens de vader omdat zij het contact met hem verloor en de moeder niet in staat bleek om haar op te vangen. Hulpverleningstrajecten (de gesloten inrichting in Zeeland waar [minderjarige 1] verbleef en [instelling] ) zijn door de moeder gestaakt, omdat die trajecten niet aan de eisen van de moeder voldeden. De moeder zoekt geen hulp voor [minderjarige 1] , zij zoekt al jaren slechts hulp voor zichzelf. De moeder heeft bovendien een conflict met de school van [minderjarige 1] . De school voelt zich door de moeder misleid nadat bleek dat de moeder de school had misbruikt voor belangen die lijnrecht ingingen tegen de belangen van [minderjarige 1] .
Met betrekking tot de door de moeder gestelde paniekaanval van [minderjarige 1] op 29 december 2024 heeft de vader aangevoerd dat hij op aangeven van [naam 2] van Veilig Thuis zijn felicitaties aan [minderjarige 1] via haar heeft overgedragen. Nu de moeder op 30 december 2024 met haar gezin op vakantie is gegaan acht de vader de door de moeder opgevoerde paniekaanval van [minderjarige 1] ongeloofwaardig.
Op 12 mei 2025 heeft de vader nog aanvullend verzocht te bepalen dat de moeder hem maandelijks op de eerste dag van de maand per e-mail informeert over de ontwikkeling van de kinderen en onverwijld per e-mail en app indien het een spoedeisende kwestie betreft, zoals (maar niet beperkt tot) alle medische informatie, alle ontwikkelingen op school, alle sociale en cognitieve ontwikkelingen en belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de kinderen. De vader heeft dit verzocht omdat, volgens hem, de moeder hem op geen enkele wijze op de hoogte stelt van de ontwikkeling van de beide kinderen.
Aanvullende verzoeken van de zijde van de moeder
De moeder heeft aanvullend verzocht de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen. Zij voert daartoe aan dat mogelijk contactherstel met de vader zorgt voor spanning bij beide kinderen en bij [minderjarige 1] ook voor fysieke klachten. Contact met de vader draagt niet bij aan de ontwikkeling en het herstel van de kinderen. Mede gezien de voorgeschiedenis dat de kinderen zich niet gehoord voelden, is het van belang dat de kinderen hierin hun eigen stem kunnen hebben en dat hen geen omgangsregeling wordt opgelegd.
De moeder heeft eveneens aanvullend verzocht om te bepalen dat de vader het recht op informatie over de kinderen wordt ontzegd, dan wel te bepalen dat zij niet gehouden is om de vader op de hoogte te stellen van gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de kinderen en hem te raadplegen -zo nodig door tussenkomst van derden- over daaromtrent te nemen beslissingen. Verkort weergegeven stelt de moeder dat de vader heeft laten zien in zijn handelen en gedragingen niet de belangen van de kinderen voorop te stellen en informatie over de kinderen tegen de moeder en haar partner te gebruiken. Zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] hebben aangegeven dat zij niet willen dat de vader informatie over hen krijgt. De moeder stelt te willen voorkomen dat de vader misbruik maakt van zijn informatierecht en dat het belang en het welzijn van de kinderen voor dient te gaan op het recht van de vader op informatie over de kinderen.
Resumerend
Gelet op het voorgaande dient door de rechtbank thans -verkort weergegeven- nog te worden beslist op:
  • het verzoek van de vader tot wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen en tot wijziging van het gezag;
  • het verzoek van de vader om aan de moeder een informatieregeling op te leggen;
  • het verzoek van de moeder om de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen;
  • het verzoek van de moeder om de vader het recht op informatie te ontzeggen, dan wel te bepalen dat artikel 1:377b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) buiten toepassing blijft.
De omgang
De rechtbank stelt voorop dat wat de vader naar voren heeft gebracht over de totstandkoming van het rapport en het advies van de Raad de conclusies die de vader daaraan verbindt niet kunnen dragen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de in het rapport weergegeven gesprekken en evenmin aan de zorgvuldigheid van de Raad bij de totstandkoming van haar advies.
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de vader het recht op omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient te worden ontzegd. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de wens van de vader, die nu al zo lang geen contact met zijn kinderen heeft, is zij van oordeel dat omgang met de vader op dit moment ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke en/of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen, en dat -voordat wordt gewerkt aan contactherstel met één of beide kinderen- eerst moet worden toegewerkt naar emotioneel en/of lichamelijk herstel van de kinderen zelf.
