ECLI:NL:RBDHA:2025:15083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
09/081352-25 en 09/009191-25 (ttz. gev.), 09/302371-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging zware mishandeling en bedreiging, bewezenverklaring medeplegen van mishandeling, wederspannigheid en bedreiging en belediging van een politieagent

Op 13 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 maart 2025 samen met een medeverdachte een persoon heeft mishandeld, maar heeft de poging tot zware mishandeling vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs van opzet op zwaar lichamelijk letsel. De verdachte is wel schuldig bevonden aan medeplegen van mishandeling, waarbij hij de aangever meermaals met vuisten op het hoofd heeft geslagen en met een voorwerp heeft geslagen. Daarnaast is de verdachte op 8 januari 2025 veroordeeld voor het bedreigen en beledigen van een politieagent tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft ook een aantal inbeslaggenomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer, waaronder een hakmes. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/081352-25 en 09/009191-25 (ttz. gev.), 09/302371-22 (tul)
Datum uitspraak: 13 augustus 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. R. Shahbazi naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 09/081352-25 (hierna: dagvaarding I) en 09/009191-25 (hierna: dagvaarding II). De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Zakelijk weergegeven wordt de verdachte verweten dat hij op 14 maart 2025 samen met een medeverdachte iemand heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, althans heeft mishandeld, en dat hij samen met die medeverdachte die ander heeft bedreigd (dagvaarding I), en dat hij op 8 januari 2025 een agent heeft bedreigd en beledigd en zich heeft verzet bij een aanhouding (dagvaarding II).

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de bij dagvaarding I onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten en de bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van de bij dagvaarding I onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten en de bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten en heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit feit bewezen kan worden verklaard. Op haar specifieke standpunten wordt – voor zover nodig – hierna nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Dagvaarding I:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025082127, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 70).
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , opgemaakt op 14 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 6-8):
Ik ben bewoner en tevens huurder van een flatwoning gelegen aan de [adres 2] te Den Haag. Op 14 maart 2025, omstreeks 03:30 uur lag ik te slapen in mijn woning. Ik zag en hoorde dat ik op mijn mobiele telefoon werd gebeld door [de verdachte] (
de rechtbank begrijpt: de verdachte). Ik nam op en kreeg van hem te horen dat hij buiten voor het complex stond. Vervolgens liet ik hem binnen. Ik zag dat [medeverdachte] en [de verdachte] op mij afliepen en vroegen waar het geld was.
Ik zag dat [de verdachte] twee voorwerpen uit zijn broekriem pakten en in beide handen vasthield.
Ik zag en voelde dat ik een harde klap kreeg op mijn hoofd. Ik zag en voelde dat [de verdachte] en [medeverdachte] meerdere vuistslagen gaven tegen mijn gezicht, hoofd en lichaam. Ik voelde ook hevige pijn aan mijn hoofd, gezicht en lichaam.
Noot verbalisant:
De aangever had zichtbaar letsel aan zijn gezicht, hoofd en lichaam. Hij had een bult op zijn achterhoofd, een snee van ongeveer 5 centimeter verticaal op linker zijhoofd, bult met wond gezicht rechts ter hoogte van zijn slaap.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 25-26):
Op vrijdag 14 maart 2025 was ik, verbalisant, belast met het onderzoek naar de
(poging) zware mishandeling, gepleegd op vrijdag 14 maart 2025 omstreeks 03:30 uur. De mishandeling vond plaats in de centrale toegangshal van de [adressen] te 's-Gravenhage. In de toegangshal hangen diverse camera's welke het incident hebben opgenomen. Per camera zijn de beelden uitgewerkt. Ik herken man 1 als [de verdachte] . Ik herken man 2 als [medeverdachte] .
