ECLI:NL:RBDHA:2025:15120

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
681517
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en gebreken aan stucwerk in appartement

In deze zaak hebben opdrachtgevers een aannemer ingeschakeld voor de verbouw en afbouw van hun appartement, inclusief stucwerk. Na oplevering hebben de opdrachtgevers gebreken geconstateerd, zoals scheuren en oneffenheden in het stucwerk, en hebben zij een deskundige ingeschakeld die bevestigde dat het stucwerk gebrekkig was en opnieuw gedaan moest worden. De aannemer heeft enkele gebreken erkend, maar betwistte de aansprakelijkheid voor andere gebreken, stellende dat deze bij oplevering ontdekt hadden moeten worden. De rechtbank oordeelde dat de aannemer aansprakelijk was voor het herstel van bepaalde gebreken, maar niet voor gebreken die de opdrachtgevers bij oplevering redelijkerwijs hadden moeten ontdekken. De rechtbank heeft de aannemer veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de opdrachtgevers, inclusief kosten voor deskundigen en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaak-/rolnummer: C/09/681517 / HA ZA 25-227
Vonnis van 13 augustus 2025
in de zaak van

1.[opdrachtgever 1] te [woonplaats] (Duitsland),2. [opdrachtgever 2] te [woonplaats] (Duitsland),

eisers,
hierna samen te noemen: opdrachtgevers,
advocaat: mr. S.J. Mijdam,
tegen
[aannemer] B.V.te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: aannemer,
advocaat: mr. D.L.A. van Voskuilen.

1.Waar gaat deze zaak over?

1.1.
Opdrachtgevers hebben aannemer de verbouw en afbouw van hun appartement aan het [adres] in [plaats] opgedragen. Tot de aangenomen werkzaamheden behoorde het complete stucwerk in de woning. Opdrachtgevers zijn niet tevreden over de kwaliteit van de uitvoering van dit stucwerk en beklagen zich onder andere over scheuren, oneffenheden en doorschijnend stucwerk. Zij hebben een deskundige ingeschakeld die heeft geconcludeerd dat het stucwerk gebrekkig is. Volgens deze deskundige moet het volledige stucwerk opnieuw worden gedaan.
1.2.
Aannemer heeft scheuren in het stucwerk bij gordijnrails hersteld en erkent dat hij de daar nieuw ontstane scheuren ook moet herstellen. Hij vindt dat de overige gestelde gebreken niet voor zijn rekening komen.
1.3.
De rechtbank oordeelt dat aannemer niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de gebreken die (de architect van) opdrachtgevers bij oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Wel is hij aansprakelijk voor het herstel van scheuren in het stucwerk bij de gordijnrails en het schilderwerk dat daarna moet worden verricht om kleurverschil te voorkomen. Daarom wordt aannemer veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 18 februari 2025, met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 9;
- de akte overlegging producties van opdrachtgevers, met producties 15 tot en met 19.
2.2.
Op 7 juli 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.

3.De feiten

3.1.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.2.
Op 1 mei 2023 hebben partijen een aannemingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten voor de verbouw en afbouw van het appartement van opdrachtgevers, voor een aanneemsom van € 190.817,00 inclusief btw. Op deze overeenkomst zijn van toepassing verklaard de ‘Algemene Voorwaarden voor Aanneming van werk 2013 (AVA 2013), vastgesteld door Bouwend Nederland d.d. 27 maart 2013, herzien 2014’ (hierna: de AV).
3.3.
Tijdens de bouw heeft architect [naam 1] (hierna: de architect) namens opdrachtgevers als aanspreekpunt voor aannemer gefunctioneerd.
3.4.
Op 20 september 2023 hebben aannemer en de architect een opname gedaan van het werk en naar aanleiding daarvan een ‘Procesverbaal van oplevering’ opgesteld. Daarop hebben zij genoteerd:
“ALGEMEEN spotranden nalopen
SLAAPKAMER plafond hoekronding
ALGEMEEN kitwerk badkamer wc
Afval afvoeren
ALGEMEEN scharnieren schoonmaken
MEERWERK kitwerk vloer/plint”
3.5.
