ECLI:NL:RBDHA:2025:15

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
NL24.36794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt een verzoek om proceskostenvergoeding behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T. der Bedrosian, had zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie ingetrokken. De minister had op 27 november 2024 een beslissing genomen op de aanvraag van verzoeker. De rechtbank oordeelt dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op zitting.

De rechtbank legt uit dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de aanvraag van verzoeker op 8 maart 2023 ingediend, en de beslistermijn begon op 29 oktober 2023, toen Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag. De wettelijke beslistermijn van 15 maanden eindigt op 29 januari 2025.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, aangezien de ingebrekestelling van 2 september 2024 prematuur was. Hierdoor is er geen grond voor proceskostenvergoeding, en het verzoek wordt afgewezen als ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.36794

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het verzoek om de minister te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten. Het verzoek is ingediend nadat verzoeker zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingetrokken. De minister heeft op 27 november 2024 op de aanvraag van verzoeker beslist.
2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Verzoeker heeft de aanvraag ingediend op 8 maart 2023. In gevallen waarin wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet in behandeling dient te worden genomen, vangt op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw de beslistermijn zoals bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit het dossier blijkt dat Nederland met ingang van 29 oktober 2023 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker. Op grond van het hiervoor gestelde is de wettelijke beslistermijn van 15 maanden aangevangen op 29 oktober 2023 en zou deze eindigen op 29 januari 2025. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 2 september 2024 prematuur was ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.

Conclusie en gevolgen

5. Nu er geen sprake zou zijn geweest van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank met de beslissing van de minister van 27 november 2024 geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.