ECLI:NL:RBDHA:2025:14955

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.23142 en NL25.23143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Centraal-Afrikaanse vrouw met medische beperkingen en vrees voor vervolging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een vrouw uit de Centraal-Afrikaanse Republiek, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres heeft op 20 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 15 mei 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres stelt dat zij wordt gezocht door (ex-)seleka-milities die haar vader hebben vermoord en dat zij niet kan terugkeren naar de CAR of Kameroen vanwege de burgeroorlogen in beide landen. De rechtbank heeft op 8 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister de medische beperkingen van eiseres, waaronder trauma's door seksueel geweld, voldoende heeft betrokken in de besluitvorming. Eiseres heeft echter niet overtuigend aangetoond dat zij een reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag blijft staan. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de veiligheidssituatie in de CAR en dat de afwijzing van de asielaanvraag niet voldoende gemotiveerd is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiseres krijgt proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.23142 en NL25.23143
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)
(gemachtigde: mr. D.G. Metselaar),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter haar verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres heeft op 20 oktober 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 mei 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 8 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiseres en de heer Ogbaka als tolk zijn later gedurende de zitting ook verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft de Centraal-Afrikaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1991. Eiseres zelf heeft haar geboorteplaats [geboorteplaats] en de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) verlaten toen zij vier maanden oud was en heeft sindsdien in Kameroen gewoond. Eiseres is in 2017 vijf dagen en in 2024 eveneens kortstondig terug geweest in de CAR. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij wordt gezocht door de (ex-)seleka-milities in de CAR. Zij hebben haar vader vermoord en zoeken nu zijn kinderen om hen te rekruteren of, als zij dat weigeren, te doden. Zij kan ook niet terug naar de CAR omdat daar een burgeroorlog woedt. Ze kan ook niet terug naar Kameroen, omdat daar ook een burgeroorlog is.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres; en
de problemen van eiseres met de (ex-)seleka’s.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig, maar haar problemen met de (ex-)seleka’s niet. Eiseres heeft namelijk niet samenhangend en aannemelijk verklaard over de groepering, de problemen die zij heeft meegemaakt en de keren dat zij is teruggekeerd naar de CAR. [2] Ondanks de psychische klachten van eiseres, mag van haar worden verwacht dat zij hier meer samenhangend over kan verklaren. Ook heeft eiseres haar relaas zonder goede verklaring met onvoldoende documenten onderbouwd. [3] Zij heeft namelijk aangegeven dat zij schriftelijk en telefonisch is bedreigd, maar heeft geen stukken overgelegd die dit onderbouwen. Eiseres heeft daarom geen vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [4] en zij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [5] Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond omdat zij kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. [6] Verweerder legt aan eiseres een terugkeerbesluit gericht op de CAR en een inreisverbod van twee jaar op.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft niet genoeg rekening gehouden met haar psychische problemen. Eiseres heeft namelijk trauma’s als gevolg van seksueel geweld. Dit blijkt uit de door de gemachtigde van eiseres ingevulde ‘Signaleringslijst lichamelijke en psychische problemen’ van bureau iMMO. Omdat verweerder niet heeft vastgesteld wat het referentiekader van eiseres is, is onduidelijk in hoeverre van eiseres mag worden verwacht dat zij samenhangend en compleet kan verklaren over wat zij heeft meegemaakt. Daarnaast bestrijdt eiseres dat haar problemen niet aannemelijk zijn, omdat zij daar wel voldoende inzichtelijk over heeft verklaard en het haar niet te verwijten is dat zij geen stukken kan overleggen van de bedreigingen. Daar komt bij dat eiseres te vrezen heeft voor vervolging omdat zij christen is en dat zij eveneens een reëel risico op ernstige schade loopt als gevolg van het hoge niveau van willekeurig geweld vanwege de burgeroorlog in de CAR.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat eiseres deels gelijk krijgt, maar de afwijzing van haar asielaanvraag blijft staan. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
Medische beperkingen
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de medische beperkingen van eiseres, waaronder de traumatische gebeurtenissen in haar verleden, deugdelijk heeft betrokken bij de besluitvorming.
7.1.