Op 16 november 2023 heeft de architect aannemer een Whatsapp-bericht gezonden met een aantal foto’s van gordijnrails, en de volgende tekst:
“Hi [naam 2] , kun jij mij svp even bellen. Wil de laatste zaken afronden hier… en dit soort punten asap herstellen. Daarbij moet aan de woonkamer wat hersteld worden aan het plafond.”
3.6.
Per e-mail van 12 februari 2024 heeft de architect aan aannemer laten weten:

Bij het project [project] komen de stucframes door de verf-/stuclaag heen…..Zie bijgaande foto. Dit geldt voor alle armaturen met een stucframe. Kunnen jullie hiernaar kijken? Is er bepaalde stuc of verf gebruikt? Deze armaturen worden veel gebruikt (ook in andere projecten) maar dit is nooit gebeurd. Ook bij Modular is dit een onbekend en niet voorkomend probleem. Zie bijgaand hun reactie:Ik heb dit euvel namelijk intern besproken op onze After Sales afdeling en zij hebben mij de volgende informatie verschaft:
Er is op basis van jouw bestelling gekeken naar de desbetreffende productiebadge van de inbouwkaders en hier zijn geen andere klachten bij bekend.
Vervolgens is er in het verleden gekeken of er andere vergelijkbare issues bekend zijn. Er is één vergelijkbaar issue bekend en dit was in NL vorig jaar maart met een Gypkit Trimless. Hier is toen ter tijd een onderzoek naar gestart. De bevindingen waren als volgt:
De Stuc Frames kunnen vanuit het metaalverwerkingsbedrijf wat zwart afgeven. Hierbij is getest of er consequenties kunnen zijn bij de verwerking. Dat is niet het geval.
Verder is er gekeken of andere zaken op de Gypkit voor dat effect hadden kunnen zorgen, denk aan vet, olie of stof.
In alle drie de gevallen was ook geen aftekening te zien in het gipswerk.
De enige logische oorzaak die wij daarom kunnen verzinnen is een stof of middel in het gips die agressief is gaan werken op het gegalvaniseerde metaal van de gypkits waardoor deze door het stucwerk heen trekt…
Een andere oorzaak kunnen wij niet bedenken. De Gypkits en Recessed Ringen worden zo ongelofelijk vaak toegepast en hier krijgen we eigenlijk nooit klachten over. Kan de stucadoor iets bedenken waaraan het zou kunnen liggen? Is er speciaal gips op die plek gebruikt? Of is het gips met iets vermengd? Is er een speciaal soort verf gebruikt met een bepaalde pigmentering? Wellicht met metaal erin waardoor er een magnetisch effect ontstaat tussen gypkit en verf…
Hoor het graag.”
3.7.
Op 28 februari 2024 heeft de architect aannemer geschreven:
“Daarnaast heb ik ook meerdere keren gevraagd om actie te ondernemen aangaande de vlekken in het plafond”.
3.8.
Op 5 maart 2024 heeft hij aannemer (onder andere) laten weten dat hij de conclusie van aannemer dat de vlekken te wijten zouden zijn aan de werkwijze van de elektricien voorbarig vindt, omdat aannemer nog geen blik op het werk heeft geworpen sinds de architect zich daarover heeft beklaagd.
3.9.
Op 7 maart 2024 heeft hij in een reactie op een e-mail van aannemer van die dag geschreven:
“[…] dat er vanuit [aannemer] op geen enkele wijze serieus met het probleem wordt omgegaan. Er wordt niet eens de moeite genomen om te kijken!!!!”
3.10.
Ondertussen discussieerden partijen ook over het door opdrachtgevers onbetaald laten van facturen van aannemer omdat opdrachtgevers het daarmee niet eens waren.
3.11.
Op 17 april 2024 heeft aannemer de architect laten weten een afspraak te zullen maken met de stukadoor om het
“probleem bij de gordijnrails op te lossen. […]”en heeft hij opgemerkt:
“Toen ik daar was heb ik zelf kunnen voelen dat er nog heel veel wind was boven het plafond en dat daardoor ook een koudebrug ontstaat, daardoor zijn wij tot de conclusie gekomen dat het niet het probleem is van [aannemer] en dat wij daarom niet onze schilder een proefstukje laten opzetten.”
3.12.