Ik zag [aangever] en [de verdachte] op elkaar af lopen. Ik zag dat [de verdachte] [aangever] vast pakte, naar achteren duwde en vervolgens tegen een muur aan duwde. Ik zag dat [de verdachte] [aangever] vast bleef houden terwijl [aangever] met zijn rug tegen de muur stond. Ik zag dat [medeverdachte] even later ook binnenkwam en richting [de verdachte] en [aangever] liep. Ik zag dat [de verdachte] met zijn rechtervuist twee keer sloeg op het hoofd van [aangever] . Ik zag dat [medeverdachte] direct daarna met zijn linkervuist op het hoofd van [aangever] sloeg. Ik zag dat [de verdachte] vervolgens weer met zijn rechtervuist op het hoofd van [aangever] sloeg. Ik zag dat [aangever] probeerde te vluchten en een andere ruimte in rende. Ik zag dat [medeverdachte] en [de verdachte] volgden. Ik zag dat [de verdachte] met zijn handen richting zijn broekriem ging en daar iets vandaan haalde.
Na enige tijd zag ik dat [de verdachte] naar de entreehal liep en een voorwerp vasthield in zijn rechterhand.
3. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, op 18 maart 2025 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
Ik heb mijn handen gebruikt en klappen gegeven. De andere man, [medeverdachte] , gaf hem wel een harde klap.
Dagvaarding II:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025008147, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 57).
Ten aanzien van feit 1 t/m 3:
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 januari 2025, voor zover inhoudende (p. 16-17):
Op woensdag 8 januari 2025 was ik, verbalisant [verbalisant 1] , samen met agent [verbalisant 2] in uniform gekleed en belast met de noodhulpsurveillance in het
verzorgingsgebied van politiebureau Zuiderpark, Eenheid Den Haag. Om 16:03 uur werd verdachte [de verdachte] aangehouden op verdenking van wapenbezit. Tijdens de aanhouding hield ik de linkerarm van verdachte [de verdachte] vast terwijl [verbalisant 2]
de rechterarm van verdachte [de verdachte] in de transportboeien deed. Ik zag dat de eerste
transsportboei vastzat om de rechterpols van [de verdachte] . Ik voelde dat [de verdachte] zich begon te verzetten tegen zijn aanhouding. Ik voelde dat hij zijn linkerarm, met kracht, in tegengestelde richting bewoog waarvan ik hem trachtte te bewegen. Ik voelde dat hij zijn linkerarm met kracht introk en naar zijn borst bewoog. Ik zag dat hij ook met zijn rechterhand begon te trekken. Ik besloot om [de verdachte] naar de grond te begeleiden om hem hier op een veilige manier onder controle te kunnen brengen.
Ik zag dat [de verdachte] met zijn ogen in mijn richting keek. Ik hoorde dat [de verdachte] tegen mij zei:
- “Ik ga je kanker moeder neuken!”;
- “Ik ga je huis opblazen!”;
- “Kanker homo!”;
- “Jouw kanker moeder!”.
Ten tijde van deze beledigingen en bedreigingen waren er meerdere mensen op straat en ik weet zeker dat deze mensen dit hadden gehoord. Ik hoorde dat [de verdachte] luidkeels schreeuwde en dat dit door eenieder te horen was. Ik voel mij in mijn goede naam en eer aangetast. Ik voelde mij bedreigd door de bedreiging die verdachte [de verdachte] richting mij uitte.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 januari 2025, voor zover inhoudende (p. 11-12):
Op woensdag 8 januari 2025 werd de verdachte [de verdachte] aangehouden door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Verbalisant [verbalisant 1] droeg een bodycam. Ik bekeek de bodycam-beelden. Op de beelden zag ik de datum 8 januari 2025, tijd 16:03:42 uur.
Ik hoorde dat de verdachte zei: "Ja je kanker moeder. Ik ga jouw kanker moeder neuken wacht maar".
Ik zag dat de verdachte constant schuin omhoog probeerde te kijken waar collega [verbalisant 1] zat. Ik hoorde dat de verdachte met een verheven stem zei: "Jouw kanker
moeder. Ik ga jouw huis opblazen.”
Ik hoorde dat de verdachte zei: "Hoe langer ik vast zit, ik zweer hoe meer wat jij mij aan doet hoe meer ik jou ga aan doen kanker kanker homo.”
Ik hoorde dat de verdachte met een verheven stem zei: "Ik neuk jou".