De rechtbank stelt hiertoe allereerst vast dat verweerder, anders dan eiseres heeft betoogd, haar referentiekader voldoende heeft vastgesteld en betrokken. In het voornemen is namelijk opgenomen dat, ondanks de traumatische gebeurtenissen die eiseres heeft meegemaakt, van haar mag worden verwacht dat zij enigszins kan onderbouwen door wie en waarom zij in de CAR wordt gezocht. [7] Hoewel deze tekst beknopt is en niet letterlijk benoemt dat het gaat om het referentiekader, blijkt hieruit naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder het referentiekader van eiseres heeft vastgesteld. Hierbij is met name rekening gehouden met de meest relevante factor, namelijk de traumatische gebeurtenissen die eiseres heeft meegemaakt. Eiseres heeft ook niet concreet gemaakt wat in het kader van het referentiekader niet van haar mocht worden verwacht of welke conclusie daaraan verbonden moest worden.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook voldoende in lijn gehandeld met het medisch advies dat MediFirst voorafgaand aan het gehoor heeft uitgebracht. Daarin wordt geadviseerd om eiseres pauzes aan te bieden om haar medicatie in te nemen of als zij moe is, ruimte te laten voor emoties en het gehoor plaats te laten vinden met een vrouwelijke ambtenaar en tolk. Ook blijkt eruit dat eiseres er moeite mee heeft specifieke data te benoemen. In het advies staat verder vermeld dat er andere medische klachten zijn gebleken, maar dat deze geen belemmering vormen voor het gehoor. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder deze adviezen tijdens het gehoor heeft opgevolgd en rekening heeft gehouden met de medische klachten van eiseres. Zo is eiseres gehoord in een vrouwelijke setting, is haar regelmatig een pauze aangeboden en heeft de hoormedewerker meermaals erkend dat het voor eiseres lastig moet zijn om te verklaren over de gebeurtenissen uit haar asielrelaas. Uit het voornemen en het bestreden besluit blijkt dat ook in de besluitvorming rekening is gehouden met de psychische problemen van eiseres en de invloed daarvan op haar vermogen om samenhangend te verklaren. Verweerder heeft er ook ter zitting op mogen wijzen dat aan eiseres geen tegenwerpingen zijn gemaakt op detailniveau, zoals over kleine verschillen in verklaringen of exacte data. De tegenwerpingen zien juist op de hoofdlijnen van haar relaas. De rechtbank merkt ook op dat geen tegenwerpingen zijn gemaakt die rechtstreeks raken aan het onderwerp van haar trauma’s.
7.3.
De iMMO-signaleringslijst die eiseres heeft overgelegd doet aan het voorgaande niet af. Verweerder heeft er ter zitting op mogen wijzen dat uit het advies van MediFirst vergelijkbare conclusies volgen en dat het advies, anders dan de signaleringslijst, is uitgevoerd door een verpleegkundige. Verweerder mocht het advies van MediFirst daarom als leidend beschouwen. Zoals hierboven besproken blijkt uit het verslag nader gehoor en de besluitvorming dat verweerder gedegen rekening heeft gehouden met de adviezen van MediFirst. De iMMO-signaleringslijst voegt hieraan geen nieuwe inzichten toe. Nu eiseres dit niet heeft aangevraagd, is er ook geen onderzoek uitgevoerd door iMMO.
De gemaakte geloofwaardigheidsbeoordeling
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de problemen van eiseres niet aannemelijk zijn. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, mocht van eiseres worden verwacht dat zij enigszins samenhangend en compleet kon verklaren over haar problemen. Daar is zij niet in geslaagd. Verweerder heeft ook doorgevraagd en duidelijke vragen gesteld, zodat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar relaas naar voren te brengen. Verweerder mocht dan ook aan eiseres tegenwerpen dat zij geen inzicht heeft gegeven in wie haar precies zoeken en waarom. Eiseres heeft ook tegenstrijdig verklaard over hoe vaak zij is teruggekeerd naar de CAR vanuit Kameroen. Verweerder mocht het ook ongerijmd vinden dat zij is teruggekeerd, nu zij juist stelt dat ze in de CAR gevaar liep vanwege de (ex-)seleka’s. Ook mocht verweerder aan eiseres tegenwerpen dat zij vaag en onsamenhangend heeft verklaard over de gestelde bedreigingen door de (ex-)seleka’s, nu eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke manieren zij bedreigd is of hoe de bedreigers haar contactgegevens hadden. Daar komt bij dat eiseres zonder goede verklaring geen documenten heeft overgelegd van de bedreigingen. Nu eiseres heeft verklaard dat zij telefonisch, via berichten en via krantenartikelen bedreigingen heeft ontvangen, [8] mocht verweerder hiervan enige documentatie verwachten.
Kennelijk ongegrondheid
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, mocht verweerder ook aan eiseres tegenwerpen dat zij kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Verweerder mocht de aanvraag van eiseres daarom kennelijk ongegrond verklaren.