Naar aanleiding van het bericht van aannemer van 2 mei 2024 dat op 7 mei 2023 zijn stukadoor langs kan komen voor het loszittende stukwerk bij de gordijnrails, hebben opdrachtgevers aannemer op 3 mei 2024 laten weten dat dit dan de tweede keer zou worden dat het hersteld gaat worden. Zij hebben hem gevraagd wat de stukadoor dit keer anders zou gaan doen, zodat het niet nog eens moet worden hersteld. Verder hebben zij aangetekend dat zij liever zouden zien dat verschillende problemen in één keer opgelost worden.
3.13.
Bij brief van 21 mei 2024 hebben opdrachtgevers aannemer in gebreke gesteld voor scheuren bij de gordijnrails waar de, volgens hen te dunne, stuclaag heeft losgelaten, voor vlekken bij de meeste spots en doorschijnende stucframes en voor onregelmatigheden in het plafond. Zij hebben aannemer verzocht binnen zeven dagen te laten weten dat hij voor 1 juni 2024 zal herstellen.
3.14.
Daarop heeft aannemer opdrachtgevers laten weten dat de vlekken rond de spots het gevolg zijn van een koudebrug en hem niet kunnen worden verweten, en dat hij voor de overige punten heeft voorgesteld Afbouw Gevelbouw onderzoek te laten doen, maar dat opdrachtgevers daarmee niet akkoord gingen, omdat zij twijfelden aan diens onafhankelijkheid. Met de door opdrachtgevers voorgestelde deskundige is aannemer niet akkoord gegaan, omdat zijn leverancier een door de brancheorganisatie NOA goedgekeurde deskundige het werk wilde laten beoordelen. Als tussenoplossing heeft aannemer voorgesteld om Technisch Bureau Afbouw (TBA) het werk te laten beoordelen.
3.15.
Daarop hebben opdrachtgevers op 31 mei 2024 vier suggesties gedaan voor een deskundige. Aannemer heeft in reactie daarop op 10 juni 2024 laten weten bij zijn standpunt te blijven, omdat stukadoor en leverancier een NOA goedgekeurde deskundige wensen. Hij heeft voorgesteld dat opdrachtgever en aannemer ieder een eigen deskundige inschakelen en deze onderzoeken gelijktijdig te laten uitvoeren.
3.16.
Op 16 juli 2024 hebben opdrachtgevers laten weten te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de door aannemer voorgestelde deskundige. Opdrachtgevers hebben meerdere deskundigen benaderd en de enige die op korte termijn beschikbaar was, was [bedrijfsnaam] B.V. (hierna [bedrijfsnaam] ). Aannemer heeft daarop diezelfde dag laten weten dat hij bij zijn standpunt blijft en heeft daarbij aangetekend dat hij al op 10 juni 2024 had voorgesteld dat partijen gelijktijdig onderzoek zouden laten uitvoeren. Opdrachtgevers hebben hem voorgesteld op 19 juli 2024 aanwezig te zijn bij het onderzoek van hun deskundige. Aannemer heeft om een maand uitstel verzocht. Dat hebben opdrachtgevers diezelfde dag nog geweigerd. Wel mocht aannemer van hen een contra-expertise laten verrichten.
3.17.
Op 19 juli 2024 heeft [bedrijfsnaam] het werk geïnspecteerd en heeft daarover op 16 augustus 2024 gerapporteerd als volgt:
“De algehele kwaliteit en de wijze van verwerking stucwerk is slecht te noemen.
-
Rondom spotjes is kleurverschil opgetreden. […] koudebrug. Dit is echter totaal niet aan de orde en zou dus betekenen dat er zonder enige isolerende onderbreking een verbinding is tussen de plafondafwerking en dakconstructie gebouw. Hier is zeker geen sprake van en het kleurverschil is puur te wijten aan de wijze van verwerking.[…]
-
Kijkend vanuit de verschillende vertrekken richting lichttoetreding (kozijnen in gevelvlakken) is waargenomen dat het stucwerk op meerdere plaatsen niet vlak is aangebracht. Bovendien zijn duidelijk de onderlinge aansluitingen van de stucplaten d.m.v. kleurverschil waarneembaar. […]
-
Er is scheurvorming in het stucwerk en onthechting van het stucwerk waargenomen ter plaatse van de gordijnrails.
