ECLI:NL:RBDHA:2025:15112

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/670919 / HA ZA 24-691
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een woning tussen erfgenamen met betrekking tot overbedeling

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 30 juli 2025 een eindvonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiseres] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft de verdeling van een woning die eigendom was van de overleden [erflater]. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 5 maart 2025 geoordeeld dat [gedaagde 2] als vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] moet worden opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huwelijkse gemeenschap tussen [eiseres] en [erflater] niet is afgewikkeld en dat [eiseres] recht heeft op de verdeling van de woning. De peildatum voor de verdeling is vastgesteld op de datum van echtscheiding.

Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de waarde van de woning in de periode 1980-1982 niet is gestegen en dat de woning is gefinancierd met een lening van NLG 36.000 en een tweede lening van NLG 19.000, met een inbreng van NLG 10.000 aan eigen geld door [eiseres]. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, zelfs als [eiseres] de inbreng van eigen geld kan aantonen, de overwaarde van de woning niet meer zal bedragen dan NLG 10.000, wat de vraag oproept of verdere proceskosten gerechtvaardigd zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de woning toe te delen aan de erfgenamen van [erflater] tegen een waarde van NLG 65.000 en de vordering van [eiseres] uit hoofde van overbedeling vastgesteld op nihil. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/670919 / HA ZA 24-691
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
[eiseres]te [woonplaats] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. R.N. Baldew,
tegen
[gedaagde 1]te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
advocaat: mr. A.G. de Jong.
en
[gedaagde 2]te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
advocaat: S.E. de Geus.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • het tussenvonnis van 5 maart 2025 en de daarin genoemde stukken;
  • de dagvaarding van 30 april 2025 waarbij [gedaagde 2] in het geding is opgeroepen;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 2] ;
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van dit vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 5 maart 2025 geoordeeld dat [gedaagde 2] in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] moet worden opgeroepen. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 5 maart 2025, op basis van de stellingen van [eiseres] en [gedaagde 1] en hetgeen op de mondelinge behandeling van 27 januari 2025 is verklaard verder geoordeeld dat (i) de huwelijkse gemeenschap tussen [eiseres] en [erflater] niet is afgewikkeld; (ii) [eiseres] nog steeds de verdeling van die gemeenschap kan vorderen; (iii) in deze procedure alleen de verdeling van de woning aan de orde is; en (iv) de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat bij de verdeling van de woning als peildatum de datum van echtscheiding heeft te gelden. Verder heeft de rechtbank als volgt overwogen:
4.1
De rechtbank begrijpt dat [eiseres] primair vordert dat de woning wordt toegedeeld aan (de erfgenamen van) [erflater] , en [erflater] uit hoofde van overbedeling gehouden is om de helft van de overwaarde aan [eiseres] te vergoeden. De rechtbank zal daarom moeten vaststellen voor welk bedrag [erflater] wordt overbedeeld.
4.11
[eiseres] en [erflater] zijn ongeveer anderhalf jaar na de aankoop van de woning van elkaar gescheiden. [gedaagde 1] heeft onweersproken gesteld dat de waarde van de woning in de periode 1980 – 1982 niet is gestegen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de waarde van de woning overeenkomt met de aankoopprijs in 1980, zijnde NLG 65.000. Voor een nadere taxatie bestaat in deze omstandigheden geen aanleiding. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verder verklaard dat er destijds ten behoeve van de financiering van de woning een lening van NLG 36.000 en een tweede lening van NLG 19.000 is afgesloten, en dat NLG 10.000 aan eigen geld is ingebracht. [eiseres] heeft alleen de akte van geldlening van de tweede lening als productie in het geding gebracht. Volgens [gedaagde 1] was het in die tijd gebruikelijk dat de woning voor meer dan 100% werd gefinancierd door een hypothecaire geldlening, en heeft de woning dus ten tijde van de echtscheiding mogelijk onder water gestaan. [eiseres] heeft vervolgens tijdens de mondelinge behandeling aangeboden om ook de eerste akte van geldlening over te leggen. De rechtbank zal haar hier na de oproeping van [gedaagde 2] nog de gelegenheid toe bieden. Indien zij hier niet toe in staat is, zal de rechtbank aan de stelling dat bij de aankoop van de woning NLG 10.000 aan eigen geld is ingebracht als onvoldoende gemotiveerd voorbij gaan. De vordering uit hoofde van overbedeling zal dan worden vastgesteld op nihil.
4.12
Maar, zelfs indien de stelling van [eiseres] dat zij NLG 10.000 aan eigen geld heeft ingelegd juist is, betekent dit dat de overwaarde van de woning niet meer zal bedragen dan NLG 10.000, oftewel ongeveer € 4.500, eventueel vermeerderd met de tot de datum van de echtscheiding verrichte aflossingen. De aanspraak van [eiseres] bedraagt dan de helft van dit bedrag. De vraag is of een dergelijk bescheiden bedrag nog verdere proceskosten rechtvaardigt, of dat beide partijen er een financieel belang bij hebben om tot een minnelijke regeling te komen.
2.2.
[gedaagde 2] heeft in zijn conclusie van antwoord zich aangesloten bij de overwegingen van de rechtbank in het tussenvonnis, en aangegeven geen behoefte te hebben aan een nieuwe mondelinge behandeling.
2.3.
De rechtbank heeft [eiseres] overeenkomstig het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om bij akte de eerste akte van geldlening in het geding te brengen. [eiseres] heeft daar geen gebruik van gemaakt. De rechtbank zal daarom de woning toedelen aan (de erfgenamen van) [erflater] , en de vordering uit hoofde van overbedeling vaststellen op nihil.
2.4.
Gezien de aard van de zaak en de familieverhouding tussen partijen zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat partijen hun eigen (proces)kosten dragen. [gedaagde 2] heeft gevraagd om [eiseres] in zijn proceskosten te veroordelen omdat deze, gelet op de overwegingen van de rechtbank in het tussenvonnis, onnodig zijn veroorzaakt. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding omdat, indien [gedaagde 2] tegelijkertijd met [gedaagde 1] voor deze procedure zou zijn opgeroepen, hij ook kosten voor een conclusie van antwoord had moeten maken. In zoverre zijn de kosten van [gedaagde 2] na het tussenvonnis niet nodeloos veroorzaakt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
deelt de woning gelegen aan de [adres] , [postcode] [plaats] toe aan (de erfgenamen van) [erflater] tegen een waarde van NLG 65.000, en stelt de vordering uit hoofde van overbedeling van [eiseres] vast op nihil;
3.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.