Vrees voor vervolging als christen
10. Verweerder mocht zich naar het oordeel van de rechtbank ook op het standpunt stellen dat eiseres bij terugkeer geen gegronde vrees heeft voor vervolging enkel omdat zij christen is. Verweerder heeft in dat verband kunnen betrekken dat eiseres niet eerder problemen heeft ondervonden vanwege haar geloof. Eiseres heeft alleen verklaard dat iemand haar eens op straat heeft gevraagd of zij christen was, waarop de persoon heeft opgemerkt dat eiseres vrij rondloopt en daarna is weggelopen. Hierin ziet de rechtbank geen aanleiding om een gegronde vrees voor vervolging aan te nemen.
De situatie van willekeurig geweld
11. De rechtbank verklaart het beroep gegrond omdat verweerder de situatie in de CAR tijdens de besluitvorming onvoldoende in kaart heeft gebracht. Verweerder heeft namelijk enkel gesteld dat er geen gewapend conflict is in de CAR of dat er geen willekeurig geweld is als gevolg van een gewapend conflict. Verweerder heeft daarmee niet zorgvuldig onderzocht en gemotiveerd [9] of de veiligheidssituatie op grond van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn (Kri) [10] moet leiden tot vergunningverlening. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
11.1.
Verweerder heeft met zijn verweerschrift van 1 juli 2025 in reactie op vragen van de rechtbank alsnog op basis van beschikbare landeninformatie een analyse gemaakt van de recente veiligheidssituatie in de CAR als geheel en specifiek in [geboorteplaats] , waar eiseres oorspronkelijk vandaan komt. Gelet op de nadere motivering in het verweerschrift en met het oog op de finale geschilbeslechting, ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. [11] De rechtbank zal dit hieronder uitleggen.
11.2.
Eiseres heeft zich primair op het standpunt gesteld dat in de CAR sprake is van de meest uitzonderlijke situatie onder artikel 15c van de Kri, waarbij het geweldsniveau zo hoog is dat haar enkele aanwezigheid daar al leidt tot een risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat sprake is van een minder uitzonderlijke situatie waarin de persoonlijke omstandigheden van eiseres betekenen dat zij een verhoogd risico loopt om in het gewapende conflict slachtoffer te worden van willekeurig geweld.
11.3.
Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat in [geboorteplaats] geen sprake is van een gewapend conflict. Daarom is er volgens verweerder geen sprake van de meest uitzonderlijke situatie of een relatief lager niveau van geweld in de zin van artikel 15c van de Kri.
11.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het verweerschrift deugdelijk gemotiveerd dat in [geboorteplaats] geen sprake is van de hoogste gradatie van willekeurig geweld in de zin van artikel 15c van de Kri. Verweerder heeft voor zijn onderzoek of sprake is van een artikel 15c-situatie recente informatie geraadpleegd. Hij heeft aan de hand van cijfers van ACLED (Armed Conflict Location and Event Data) gedetailleerd het aantal (burger)slachtoffers in de periode van mei 2024 tot en met juni 2025 in beeld gebracht voor de CAR als geheel en voor [geboorteplaats] specifiek. Ook heeft verweerder verschillende relevante rapporten uit 2023, 2024 en 2025 betrokken, waaronder rapporten van de Secretaris-Generaal van de VN, het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN, het Franse OFPRA en het Australische ACCORD. [12] Verweerder is ook gemotiveerd ingegaan op de door eiseres in de zienswijze aangehaalde rapporten van Human Rights Watch en de US Department of State. [13] Verweerder is naar het oordeel van de rechtbank op een complete manier ingegaan op actuele en relevante landeninformatie en heeft voldoende uitgelegd hoe hij die informatie heeft gebruikt om te beoordelen of in [geboorteplaats] sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kri. Verweerder heeft hierbij de informatie uit verschillende bronnen tegen elkaar afgezet, is ingegaan op de ontwikkelingen in de situatie in de afgelopen jaren, en heeft gekeken naar de specifieke situatie in de voor eiseres relevante omgeving van [geboorteplaats] . Verweerder heeft op grond van de beschikbare landeninformatie terecht vastgesteld dat het geweld in de CAR in de afgelopen jaren is afgenomen, dat er niet op grote schaal en wijdverbreid sprake is van geweldsincidenten in [geboorteplaats] , en dat in de CAR een centrale overheid en een VN-stabilisatiemissie (MINUSCA) actief zijn. De stelling van eiseres op zitting dat verweerder selectief heeft geciteerd uit de landeninformatie en daarmee heeft gedaan aan
cherry picking, doet aan het voorgaande niet af. Eiseres heeft namelijk geen concrete landeninformatie tegenover de bronnen van verweerder geplaatst waaruit een ander beeld blijkt. Zoals benoemd heeft verweerder in het verweerschrift ook reeds de door eiseres aangehaalde bronnen deugdelijk betrokken in zijn beoordeling. Ook blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de door eiseres en verweerder aangehaalde bronnen geen ander beeld van de huidige situatie in de CAR en [geboorteplaats] , dan het beeld dat verweerder heeft geschetst.
