ECLI:NL:RBDHA:2025:15102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.35691
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Ghanese vreemdeling in het kader van uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser, een Ghanese vreemdeling, was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou beletten. Eiser had tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding vroeg. Tijdens de zitting was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de gronden voor de bewaring, die door eiser niet werden betwist, als feitelijk juist beoordeeld. Eiser had aangevoerd dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom dit niet mogelijk was. Eiser had eerder niet meegewerkt aan zijn uitzetting en had geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank concludeerde dat er voldoende zicht op uitzetting naar Ghana was en dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.35691

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1981 en de Ghanese nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;-
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
- 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
- 3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt met betrekking tot zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
- 3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voor zover nodig voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen, zodat het risico op onttrekking reeds daarmee is gegeven.
Lichter middel
4. Eiser meent dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Verweerder heeft echter in de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met een lichter middel. Eerder is toepassing gegeven aan een lichter middel, maar heeft dit middel niet geleid tot het zelfstandige vertrek van eiser naar zijn land van herkomst. Verder heeft verweerder de gestelde medische omstandigheden van eiser expliciet benoemd en voldoende betrokken bij zijn beoordeling. Ook is niet gebleken van feiten en omstandigheden die de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien een lichter middel dan bewaring op te leggen.
Voortvarend handelen en zicht op uitzetting
5. Daarnaast voert eiser aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Verweerder heeft een aanvraag voor een laissez-passer ingediend en eenmaal gerappelleerd, maar verder geen nadere stappen richting de Ghanese ambassade ondernomen. Gezien de houding van eiser zou verweerder zich hier meer voor moeten inspannen. Nu verweerder onvoldoende voortvarend handelt, is er ook geen zicht op uitzetting. Ook is het vertrekgesprek van 5 augustus 2025 met eiser in het Engels gevoerd, terwijl de gemachtigde van eiser stelt dat het voor hemzelf niet mogelijk is gebleken om met eiser in het Engels te communiceren.
6. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt. Verweerder heeft naast de laissez-passer aanvraag en rappel, ook een uitzettingshandeling verricht door met eiser een vertrekgesprek te voeren. Daarbij volgt uit het verslag van het vertrekgesprek niet dat sprake was van communicatieproblemen tussen eiser en de regievoerder. In hetgeen eiser aanvoert ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er geen sprake is van zicht op uitzetting naar Ghana. Verweerder wijst er terecht op dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 5 maart 2025 [4] heeft geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Ghana niet ontbreekt. Daarbij geldt dat de Ghanese autoriteiten niet te kennen hebben gegeven dat zij in het geval van eiser geen laissez-passer zullen afgeven. Daarnaast heeft verweerder ter zitting nogmaals benadrukt dat het aan eiser is om mee te werken aan zijn uitzetting. Tijdens het vertrekgesprek op 5 augustus 2025 heeft eiser verklaard dat hij niet wil terugkeren en ook niets zal doen om terug te kunnen keren naar Ghana.
Ambtshalve toets
7. Ook is overigens niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot aan het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
Deze uitspraak is gedaan op 13 augustus 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vb.
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.