-
Op diverse plaatsen (bijvoorbeeld [..] armatuur inbouwspot) is duidelijk zichtbaar dat het stucwerk totaal niet aan de laagdikte voldoet. […]
-
Op diverse plaatsen in de vertrekken zijn zogenaamde krimpscheuren ontstaan. Tevens is scheurvorming ontstaan door een onjuiste voorbehandeling. 1 voorbeeld daarvan is de scheur die zichtbaar is ter plaatse van het tussenkozijn.
-
Er zijn extra verlagingen (rondingen) toegepast, die ‘uitlopen’(scheluw) en niet strak zijn uitgevoerd. […]”
3.18.
Op 8 oktober 2024 hebben opdrachtgevers aannemer het rapport van [bedrijfsnaam] toegezonden en hem een laatste gelegenheid geboden de geconstateerde gebreken te komen herstellen.
3.19.
Op 14 oktober 2024 heeft aannemer opdrachtgevers laten weten twijfels te hebben bij de weergave van de situatie door de deskundige van opdrachtgevers. Er worden, volgens hem, geen metingen, minimum toleranties en/of onderbouwingen gegeven. Hij heeft aangegeven de leveranciers en een deskundige ernaar te zullen laten kijken en uiterlijk 31 oktober 2024 inhoudelijk te zullen reageren. Opdrachtgevers hebben aangegeven bereid te zijn uitstel tot 25 oktober 2024 te geven.
3.20.
Op 24 oktober 2024 heeft aannemer zijn klacht over het rapport in zijn brief van 14 oktober 2024 herhaald en opgemerkt dat er is beoordeeld met strijklicht en dat er geen navraag is gedaan naar de door de stukadoor gebruikte materialen, zodat geen goede conclusies getrokken konden worden. Bij montage van de spots zijn, volgens hem, niet de juiste spotframes gebruikt, of ze zijn verkeerd gemonteerd. Aannemer heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen en te kennen gegeven dat een contra-expertise zou moeten plaatsvinden door een erkend en onafhankelijk bureau.
3.21.
Daar is het niet meer van gekomen.

4.Het geschil

4.1.
Opdrachtgevers vorderen - samengevat - te verklaren voor recht dat aannemer is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en aannemer te veroordelen tot betaling van € 37.643,10 inclusief btw aan vervangende schadevergoeding. Daarnaast vorderen zij vergoeding van € 1.391,50 aan deskundigenkosten, € 1.500,00 aan opslag- en verhuiskosten, € 1.428,22 aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
4.2.
Opdrachtgevers leggen aan de vorderingen het volgende ten grondslag. Aannemer is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Het stukwerk is niet vlak, de stucframes zijn zichtbaar door het stucwerk heen, de laagdikte van het stucwerk voldoet niet, de haakse hoekovergangen ter plaatse van de plafondverlaging is niet netjes afgewerkt, er zitten scheuren bij de inbouwrails van de gordijnen en daar is stucwerk van het plafond gevallen, de onderlinge aansluitingen tussen de stucplaten is zichtbaar en er is sprake van (krimp)scheuren in het stucwerk.
4.3.
Aannemer voert verweer. Aannemer concludeert tot niet-ontvankelijkheid van opdrachtgevers, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van opdrachtgevers, met veroordeling van opdrachtgevers in de kosten van deze procedure.
4.4.
Aannemer voert het volgende aan. Het werk is op 20 september 2023 opgeleverd. Over het niet vlak zijn van stucwerk of over de haakse hoekovergangen is bij oplevering geen opmerking gemaakt en ook niet over de aansluitingen van de stucplaten. Dat was bij oplevering zichtbaar en had toen gemeld moeten worden. Dat de stucframes door het stucwerk ‘doorschijnen’ kan aannemer niet worden verweten. Dat moet te maken hebben met het montagemateriaal van de stucframes, dat lijkt, volgens hem, een (chemische) reactie met de stuc te hebben veroorzaakt. Ook de aanwezige koudebrug zal daaraan hebben bijgedragen, door de lokaal lagere temperatuur. Het aanwezig zijn van een koudebrug kan aannemer niet worden verweten, dat heeft ook de architect bevestigd, aldus nog steeds aannemer.
4.5.
