AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Asielaanvraag van een Centraal-Afrikaanse vrouw met medische beperkingen en vrees voor vervolging
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een vrouw uit de Centraal-Afrikaanse Republiek, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres heeft op 20 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 15 mei 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres stelt dat zij wordt gezocht door (ex-)seleka-milities die haar vader hebben vermoord en dat zij niet kan terugkeren naar de CAR of Kameroen vanwege de burgeroorlogen in beide landen. De rechtbank heeft op 8 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister de medische beperkingen van eiseres, waaronder trauma's door seksueel geweld, voldoende heeft betrokken in de besluitvorming. Eiseres heeft echter niet overtuigend aangetoond dat zij een reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag blijft staan. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de veiligheidssituatie in de CAR en dat de afwijzing van de asielaanvraag niet voldoende gemotiveerd is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiseres krijgt proceskosten vergoed.
Voetnoten
1.Op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, van de Vw 2000.
2.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw 2000.
3.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b van de Vw 2000.
4.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e van de Vw 2000.
7.Zie pagina 3 van het voornemen.
8.Zie pagina 13 en 14 van het verslag nader gehoor.
9.In strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
10.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming.
11.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a van de Awb.
12.Zie UN Security Council, ‘Central African Republic: Report of the Secretary General’ van 18 juni 2024; UN Security Council, ‘Central African Republic: Report of the Secretary General’ van 13 juni 2025; UNOCHA, ‘Central African Republic: Humanitarian Bulletin’ bijgewerkt op 13 februari 2024; OFPRA, ‘République Centrafricaine : Situation de la communauté musulmane de [geboorteplaats] depuis 2021’ van 26 september 2023; en ACCORD, ‘Central African Republic, second quarter 2024: Update on incidents according to the Armed Conflict Location & Event Data Project (ACLED)’ van 7 augustus 2024.
13.Zie Human Rights Watch, ‘World Report 2025 – Central African Republic’ van 16 januari 2025 en US Department of State, ‘2023 Country Report on Human Rights Practices: Central African Republic’ van 23 april 2024.
14.Zie overweging 5.6 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927. 15.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.