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1
Dagvaarding I
Inleiding
De verdachte wordt – kort gezegd – ervan verdacht dat hij op 14 maart 2025 in Den Haag samen met [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) naar de woning van [aangever] (hierna: de aangever) zijn gegaan en een poging hebben gedaan om zwaar lichamelijk letsel aan hem toe te brengen door met de achterzijde van een hakbijl op zijn hoofd te slaan, met vuisten op het hoofd te slaan en tegen zijn hoofd en benen te schoppen. Daarnaast zou de aangever ook door hen zijn bedreigd met een hakbijl of mes zodat hij geld aan ze zou geven.
Vrijspraak poging zware mishandeling
De rechtbank dient eerst vast te stellen welke geweldshandelingen de verdachte die avond heeft verricht. De verdachte en de aangever hebben deels uiteenlopende verklaringen gegeven over wat er die nacht is gebeurd. De aangever heeft onder andere verklaard dat de verdachte een mes en een hakbijl uit zijn broekriem pakte, hij vervolgens een harde klap op zijn hoofd kreeg en zag dat de verdachte dit deed met de achterzijde van een hakbijl. Daarnaast zou hij door de verdachte en de medeverdachte geschopt zijn tegen zijn hoofd en lichaam. De verdachte ontkent dit en heeft verklaard dat hij de aangever enkel een aantal klappen heeft gegeven.
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte bij binnenkomst de aangever direct een aantal vuistslagen geeft in zijn gezicht. Ook de medeverdachte slaat de aangever. Vervolgens is te zien dat de verdachte iets uit zijn broekriem haalt en een voorwerp in zijn hand heeft. Niet is vast te stellen dat het hier om een mes of hakbijl(tje) gaat. Wel is op de beelden te zien dat de verdachte een voorwerp in zijn hand heeft. Grote delen van het incident, waaronder het volgens de aangever door de verdachte slaan met de hakbijl, spelen zich af op plekken in de hal die voor de camera niet zichtbaar zijn. De rechtbank acht het onaannemelijk – gelet op de snee op het hoofd van de aangever in combinatie met zijn verklaring en het voorwerp wat op de camerabeelden in de hand van de verdachte te zien is – dat dit letsel is toegebracht door het enkel geven van klappen met de hand. Het kan niet anders dan dat dit letsel door middel van het voorwerp in de hand van de verdachte is toegebracht. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte de aangever op zijn hoofd heeft geslagen met een voorwerp. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het schoppen tegen het hoofd en lichaam, nu het dossier geen ander bewijs bevat die de verklaring van de aangever hierover ondersteunt.
De rechtbank dient vervolgens te vraag te beantwoorden of het handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling. Om tot een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling te komen, moet kunnen worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever, al dan niet in voorwaardelijke zin. Van voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever als gevolg van zijn handelen zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om met voldoende zekerheid te kunnen vaststellen dat het handelen van de verdachte tot zwaar lichamelijk letsel bij de aangever had kunnen leiden. Hoewel het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is, is niet komen vast te staan met welk voorwerp de verdachte de aangever op het hoofd heeft geslagen en ook niet met welke kracht dit is gebeurd. De summiere informatie over het letsel geeft daar verder ook geen uitsluitsel over. Gelet op het voorgaande zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring mishandeling
De rechtbank acht, gelet op wat hiervoor is overwogen, het onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van mishandeling wettig en overtuigend bewezen en stelt vast dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte de aangever meermaals met vuisten op het hoofd heeft geslagen en met een voorwerp op zijn hoofd heeft geslagen.
Vrijspraak bedreiging
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde bedreiging niet wettig en overtuigend is bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank overweegt daartoe dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een hakbijl of mes bij zich had. Daarmee bevat het dossier onvoldoende ondersteunend bewijs voor de verklaring van de aangever dat de medeverdachte zei “waar is mijn geld, ik ga je steken". Er is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te concluderen dat de bedreiging heeft plaatsgevonden.