De laagdikte van het stucwerk voldoet, volgens hem. Die is afhankelijk van de plaats waar het stucwerk wordt aangebracht, zoals ter plaatse van een MV-box waar de laagdikte doorgaans groter is om het plafond een egaal uiterlijk te geven. Daar waar het stucwerk bij de gordijnrails naar beneden is gekomen, is te zien dat het stucwerk de juiste laagdikte heeft en zeker niet te dun is aangebracht. Aannemer erkent dat hij dat nog moet herstellen. Ter zitting heeft hij aangegeven dat hij dat bij zijn eerdere herstel had moeten meenemen en dat ten onrechte niet heeft gedaan. Over krimpscheuren heeft hij opgemerkt dat die inherent zijn aan de werking van de verschillende materialen en tot op een zekere wijdte en lengte zijn toegestaan. Om hoeveel het gaat en om wat voor krimpscheuren hebben opdrachtgevers niet duidelijk gemaakt, aldus nog steeds aannemer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Het werk is opgeleverd
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het werk is opgeleverd. Aannemer en de architect hebben op 20 september 2023 een inspectieronde gelopen op het werk en naar aanleiding daarvan een proces-verbaal van oplevering opgemaakt.
5.1.1.
Voor zover opdrachtgevers hun standpunt mochten handhaven dat de architect daarbij een voorbehoud heeft gemaakt en er slechts sprake zou zijn geweest van een vooroplevering en de formele oplevering nog zou moeten plaatsvinden, stelt de rechtbank vast dat die stelling van opdrachtgevers door aannemer gemotiveerd is betwist en behoudens de ongetekende kort voor de zitting opgestelde verklaring van de architect, overgelegd bij productie 16 van opdrachtgevers, niet wordt onderbouwd. Op het proces-verbaal van oplevering is geen enkel voorbehoud aangetekend, terwijl dit gelet op de door opdrachtgevers geschetste situatie wel voor de hand zou hebben gelegen. Het werk is op 20 september 2023 opgeleverd.
5.1.2.
Aannemer heeft er overigens terecht op gewezen dat het werk ook anderszins als opgeleverd heeft te gelden, omdat opdrachtgevers dat in gebruik hebben genomen.
Geen onredelijk bezwarend beding
5.2.
Aannemer heeft voor een deel van de gestelde gebreken aangevoerd dat die tijdens de oplevering hadden moeten zijn ontdekt, en hij niet aansprakelijk is voor die gebreken die niet door opdrachtgevers tijdens de oplevering zijn gemeld. Ter zitting heeft hij daarvoor verwezen naar de AV.
5.2.1.
Aannemer doet een beroep op artikel 16.3 lid 1 en 2 van de AV:
“Aansprakelijkheid na oplevering
1. Na de dag waarop het werk als opgeleverd geldt, is de aannemer niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan het werk.
2. Het in het eerste lid bepaalde lijdt uitzondering indien sprake is van een gebrek:
a. dat in de onderhoudstermijn aan de dag is getreden en dat redelijkerwijs niet bij de oplevering door de opdrachtgever onderkend had kunnen worden, tenzij de aannemer aannemelijk maakt dat het gebrek met grote mate van waarschijnlijkheid moet worden toegeschreven aan een omstandigheid, die aan de opdrachtgever kan worden toegerekend;
b. dat na afloop van de onderhoudstermijn aan de dag is getreden, dat redelijkerwijs niet bij oplevering door de opdrachtgever onderkend had kunnen worden en waarvan de opdrachtgever aannemelijk maakt dat het gebrek met grote mate van waarschijnlijkheid moet worden toegeschreven aan een omstandigheid, die aan de aannemer kan worden toegerekend.”
5.2.2.
Opdrachtgevers hebben in reactie daarop ter zitting verwezen naar een uitspraak van het Hof Amsterdam van 17 december 2024 [1] waarin het hof oordeelt dat het vervalbeding uit de algemene voorwaarden bij de aannemingsovereenkomst (AVA 2013) oneerlijk/onredelijk bezwarend is. Opdrachtgevers beroepen zich op vernietiging van de bepaling in de AV waarop aannemer zich beroept.
5.2.3.
Een beding in algemene voorwaarden is op grond van artikel 6:233, onderdeel a, BW vernietigbaar als het onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Hierbij spelen een rol:
  • de aard en de inhoud van de overeenkomst;
  • de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen;
  • de wederzijds kenbare belangen van partijen; en
  • de overige omstandigheden van het geval.
