ECLI:NL:RBDHA:2025:15
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt een verzoek om proceskostenvergoeding behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T. der Bedrosian, had zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie ingetrokken. De minister had op 27 november 2024 een beslissing genomen op de aanvraag van verzoeker. De rechtbank oordeelt dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op zitting.
De rechtbank legt uit dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de aanvraag van verzoeker op 8 maart 2023 ingediend, en de beslistermijn begon op 29 oktober 2023, toen Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag. De wettelijke beslistermijn van 15 maanden eindigt op 29 januari 2025.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, aangezien de ingebrekestelling van 2 september 2024 prematuur was. Hierdoor is er geen grond voor proceskostenvergoeding, en het verzoek wordt afgewezen als ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.