ECLI:NL:RBDHA:2025:14960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.30148
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 11 augustus 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 7 juli 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om een voorlopige voorziening, op 5 augustus 2025 behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.A.S. Jansen, betoogt dat Spanje niet langer kan worden beschouwd als een veilige derde staat vanwege tekortkomingen in de asielprocedure en opvang, zoals beschreven in het AIDA-rapport 2025. Hij wijst op lange wachttijden, overbevolking en schendingen van mensenrechten in Spanje, waaronder discriminatie en etnische profilering door de politie.

De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, zoals bevestigd door eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om aan te nemen dat Spanje niet in staat is om zijn asielaanvraag op een humane manier te behandelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.30148

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S.A.S. Jansen),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 7 juli 2025 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (NL25.30149), op 5 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de minister voor Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat voor Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan omdat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de procedure en opvang. Hierbij wijst eiser op het meest recente AIDA-landenrapport over Spanje (AIDA-rapport 2025). [2] Uit het AIDA-rapport 2025 blijkt dat er lange wachttijden zijn voor het kunnen indienen van een asielaanvraag. Daarnaast wordt benoemd dat sprake is van overbevolking en slechte omstandigheden in de asielruimtes op de luchthaven in Madrid en juridische tekortkomingen. Verder wijst eiser op een inbreukprocedure die in januari 2023 is gestart tegen Spanje vanwege het niet volledig implementeren van bepalingen uit de Opvangrichtlijn. Ondanks deze procedure zijn nog geen stappen ondernomen door Spanje en uit het AIDA-rapport 2025 blijkt dat er gevallen zijn waarin asielzoekers, waaronder Dublinterugkeerders, op straat verblijven. Dit heeft eiser ook zelf meegemaakt. Hierbij komt dat Spanje pushbacks en ook massadeportaties uitvoert waardoor mensenrechten worden geschonden.
Verder wijst eiser erop dat in Spanje discriminatie en etnische profilering door de politie plaatsvindt en dat hij die discriminatie ook heeft ondervonden, waardoor ook om die reden niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Ter onderbouwing van de racisme wijst eiser op een rapport van SOS Racismo van juli 2024 en drie artikelen van voorbeelden van racisme in Spanje. Spanje heeft daarnaast geen wet gelijke behandeling en non-discriminatie, waardoor slachtoffers van racisme en vreemdelingenhaat niet beschermd worden. Hoewel in Spanje een Raad voor Uitbanning van Rassendiscriminatie en Etnische Discriminatie bestaat, is dit orgaan niet effectief omdat het niet onafhankelijk is en niet de bevoegdheid heeft om klachten in de dienen of te procederen.
5.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank mag de minister voor Spanje nog steeds uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 27 juli 2023 geoordeeld dat de minister voor Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [3] Dit heeft de Afdeling in haar uitspraak van 24 juni 2024 nogmaals bevestigd. [4] Hierbij heeft de Afdeling overwogen dat uit het AIDA-rapport update 2023 weliswaar volgt dat er problemen zijn met de toegang tot de asielprocedure, maar niet dat deze zodanig zijn dat sprake is van structurele tekortkomingen die de hoge drempel van zwaarwegendheid van artikel 3 van het EVRM bereiken. De Afdeling is in de uitspraak van 24 juni 2024 ingegaan op de opvangomstandigheden in Spanje en heeft onder andere geoordeeld dat het AIDA-rapport update 2023 geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan de informatie waarover de Afdeling eerder heeft geoordeeld. Er is daarom geen reden voor het oordeel dat ten aanzien van Spanje niet langer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Bovendien heeft Spanje het verzoek om overname van eiser geaccepteerd en wordt hiermee gegarandeerd dat zijn asielaanvraag in behandeling wordt genomen volgens internationale verplichtingen. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat vreemdelingen die in het kader van de Dublinverordening worden overgedragen aan Spanje te maken zullen krijgen met pushbacks of (massa)deportaties. Hiervan blijkt ook niet uit het door eiser overgelegde AIDA-rapport van 2025. Daarbij wijst de rechtbank nog op het arrest X, waarin het Hof heeft geoordeeld dat informatie die wijst op tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen, zoals bijvoorbeeld pushbacks, niet noodzakelijkerwijs tot het oordeel leidt dat een vreemdeling niet op grond van de Dublinverordening kan worden overgedragen. [5] Dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart wegens het niet volledig conform de Opvangrichtlijn omzetten van alle bepalingen van deze richtlijn, leidt niet tot een ander oordeel. Het starten van deze procedure is op zichzelf onvoldoende om aan te tonen dat Spanje structurele tekortkomingen heeft in de opvangvoorzieningen. Daar komt bij dat de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid heeft gegeven om de gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen.
De door eiser gesteld ondervonden discriminatie maakt ook niet dat de minister niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Eiser heeft namelijk in het aanmeldgehoor verklaard dat hij geen problemen heeft ondervonden in Spanje en heeft ook in het beroepschrift niet geconcretiseerd waaruit de discriminatie heeft bestaan. Mocht eiser wel problemen ondervinden, dan kan hij daarover klagen bij de (hogere) autoriteiten. Het is niet gebleken dat dit voor eiser geen mogelijkheid is. Het enkele feit dat Spanje zelf geen wet gelijke behandeling en non-discriminatie zou hebben maakt dit niet anders. Spanje is namelijk aangesloten bij het EVRM waarmee de mensenrechten van eiser voldoende zijn gewaarborgd en eiser de mogelijkheid heeft om te klagen bij het EHRM.
Had de minister eisers asielaanvraag moeten behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening?
6. Eiser betoogt dat de minister zijn aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken, omdat eiser discriminatie heeft ondervonden.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte en voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de door eiser geschetste omstandigheden geen aanleiding vormen om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling te nemen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de Afdeling in haar uitspraak van 25 februari 2025 [6] heeft verduidelijkt dat als de minister de individuele omstandigheden waar de vreemdeling zich op heeft beroepen al heeft betrokken bij de beoordeling van de vraag of er van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, dit in beginsel ook een deugdelijke motivering is waarom de minister zijn discretionaire bevoegdheid niet gebruikt. Zoals de rechtbank onder 5.1 heeft geoordeeld mag voor Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan, waarbij ook is ingegaan op de gestelde ondervonden discriminatie. Eiser heeft verder geen specifieke omstandigheden genoemd die rechtvaardigen dat hij niet naar Spanje kan worden overgedragen omdat dat van onevenredige hardheid zou zijn.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen omdat Spanje hiervoor verantwoordelijk is. Eiser krijgt dus geen gelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.AIDA-landenrapport Spanje, april 2025 (update 2024).
3.ABRvS 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880.
4.ABRvS 24 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2548. Zie ook ABRvS 6 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2008.
5.HvJ 29 februari 2024, ECLI:EU:C:2024:195.
6.ABRvS 25 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:717.