ECLI:NL:RBDHA:2025:1497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50124
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Tsjadische eiseres wegens kennelijke ongegrondheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 3 februari 2025, wordt het beroep van een Tsjadische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. De eiseres had op 9 oktober 2023 een opvolgende aanvraag ingediend, nadat haar eerdere aanvraag op 17 augustus 2022 als kennelijk ongegrond was afgewezen. De minister van Asiel en Migratie had de opvolgende aanvraag op 11 december 2024 afgewezen, met het argument dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van de eiseres. De eiseres, die de Tsjadische nationaliteit heeft, stelt dat zij vreest voor haar leven door haar ex-man en zijn familie, vooral na de moord op haar broertje door de neef van haar ex-man. De rechtbank concludeert dat de minister de vrees van de eiseres niet geloofwaardig achtte, omdat de verklaringen van de eiseres niet samenhangend waren en er geen recente problemen met haar ex-man of zijn familie zijn aangetoond.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en bevestigt de beslissing van de minister om de aanvraag als kennelijk ongegrond af te wijzen. De eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50124

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 9 oktober 2023 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 11 december 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voorgeschiedenis
4. Eiseres heeft de Tsjadische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1979. Eiseres heeft op 17 augustus 2022 een (eerste) asielaanvraag ingediend en deze is door de minister kennelijk ongegrond verklaard. Op 30 juni 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit. Dit beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, op 8 september 2023 ongegrond verklaard. [1] Op 2 oktober 2023 is ook het hoger beroep ongegrond verklaard.
Huidige aanvraag
5. Op 9 oktober 2023 heeft eiseres een opvolgende asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft zij het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres heeft de Tsjadische nationaliteit en behoort tot de bevolkingsgroep [naam bevolkingsgroep]. Haar broertje ( [naam] ) is vermoord door de neef van haar ex-man, waardoor zij vreest voor haar ex-man en zijn familie.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: (1) de identiteit, nationaliteit en herkomst en (2) de moord op het broertje van eiseres door de neef in eerste graad van haar ex-man.
6.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig is. Dat haar broertje door de neef in eerste graad van haar ex-man is vermoord heeft de minister niet geloofwaardig geacht, omdat de verklaringen van eiseres geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
Is de vrees van eiseres voor haar ex-man en zijn familie aannemelijk?
7. Eiseres voert aan dat zij vreest om het leven te worden gebracht door haar ex-man of één van zijn familieleden, omdat zij in Tsjaad straffeloos kan worden vermoord door haar ex-man of zijn familie. Eiseres vreest daarom dat zij bij terugkeer naar Tsjaad in een met artikel 3 van het EVRM strijdige situatie terecht komt. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiseres naar een brief van Vluchtelingenwerk Nederland [2] , waaruit volgens haar blijkt dat in Tsjaad burgerrechten alleen op papier bestaan en dat de rechten van vrouwen routinematig worden geschonden. Gevallen van mishandeling of huiselijk geweld worden zelden door de autoriteiten onderzocht, laat staan berecht. Hierdoor kunnen vrouwen nergens terecht voor onderdak als zij worden mishandeld. In dit kader verwijst eiseres ook op het jaarlijks mensenrechtenrapport. [3] Hieruit volgt volgens eiseres dat hoewel de wet geweld tegen vrouwen verbiedt en voorziet in straffen voor seksuele intimidatie, gendergerelateerd geweld wijdverspreid is en de overheid de wet niet effectief handhaaft. De politie grijpt zelden in en vrouwen hebben beperkte middelen. In aanvulling hierop wijst eiseres tot slot op het rapport van UNHCR van 31 augustus 2018, waaruit volgens haar volgt dat zij in Tsjaad straffeloos om het leven kan worden gebracht door haar ex-man, vanwege het door haar gepleegde overspel, dat zij niet door de autoriteiten van Tsjaad zal worden beschermd en zelfs een gevangenisstraf opgelegd zal krijgen vanwege het plegen van overspel. [4]
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister heeft zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat hij geen geloof had hoeven hechten aan de problemen met de ex-man van eiseres en zijn familie die volgens eiseres haar broertje zou hebben vermoord. Deze problemen zijn bovendien in de vorige asielprocedure en ook in hoger beroep ongeloofwaardig bevonden. De minister heeft in het bestreden besluit gemotiveerd uiteengezet dat niet is gebleken dat eiseres en ook haar moeder in welke hoedanigheid dan ook recent persoonlijk zijn benaderd door de ex-man van eiseres en zijn familie. De minister heeft in dit kader mee mogen wegen dat eiseres heeft verklaard dat zij recent geen problemen heeft ervaren en na het overlijden van haar broertje geen contact of relatie heeft gehad met de familieleden van haar ex-man. Eiseres heeft niet betwist dat niet is gebleken dat zij recent of na het overlijden van haar broertje problemen heeft ervaren met haar ex-man, de neef van haar ex-man of de familie van haar ex-man. De minister heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiseres verwacht mag worden dat zij eventuele problemen met haar ex-man of zijn familie gedetailleerd toelicht, te meer nu zij een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Door enkel te stellen in beroep dat eiseres vreest om het leven te worden gebracht door haar ex-man of zijn familie, omdat zij in Tsjaad straffeloos kan worden vermoord door haar ex-man of zijn familie is onvoldoende voor een ander oordeel De minister heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat gezien de verklaringen van eiseres en dat zij recent geen problemen heeft gehad met haar ex-man en zijn familie, de vrees voor haar ex-man en zijn familie niet aannemelijk is.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL23.18981 (niet gepubliceerd).
2.Eiseres wijst ter onderbouwing op de brief van het Landelijk Bureau van Vluchtelingenwerk Nederland van 5 november 2024.
3.Eiseres wijst ter onderbouwing op US Department of State: 2023 Country Report on Human Rights Practices: Chad, 23 april 2024 ( [website] ).
4.Het rapport van UNHCR van 31 augustus 2018, paragraaf 21, p. 3.