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en spreekt de verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
3.4.2
Dagvaarding II
Rechtmatigheid aanhouding
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanhouding onrechtmatig was omdat onvoldoende duidelijk is wat de reden was om de verdachte aan te houden en dat de verdachte daarom dient te worden vrijgesproken. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat uit het dossier volgt dat de politie een melding kreeg dat er iemand met een hakbijl stond te zwaaien. Ter plaatse herkent een politieagent de man die daar staat als de verdachte en hoort een jongen tegen hem zeggen dat “die man net een grote bijl heeft
verstopt in die bosjes daar!” en hij wijst daarbij naar de verdachte. Vervolgens wordt een hakmes ook in de desbetreffende bosjes aangetroffen. De politie had gelet op deze omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank voldoende reden om een redelijk vermoeden van schuld aan te nemen en de verdachte aan te houden op verdenking van wapenbezit.
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder dagvaarding II ten laste gelegde feiten.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit en de bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I:
1
subsidiair
hij op 14 maart 2025 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, [aangever] heeft mishandeld door
- op zijn hoofd te slaan met een voorwerp en
- meermaals op zijn hoofd te slaan met vuisten.
Dagvaarding II:
1
hij op 8 januari 2025 te 's-Gravenhage [verbalisant 1] heeft bedreigd met
- verkrachting en;
- enig misdrijf waardoor algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, en;
- brandstichting,
door die [verbalisant 1] de woorden toe te voegen "ik ga jouw huis opblazen" en "ik neuk jou", terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [verbalisant 1] in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
2
hij op 8 januari 2025 te ’s-Gravenhage zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 2] (agent bij politie eenheid Den Haag) en [verbalisant 1] (agent bij politie eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door meermalen te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte
trachttente geleiden;
3
hij op 8 januari 2025 te ’s-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (agent bij politie eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "je kanker moeder" en "ik ga je kanker moeder neuken" en "kanker homo".
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren waaraan de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en om een contactverbod met de aangever [aangever] en de medeverdachte [medeverdachte] als vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen en deze maatregel ook dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van drie jaren waaraan de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals deze geadviseerd door de reclassering. Een eventueel onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dient de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd niet te overstijgen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten. De verdachte is samen met de medeverdachte naar de woning van het slachtoffer gegaan waarna ze hem mishandeld hebben door met een voorwerp op zijn hoofd te slaan en hem meermaals met vuisten in het gezicht te slaan. De verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en gezorgd voor een angstige situatie. De aanleiding voor het geweld richting het slachtoffer lijkt te zijn gelegen in het innen van een drugsschuld; een aanleiding die geweld zoals hier is gebruikt op geen enkele manier rechtvaardigt. De verdachte bleef gedurende het incident constant de confrontatie opzoeken met het slachtoffer en wilde het slachtoffer niet laten gaan. De verklaring van de verdachte dat hij enkel wilde bemiddelen tussen de medeverdachte en de aangever, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig en de rechtbank rekent deze houding de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid en het bedreigen en beledigen van een politieagent. De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven van geen enkel respect voor het openbaar gezag en door zijn handelen het gezag ondermijnd van politieambtenaren die hun werk aan het uitoefenen waren en dit werk gewoon moeten kunnen uitoefenen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 mei 2025, waaruit volgt dat de verdachte in 2022 is veroordeeld voor een bedreiging.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 2 juni 2025. Bij de verdachte is sprake van een delictpatroon van geweldsdelicten wat in verband staat met zijn problematiek van alcohol- en harddrugsgebruik. Daarnaast is er sprake van problemen op de leefgebieden van dagbesteding, sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en houding. De reclassering schat het risico op recidive, letsel en het onttrekken aan voorwaarden in als hoog. Tot op heden zijn alle voorwaardelijke straffen met de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden ten uitvoer gelegd. De verdachte laat een ambivalente houding zien met betrekking tot het accepteren van hulp en heeft zich bij de schorsing van de voorlopige hechtenis ook niet aan de schorsingsvoorwaarden gehouden.
Desalniettemin adviseert de reclassering bij veroordeling van de verdachte hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan meerdere bijzondere voorwaarden verbonden.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank zal een deel van die straf, te weten twee maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw, geen reden om een proeftijd van drie jaren op te leggen. Aan de voorwaardelijke straf worden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbonden, met uitzondering van de opname in een zorginstelling, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een mishandeling.
