ECLI:NL:RBDHA:2025:14983
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang in bestuursrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van Granton Marketing B.V. afgewezen. De zaak betreft vier besluiten van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarbij de verzoekster bezwaar had gemaakt tegen de definitieve tegemoetkomingen op basis van de tijdelijke noodmaatregelen voor behoud van werkgelegenheid (NOW-regelingen). De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond.
De verzoekster stelt dat zij door de COVID-19-pandemie geconfronteerd is met omzetverliezen en dat haar liquiditeitspositie kritiek is. Echter, de voorzieningenrechter concludeert dat de onderneming van verzoekster levensvatbaar is en dat er geen acute dreiging van faillissement is. De verzoekster heeft betalingsregelingen getroffen en voldoet aan haar lopende verplichtingen. De voorzieningenrechter wijst erop dat de verzoekster niet heeft aangetoond dat haar situatie zo spoedeisend is dat een voorlopige voorziening noodzakelijk is.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier S.I. Teunissen en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.