ECLI:NL:RBDHA:2025:1512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
24/959
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag om een individuele inkomenstoeslag in het kader van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een individuele inkomenstoeslag. De Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek (ISD) heeft op 26 januari 2023 de aanvraag van eiser afgewezen, omdat hij in de 24 maanden voorafgaand aan de aanvraag in detentie heeft gezeten. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat de categoriale uitsluiting in de Verordening in strijd is met de bedoeling van de wetgever. De rechtbank heeft het beroep op 7 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de ISD de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. De wetgever heeft in de Participatiewet (Pw) bepaald dat de ISD bij de beoordeling van aanvragen rekening moet houden met de individuele omstandigheden van de aanvrager. De categoriale uitsluiting van personen die in de 24 maanden voorafgaand aan de aanvraag in detentie zijn geweest, zonder onderscheid te maken naar de duur van de detentie, is in strijd met deze bedoeling. De rechtbank concludeert dat de Verordening in dit opzicht onverbindend is en dat het bestreden besluit van de ISD niet in stand kan blijven.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en gelast de ISD om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens wordt bepaald dat de ISD het door eiser betaalde griffierecht vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/959

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: D.E.A. Zoetmulder)
,
en
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek,(de ISD) (gemachtigde: P.J.J.P. van der Zalm).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een individuele inkomenstoeslag.
1.1.
De ISD heeft met het besluit van 26 januari 2023 (het primaire besluit) de aanvraag van eiser om een individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen. Met het besluit van 14 december 2023 (het bestreden besluit) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 januari 2025 op zitting behandeld. Hierbij waren de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de ISD aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om een individuele inkomenstoeslag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond. Hierna legt zij uit hoe ze tot dit oordeel is gekomen.
Wat vindt eiser?
3.1.
Eiser stelt dat de ISD zijn aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Eiser vindt het onterecht dat de ISD in alle gevallen waarbij een betrokkene in de periode van 24 maanden voorafgaand aan de aanvraagdatum in detentie heeft gezeten, diegene uitsluit van het recht op een individuele inkomenstoeslag. Deze uitsluiting is volgens eiser disproportioneel en niet in lijn met de doel van de individuele inkomenstoeslag. Eiser heeft maar acht weken in detentie gezeten en voldoet verder aan alle criteria. Hij vindt het besluit daarom rigoureus en de ISD heeft volgens hem onvoldoende rekening gehouden met de nadelige gevolgen van de afwijzing.
Wat oordeelt de rechtbank?
3.2.
Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de Pw, voor zover van belang, kan de ISD op een daartoe strekkend verzoek van een persoon die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag verlenen.
3.3.
De wetgever heeft in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Pw, de opdracht gegeven aan de gemeenteraad om bij verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Pw. In de verordening dient in elk geval bepaald te worden wat de hoogte van de individuele inkomenstoeslag is en op welke manier invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.
3.4.
De gemeenteraad van Noordwijk heeft ter uitvoering van artikel 8 van de Pw de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet, IOAW, IOAZ 2020 (de Verordening) opgesteld.
3.5.
Ingevolge artikel 2, aanhef en sub d, van de Verordening is de financiële bijdrage bedoeld voor inwoners op wie gedurende de 24 maanden voorafgaande aan het verzoek om de financiële bijdrage en op de verzoekdatum de uitsluitingsgronden ingevolge artikel 11 of 13, eerste lid, van de Pw niet van toepassing zijn.
3.6.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, sub a, van de Pw heeft degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen geen recht op bijstand. De ISD heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat hij in de periode van 24 maanden voorafgaande aan de aanvraag gedetineerd is geweest.
3.7.
