Op 28 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak met rekestnummer FA RK 23-8316, waarin een verzoek tot herstel van een eerdere beschikking van 12 december 2024 werd afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J. Boers, had samen met de ambtenaar van de burgerlijke stand verzocht om aanpassing van de eerdere beschikking. Dit verzoek omvatte het vaststellen van de nietigheid van de erkenning, het verbeteren van gegevens van de ouders en het kind, het ontkennen van het vaderschap en het gerechtelijk vaststellen van het vaderschap. De juridische vader en de biologische vader hebben geen standpunt ingenomen, terwijl de minderjarige werd vertegenwoordigd door mr. A. Alam-Khan als bijzondere curator.
De rechtbank heeft de ingediende stukken, waaronder e-mailberichten van de ambtenaar en de moeder, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijke fout die voor eenvoudig herstel in aanmerking kwam, zoals bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank stelde vast dat de ambtenaar niet de juiste procedure had gevolgd en dat de eerdere beschikking inmiddels in kracht van gewijsde was gegaan, waardoor hoger beroep niet meer mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat de verzochte verbeteringen niet konden worden doorgevoerd en dat een nieuw verzoek ingediend diende te worden om de gewenste wijzigingen te realiseren.
De rechtbank heeft uiteindelijk de verzochte verbetering van de beschikking van 12 december 2024 geweigerd. Deze beslissing werd genomen door mr. C.L. Strop, kinderrechter, in aanwezigheid van griffier mr. S. Sluijmer, en werd openbaar uitgesproken op de zitting van 28 juli 2025.