Gelet op het hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel 38v Sr
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding voor het opleggen van een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, omdat naar het oordeel van de rechtbank de noodzakelijkheid van deze maatregel niet is gebleken.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genoemde voorwerp, te weten een hakmes, zal worden onttrokken aan het verkeer.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit aan de dader toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk is, omdat de bij parketnummer 09/302371-22 door de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag op 9 februari 2023 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van twee maanden niet-onherroepelijk is.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 47, 57, 180, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit en de bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1 subsidiair:
medeplegen van mishandeling;
ten aanzien van dagvaarding II feit 1:
bedreiging met verkrachting, enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en brandstichting, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
ten aanzien van dagvaarding II feit 2:
wederspannigheid;
ten aanzien van dagvaarding II feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (VIJF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten
73 (DRIEËNZEVENTIG) DAGEN, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, te weten
2 (TWEE) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van toezichttermijn meldt bij GGZ Reclassering Fivoor Den Haag op het adres Johanna Westerdijkplein 40, 2521 EN te Den Haag en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd deelneemt aan de gedragsinterventie Leefstijltraining 24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik, verzorgd door de reclassering of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de afspraken en de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens deze instelling aan hem worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van het Ambulant Centrum van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn verslaving en middelengebruik. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- zich – indien dat tijdens de proeftijd noodzakelijk is – laat behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
- gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen en meewerkt aan urineonderzoek of ademonderzoek, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor Den Haag tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het – op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht – uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
de voorlopige hechtenis;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Hakmes;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 9 februari 2023, gewezen onder parketnummer 09/302371-22.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. de Wit, voorzitter,
mr. Y.J. Wijnnobel-van Erp, rechter,
mr. K.O. Hamelink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.I. Ostendorf, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 augustus 2025.
Mr. Y.J. Wijnnobel-van Erp is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Ten aanzien van dagvaarding I:
1
hij op of omstreeks 14 maart 2025 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- ( meermaals) op zijn hoofd heeft geslagen met de achterzijde van een hakbijl, althans een (zwaar) voorwerp en/of
- ( meermaals) op zijn hoofd, althans tegen het lichaam, heeft geslagen met vuisten en/of
- ( meermaals) tegen zijn benen, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of
- ( meermaals) tegen zijn hoofd heeft geschopt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 maart 2025 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [aangever] heeft mishandeld door
- ( meermaals) op zijn hoofd te slaan met de achterzijde van een hakbijl, althans een (zwaar) voorwerp en/of
- ( meermaals) op zijn hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan met vuisten en/of
- ( meermaals) tegen zijn benen, althans tegen het lichaam, te schoppen en/of
- ( meermaals) tegen zijn hoofd te schoppen;
2
hij op of omstreeks 14 maart 2025 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door die [aangever] (meermaals) de woorden toe te voegen: "waar is mijn geld, ik ga je steken" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en die [aangever] daarbij een hakbijl en/of mes te tonen.
Ten aanzien van dagvaarding II:
1
hij op of omstreeks 8 januari 2025 te 's-Gravenhage [verbalisant 1] heeft bedreigd met
- verkrachting en/of;
- enig misdrijf waardoor algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen
gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, en/of;
- brandstichting,
door die [verbalisant 1] de woorden toe te voegen "ik ga jouw huis opblazen" en/of "ik neuk
jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd
gepleegd tegen die [verbalisant 1] in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
2
hij op of omstreeks 8 januari 2025 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen één of meer ambtenaren, [verbalisant 2] (agent bij politie eenheid Den Haag) en [verbalisant 1] (agent bij politie eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door eenmaal of meermalen te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar/ambtenaren verdachte trachtte te geleiden;
3
hij op of omstreeks 8 januari 2025 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, opzettelijk
een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (agent bij politie eenheid Den Haag), gedurende
of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
"je kanker moeder" en/of "ik ga je kanker moeder neuken" en/of "kanker homo",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.