Daarnaast is relevant of een beding voorkomt op de grijze of zwarte lijst van de artikelen 6:236 en 6:237 BW. Bedingen op de zwarte lijst zijn onredelijk bezwarend en bedingen op de grijze lijst worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Bovendien is relevant of het beding in strijd is met dwingend consumentenrecht.
5.2.4.
Bij een overeenkomst tussen een professionele partij en een consument, zoals in deze zaak, valt de toets of een beding onredelijk bezwarend is grotendeels samen met de vraag of het beding oneerlijk is als bedoeld in de Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn oneerlijke bedingen). Een beding wordt als oneerlijk beschouwd als het in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Als het beding voorkomt op de indicatieve lijst van de Richtlijn oneerlijke bedingen is dat een aanwijzing dat het beding oneerlijk is. Concreet is de vraag of het beding in de algemene voorwaarden, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en zonder rechtvaardiging, de wederpartij/consument in een aanzienlijk slechtere positie brengt ten opzichte van de andere partij dan waarin deze zou verkeren zonder het beding. Bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een contractueel beding moet worden uitgegaan van het moment waarop de betrokken overeenkomst is gesloten. Bedingen die de wettelijke rechten van een consument ten aanzien van de wederpartij in geval van wanprestatie op ongepaste wijze beperken of uitsluiten, staan bijvoorbeeld op de indicatieve lijst van de Richtlijn oneerlijke bedingen.
5.2.5.
De uitspraak van het Hof Amsterdam waaraan opdrachtgevers refereren, ziet op het vervalbeding in lid 3 en 4 van artikel 16.3:

3. De rechtsvordering uit hoofde van het in lid 2 sub a bedoelde gebrek is niet ontvankelijk, indien zij wordt ingesteld na verloop van twee jaren na het verstrijken van de onderhoudstermijn.
4. De rechtsvordering uit hoofde van het in lid 2 sub b bedoelde gebrek is niet ontvankelijk, indien zij wordt ingesteld na verloop van vijf jaren na het verstrijken van de onderhoudstermijn. Ingeval het in het in lid 2 sub b bedoelde gebrek echter als een ernstig gebrek moet worden aangemerkt, is de rechtsvordering niet ontvankelijk, indien zij wordt ingesteld na verloop van tien jaren na het verstrijken van de onderhoudstermijn. Een gebrek is slechts dan als een ernstig gebrek aan te merken indien het werk geheel of gedeeltelijk is ingestort of dreigt in te storten, dan wel ongeschikt is geraakt of ongeschikt dreigt te geraken voor de bestemming waarvoor het blijkens de overeenkomst bedoeld is en dit slechts kan worden voorkomen door het treffen van zeer kostbare voorzieningen.”Daarop heeft aannemer geen beroep gedaan. In zoverre gaat het beroep van opdrachtgevers niet op.
5.2.6.
Ook overigens slaagt het beroep van opdrachtgevers op vernietiging van de bepalingen in lid 1 en 2 niet, omdat deze bepalingen overeenkomen met de wettelijke bepaling van artikel 7:758 lid 3 BW:
“De aannemer is ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van de oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken.”, zodat deze bepalingen opdrachtgevers niet in een aanzienlijk slechtere positie brengen ten opzichte van aannemer dan waarin zij zouden verkeren zonder het beding. In dat licht hebben opdrachtgevers onvoldoende aangevoerd waarom deze bepalingen in dit geval onredelijk bezwarend zijn.
5.2.7.
Dat de wetgever aan artikel 7:758 BW inmiddels een vierde lid heeft toegevoegd: “
In afwijking van het derde lid, is bij aanneming van bouwwerken de aannemer aansprakelijk voor gebreken die bij de oplevering van het werk niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen. Van dit lid kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, voor zover de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. In andere gevallen kan van dit lid alleen ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, indien dit uitdrukkelijk in de overeenkomst is opgenomen.”maakt dat in dit geval niet anders, omdat dit wetsartikel geldend is met ingang van 1 januari 2024, de wetgever er niet voor heeft gekozen om dit artikellid ook van toepassing te laten zijn op voor die datum reeds gesloten aannemingsovereenkomsten, en partijen hun overeenkomst sloten voor de inwerkingtreding daarvan.
5.2.8.
Het beroep op vernietiging van artikelleden 1 en 2 van artikel 16 van de AVslaagt niet.
