ECLI:NL:RBDHA:2025:15100
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vaststelling hoofdverblijfplaats en afwijzing zorgregeling in een complexe echtscheidingszaak met geweldsincidenten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], en een zorgregeling tussen de kinderen en hun vader. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.M. Kooij, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de vader, die niet op de zitting verscheen, geen verweer voerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders in juni 2024 uit elkaar zijn gegaan na een incident waarbij de vader geweld heeft gebruikt tegen de moeder in aanwezigheid van de kinderen. Dit leidde tot een huisverbod voor de vader en de ouders zijn sindsdien in een hulpverleningsprogramma betrokken.
De rechtbank heeft de situatie van de ouders en de kinderen zorgvuldig overwogen. De moeder heeft verzocht om een zorgregeling waarbij de kinderen om de week bij de vader zouden verblijven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de huidige situatie van de vader niet stabiel genoeg is om een zorgregeling vast te stellen, en heeft het verzoek van de moeder om een zorgregeling afgewezen. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder vastgesteld, in het belang van de kinderen, en heeft de vader aangespoord om contact op te nemen met de moeder voor afspraken over het zien van de kinderen. Tevens heeft de rechtbank aangegeven dat het belangrijk is dat er hulpverlening voor de kinderen wordt geregeld, zodat zij kunnen praten over de gebeurtenissen in het gezin.