Ten grondslag aan dit oordeel ligt vooral de lichamelijke en geestelijke situatie van [minderjarige 1] . Zij heeft een suïcide poging gedaan, heeft zichzelf beschadigd (gekrast) en staat onder medische behandeling. [minderjarige 1] ondergaat intensieve hulp. Een jaar lang heeft zij tweemaal per week psychotherapie gehad. Sinds kort bezoekt zij tweemaal per week een psycholoog en krijgt zij tweemaal per week en binnenkort vier keer per week een EMDR-behandeling in verband met traumaverwerking. [minderjarige 1] kan op dit moment de door de Raad geadviseerde systeemtherapie nog niet aan. [minderjarige 1] is zeer angstig voor de vader en durft de straat niet op. [minderjarige 1] gaat wel naar school, maar wordt door de moeder naar school gebracht en opgehaald. Er zijn momenten dat zij op school een paniekaanval krijgt; als dat zo is wordt ze onmiddellijk door de moeder van school opgehaald. Er wordt aan gewerkt dat [minderjarige 1] langzaamaan weer zonder angst naar buiten durft. Wellicht dat de behandelaars van [minderjarige 1] gedurende de therapie bij [minderjarige 1] een opening vinden voor contactherstel met de vader in welke vorm dan ook. Het nu forceren van contactherstel zal contraproductief en schadelijk zijn voor [minderjarige 1] .
[minderjarige 2] heeft meerdere malen en bij diverse (deskundige) personen, waaronder de raadsonderzoeker en de kindercoach, consistent en duidelijk gezegd dat hij op dit moment geen contact met de vader wenst. [minderjarige 2] wil pas contact met de vader als hij groter en sterker is, zodat hij, naar eigen zeggen, weg zou kunnen gaan of zich kan verweren als vader iets zou doen. Gelet op de consistentie in hetgeen [minderjarige 2] zegt, ziet de rechtbank geen reden om [minderjarige 2] , zoals de vader wenst, nog eens uit te nodigen voor een gesprek. De vader heeft naar voren gebracht dat de in het Raadsrapport weergegeven mening van [minderjarige 2] door een vriendin van de moeder en de raadsonderzoeker op papier is gezet voordat [minderjarige 2] is gehoord. De rechtbank volgt die stelling niet. Uit het rapport volgt dat [minderjarige 2] zich tegenover de kindercoach heeft uitgelaten over eventueel contact met zijn vader en diezelfde mening vervolgens bij de Raad naar voren heeft gebracht.
Ook [minderjarige 2] voelt op dit moment dus geen ruimte voor herstel van het contact met de vader. Hij bevindt zich in een zeer ingewikkelde situatie, waarin hij klem zit tussen zijn ouders en zich verantwoordelijk voelt voor zijn zus. Onder die omstandigheden verwacht de rechtbank dat het forceren van contactherstel met zijn vader ook voor [minderjarige 2] contraproductief zal zijn en de weerstand tegen dat contact zal vergroten.
Met de Raad is de rechtbank van mening dat beide kinderen al lange tijd klem zitten tussen de ouders en dat er bij beide kinderen sprake is van ernstige loyaliteitsproblematiek. Die situatie is niet te doorbreken door contact af te dwingen.
Om op termijn contact weer mogelijk te maken, is nodig dat de vader zijn behoefte aan waarheidsvinding en het vinden van “de schuldige” los laat, de noodzaak voor [minderjarige 1] om eerst zelf te herstellen accepteert, laat zien dat hij zich in de situatie en de beleving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan verplaatsen en hen de ruimte geeft die zij nodig hebben. Daarbij hoort ook dat hij accepteert dat de moeder belangrijk is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat de moeder een belangrijke ondersteunende rol in [minderjarige 1] ’s herstel speelt.
Nodig is ook dat de moeder accepteert dat de vader belangrijk is voor de kinderen, de kinderen laat weten dat zij het belangrijk vindt dat de kinderen op termijn weer contact met hun vader zullen hebben en dat zij de kinderen, als zij daartoe weer ruimte voelen, daarin emotioneel steunt.
De hoofdverblijfplaats en het gezag
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en beslist is de rechtbank van oordeel dat een toewijzing van de verzoeken van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats niet in de rede ligt. Van een wijziging van de omstandigheden die ten grondslag liggen aan de beslissing van 13 maart 2024 waarbij de moeder belast is met het eenhoofdige gezag, is bovendien niet gebleken. De ouders communiceren nog altijd niet met elkaar, de strijd duurt voort en de ouders hebben ook nog steeds een verschillende visie op wat goed is voor de kinderen. Voor wijziging van het eenhoofdig gezag naar gezamenlijk gezag is dan ook geen plaats. De rechtbank wijst deze verzoeken daarom af.