In de Memorie van toelichting bij het met artikel 36 van de Pw overeenkomende artikel 36 van de WWB, zoals deze bepaling luidde sinds 1 januari 2015 (Memorie van toelichting op de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten, Kamerstukken II 2013/14, 33 801, nr. 3, blz. 22-23), heeft de wetgever in verband met de omvorming van de langdurigheidstoeslag in de individuele inkomenstoeslag het volgende opgemerkt:
“In het regeerakkoord is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag in de bijstand wordt vervangen door een individuele toeslag voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder dat zij zicht hebben op verbetering van dat inkomen. De regering hecht eraan te benadrukken dat deze individuele toeslag evenals de individuele bijzondere bijstand is bedoeld voor personen die deze – gelet op hun individuele omstandigheden – echt nodig hebben. (…) De regering is van mening dat de beoordeling of er al dan niet sprake is van «zicht op inkomensverbetering» door het college aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval moet plaatsvinden. De huidige mogelijkheid tot het categoriaal benaderen van de doelgroep van de langdurigheidstoeslag en (…) daarmee het risico dat de inkomensondersteuning tot een ongerichte verstrekking leidt, wil de regering voorkomen. Net als bij de verlening van bijzondere bijstand, beoogt de regering ook bij deze vorm van aanvullende inkomensondersteuning het individueel maatwerk als uitgangspunt te laten gelden zodat de individuele inkomenstoeslag terecht komt bij de mensen die het echt nodig hebben. Met dit wetsvoorstel wordt daarom de mogelijkheid van een categoriale benadering van de langdurigheidstoeslag afgeschaft.
De categoriale langdurigheidstoeslag wordt omgevormd tot een individuele inkomenstoeslag voor personen tot de AOW gerechtigde leeftijd die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen en gelet op hun individuele omstandigheden geen zicht hebben op verbetering van het inkomen. Hiertoe heeft de regering ervoor gekozen om in de bijstand op te nemen welke individuele omstandigheden de colleges in ieder geval in de beoordeling van het recht op een individuele inkomenstoeslag, moeten betrekken.
(…) Omdat de individuele toeslag een beoordeling van de individuele omstandigheden van de belanghebbende door het college vergt, is er (…) voor gekozen om het nieuwe artikel 36 WWB te formuleren als een «kan-bepaling».”
3.8.
Uit de hierboven geciteerde geschiedenis van de totstandkoming van artikel 36 van de Pw volgt dat de ISD aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval moet beoordelen of een betrokkene in aanmerking komt voor een individuele inkomenstoeslag. De tot dan toe bestaande mogelijkheid tot het categoriaal benaderen van de doelgroep en daarmee het risico dat de inkomensondersteuning tot een ongerichte verstrekking leidt, wilde de regering voorkomen.
3.9.
Door in artikel 2, sub d, van de Verordening op te nemen dat iedereen die in de periode van 24 maanden voorafgaande aan de aanvraag gedetineerd is geweest niet in aanmerking komt voor een individuele inkomenstoeslag, zonder hierbij onderscheid te maken naar – bijvoorbeeld – de duur van de detentie, heeft de gemeenteraad gehandeld in strijd met de bedoeling van de wetgever om te voorkomen dat bepaalde groepen categoriaal worden uitgesloten. Daarmee is de gemeenteraad buiten de grenzen van zijn verordenende bevoegdheid getreden zoals is neergelegd in artikel 8, eerste en tweede lid, van de Pw. Dit betekent dat de Verordening in zoverre onverbindend is en geen grondslag kan bieden voor afwijzing van de aanvraag van eiser.
3.10.
Gelet op het bovengenoemde kleeft aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek. Het is daarmee in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De beroepsgrond slaagt.
4. Voor zover eiser aanvoert dat de ISD in zijn geval had moeten afwijken van de toepassing van de Verordening omdat dit voor hem een onredelijke gevolgen heeft is de rechtbank van oordeel dat deze stelling onvoldoende is onderbouwd. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen. Zij ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. Daarvoor is namelijk een nieuwe beoordeling door de ISD nodig. Daarbij kan de ISD andere feiten en omstandigheden meenemen waarop de rechtbank nu geen zicht heeft. De ISD zal daarom een nieuw besluit op de aanvraag om een individuele inkomenstoeslag moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. Omdat het beroep gegrond is bepaalt de rechtbank dat de ISD het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- gelast de ISD een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt de ISD op het door eiser betaalde griffierecht van €51,- aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
mr.F. Leichel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.