Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker 2], V-nummer: [V-nummer] , verzoekers (gemachtigde: mr. P.Th. van Alkemade),
Rechtbank Den Haag
Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening betreft het bericht van de minister van Asiel en Migratie van 28 juli 2025, waarin werd meegedeeld dat de asielaanvraag van verzoekers verder behandeld zal worden in de Verlengde Asielprocedure. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. P.Th. van Alkemade, hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het verzoek kennelijk ongegrond was.
De voorzieningenrechter legt uit dat de beslissing van de minister om de behandeling van de aanvraag in de verlengde asielprocedure te laten plaatsvinden, een procesbeslissing is die geen zelfstandig rechtsgevolg voor verzoekers creëert. Dit betekent dat het bericht van de minister geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, en ook geen handeling in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De voorzieningenrechter verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om zijn oordeel te onderbouwen.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af en stelt dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 7 augustus 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.