De informatieregeling
Volgens artikel 1:377b, eerste lid, BW is een ouder die met het gezag is belast gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
Volgens artikel 1:377b, tweede lid, BW kan de rechter indien het belang van het kind zulks vereist, zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van artikel 1:377b BW buiten toepassing blijft.
De vader wenst dat de moeder hem maandelijks op de eerste dag van de maand per e-mail informeert over de ontwikkeling van de kinderen en onverwijld per e-mail en app indien het een spoedeisende kwestie betreft, zoals (maar niet beperkt tot) alle medische informatie, alle ontwikkelingen op school, alle sociale en cognitieve ontwikkelingen en belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de kinderen. De vader heeft dit verzocht omdat de moeder hem op geen enkele wijze op de hoogte stelt van de ontwikkeling van de beide kinderen.
De moeder heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om de vader het recht op informatie te ontzeggen, althans het eerste lid van artikel 1:377b BW buiten beschouwing te laten. Zij stelt daartoe dat toewijzing van het verzoek van de vader reden zal zijn voor de vader om overal zijn beklag te doen en discussies te (blijven) voeren. De moeder meent dat het in het belang van de kinderen is er dat rust in hun gezin komt, zodat zij emotioneel kunnen herstellen. Het opleggen van een informatieplicht aan de moeder zal daartoe niet bijdragen, omdat dit spanningen bij de moeder zal veroorzaken die zijn weerslag zullen hebben op de kinderen. Juist nu de man de afgelopen periode minder informatie over de kinderen kreeg en er geen contact was hebben de kinderen zich positief ontwikkeld. De moeder stelt dat het belang van de kinderen dat de vader enigszins op de hoogte blijft ten behoeve van mogelijk contactherstel minder zwaar weegt dan het belang van de kinderen en de moederbij rust en dat hun grenzen worden gerespecteerd.
De rechtbank stelt voorop dat een gezagsouder jegens de andere ouder een wettelijke informatieverplichting heeft; dat wil zeggen dat de niet met het gezag belaste ouder er recht op heeft om over zijn/haar kind(eren) door de gezagsouder te worden geïnformeerd. De informatieverplichting betreft uitsluitend gewichtige aangelegenheden die de persoon en het vermogen van het kind betreffen. De rechter kan op verzoek van één van de ouders de frequentie en de vorm van de informatieplicht vaststellen. De informatieplicht geldt ook wanneer er geen omgang met de kinderen plaats heeft. Alleen als het belang van het kind vereist dat de niet met het gezag belaste ouder niet door de gezagsouder wordt geïnformeerd, kan de rechtbank besluiten tot een buiten toepassing verklaring van de informatieverplichting.
De rechtbank is van oordeel dat het niet in het belang van de kinderen is om de vader in het geheel niet meer te informeren over het wel en wee van de kinderen. Met het oog op mogelijk contactherstel in de toekomst is het in het belang van de kinderen om vervreemding van de vader ten opzichte van de kinderen te voorkomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de moeder de vader regulier dient te blijven informeren over de ontwikkeling van de kinderen.
Hetgeen de vader heeft verzocht acht de rechtbank echter te ruim, gelet op de omvang van de wettelijke verplichting en de verstoorde onderlinge verhoudingen. Zij zal daarom bepalen dat de moeder de vader maandelijks op de eerste dag van de maand per e-mail informeert over de medische ontwikkeling van de kinderen, hun ontwikkeling op school, hun sociale en cognitieve ontwikkeling en over belangrijke gebeurtenissen in het leven van de kinderen. Voorts zal de rechtbank bepalen dat de moeder de vader -uitsluitend wanneer het een levensbedreigende kwestie betreft- onverwijld per e-mail en app over de betreffende kwestie informeert. De rechtbank zal de vader niet toestaan op de door hem verkregen informatie te reageren of over die informatie met de moeder in discussie te gaan. Het verzoek van de vader zal voor het overige worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
ontzegt de vader het recht op omgang met de minderjarigen:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2010 te
[geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2014 te
[geboorteplaats] ;
bepaalt dat de moeder de vader als volgt informeert:
  • maandelijks op de eerste dag van de maand per e-mail over de medische ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , hun ontwikkeling op school, hun sociale en cognitieve ontwikkeling en over belangrijke gebeurtenissen in hun leven;
  • uitsluitend wanneer het een levensbedreigende kwestie betreft: onverwijld per e-mail en app;
  • waarbij het de vader niet is toegestaan om op de door hem verkregen informatie te reageren of over die informatie met de moeder in discussie te gaan;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Emmens, E.D.A. Geleijns en C. Witteman, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 12 juni 2025.