11.5.
De rechtbank volgt verweerder echter niet in zijn stelling dat artikel 15c van de Kri geheel niet van toepassing is omdat in [geboorteplaats] geen sprake is van een gewapend conflict. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter blijkt namelijk dat bij de toepassing van artikel 15c Kri zowel de individuele omstandigheden van een vreemdeling als de veiligheidssituatie in het land van herkomst moeten worden betrokken, tenzij sprake is van de meest uitzonderlijke situatie, inhoudende dat de mate van willekeurig geweld zo hoog is dat een vreemdeling door zijn enkele aanwezigheid al een risico loopt. Alleen in die situatie wordt niet toegekomen aan het betrekken van individuele omstandigheden. Om aan het betrekken van die individuele omstandigheden toe te komen, hoeft dus slechts te zijn voldaan aan twee vereisten: a) er moet sprake zijn van willekeurig geweld; en b) dit geweld vindt plaats binnen een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Niet mag als vereiste worden gesteld dat het willekeurig geweld in een bepaalde gradatie plaatsvindt. [14] Nu in de door verweerder beoordeelde landeninformatie naar voren komt dat er geweldsincidenten plaatsvinden in het kader van een ‘battle’, was verweerder gehouden om te beoordelen of eiseres vanwege haar persoonlijke omstandigheden risico loopt om slachtoffer te worden van het willekeurige geweld in [geboorteplaats] in de zin van artikel 15c van de Kri. Daar staat tegenover dat eiseres aannemelijk moet maken dat zij, ondanks de lage mate van willekeurig geweld, wegens haar persoonlijke omstandigheden verhoogd risico loopt om te worden geraakt door het willekeurige geweld. Eiseres heeft in dit kader genoemd dat zij een alleenstaande vrouw is, geen banden heeft met de CAR, daar geen huis heeft, en dat zij christen is. Verweerder heeft deze omstandigheden betrokken in de besluitvorming en zich in het verweerschrift op het subsidiaire standpunt gesteld dat de genoemde persoonlijke omstandigheden van eiseres niet leiden tot de conclusie dat zij alsnog een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Verweerder mocht erop wijzen dat eiseres niet concreet heeft gemaakt hoe de omstandigheden van eiseres ertoe leiden dat zij een hoger risico loopt. De door eiseres aangevoerde persoonlijke omstandigheden leiden daarom naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat eiseres een verhoogd risico loopt om slachtoffer te worden van het willekeurige geweld in [geboorteplaats] .

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Omdat verweerder de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres in het verweerschrift alsnog voldoende heeft gemotiveerd, bepaalt de rechtbank dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
12.1.
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
12.2.
Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder in de proceskosten van eiser te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,-. [15]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 15 mei 2025;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.721,-.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Voetnoten

1.Op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, van de Vw 2000.
2.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw 2000.
3.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b van de Vw 2000.
4.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e van de Vw 2000.
7.Zie pagina 3 van het voornemen.
8.Zie pagina 13 en 14 van het verslag nader gehoor.
9.In strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
10.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming.
11.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a van de Awb.
12.Zie UN Security Council, ‘Central African Republic: Report of the Secretary General’ van 18 juni 2024; UN Security Council, ‘Central African Republic: Report of the Secretary General’ van 13 juni 2025; UNOCHA, ‘Central African Republic: Humanitarian Bulletin’ bijgewerkt op 13 februari 2024; OFPRA, ‘République Centrafricaine : Situation de la communauté musulmane de [geboorteplaats] depuis 2021’ van 26 september 2023; en ACCORD, ‘Central African Republic, second quarter 2024: Update on incidents according to the Armed Conflict Location & Event Data Project (ACLED)’ van 7 augustus 2024.
13.Zie Human Rights Watch, ‘World Report 2025 – Central African Republic’ van 16 januari 2025 en US Department of State, ‘2023 Country Report on Human Rights Practices: Central African Republic’ van 23 april 2024.
14.Zie overweging 5.6 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927.
15.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.