De gebreken die bij oplevering redelijkerwijs ontdekt hadden moeten worden
5.3.
Aannemer heeft terecht aangevoerd dat bij oplevering redelijkerwijs ontdekt had moeten worden dat, zoals opdrachtgevers stellen, het stukwerk niet vlak is, er geen nette haakse hoekovergangen te plaatse van de plafondverlaging zijn gemaakt en de aansluitingen van de stucplaten zichtbaar zijn. Het werk moet op die punten door opdrachtgevers geacht worden bij oplevering te zijn geaccepteerd.
5.3.1.
Op het proces-verbaal van oplevering staat het punt
“SLAAPKAMER: plafond hoekronding”. Voor zover dit ziet op haakse hoekovergangen overweegt de rechtbank, dat opdrachtgevers onweersproken hebben gelaten dat dit opleverpunt door aannemer is hersteld. Dat wordt ook bevestigd door [bedrijfsnaam] , die in zijn rapport heeft aangetekend dat in de slaapkamer geen herstel nodig is.
Stucframes zijn zichtbaar door het stucwerk heen/laagdikte stucwerk niet voldoende
5.4.
Alhoewel opdrachtgevers niet hebben gespecificeerd om welke en hoeveel spots het gaat, staat tussen partijen wel vast dat bij een aantal spots in het plafond de stucframes zichtbaar zijn. Opdrachtgevers wijten dat aan de toegepaste laagdikte van het stucwerk. Aannemer wijst als oorzaak aan de samenstelling van de kit waarmee de stucframes door de elektricien van opdrachtgevers zijn gemonteerd. Waarschijnlijk is een reactie opgetreden van (een van de bestanddelen van) de kit met de stuc. Bij de montage van de stucframes had volgens hem bovendien volgens de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant niet gekit mogen worden, maar had moeten worden geschroefd. Met de laagdikte van het stucwerk heeft het volgens hem niets te maken, omdat ook daar waar de laagdikte 8 mm bedraagt, zoals bij de MV-box, het stucframe doorschijnt.
5.4.1.
Tot slot heeft aannemer aangetekend dat ook de koudebrug boven de plafonds en het daardoor ontstane temperatuurverschil boven en onder het plafond van invloed is op het ontstaan van dit probleem. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij samen met de architect ter plaatse heeft geconstateerd dat sprake is van tocht/een koudebrug boven de plafonds.
5.4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben opdrachtgevers onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de oorzaak van het probleem met de stucframes gezocht moet worden in de laagdikte van het stucwerk. Zij hebben onweersproken gelaten dat ook daar waar de laagdikte 8 mm bedraag het stucframe doorschijnt. Dat het probleem pas na verloop van tijd is ontstaan - opdrachtgevers hebben ter zitting verklaard dat het zich in februari van 2024 openbaarde - bevestigt naar het oordeel van de rechtbank eerder de aanname van aannemer dat sprake is van een reactie van materialen op elkaar.
5.4.3.
Aannemer heeft bovendien onweersproken gesteld dat partijen geen laagdikte zijn overeengekomen. De rechtbank constateert dat in de overeenkomst geen laagdikte staat opgenomen, wel staat in de begroting van aannemer bij het stukadoorswerk aangegeven dat het gaat om stukwerk Groep 1. In de door aannemer bij zijn productie 1 overgelegde “Oppervlaktebeoordelingscriteria stukadoorswerk binnen maart 2018” van TBA zijn voor de verschillende groepen stucwerk ook geen vereiste laagdiktes opgenomen. Dat sprake is van een tekortkoming van aannemer is niet vast komen te staan. De vordering van opdrachtgevers op deze onderdelen wordt afgewezen.
Scheuren bij inbouwrails gordijnen
5.5.
Aannemer erkent dit probleem en heeft ter zitting toegelicht dat het stucwerk bij de gordijnrails door werking en beweging lost komt. Hij heeft al een deel hersteld, maar achteraf is gebleken dat er nog een deel stucwerk is losgekomen. Hij heeft herstel daarvan aangeboden, maar opdrachtgevers wilden hem daarvoor niet in de gelegenheid stellen als hij niet alle door opdrachtgevers gestelde gebreken zou herstellen.
5.5.1.
Ter zitting heeft aannemer toegelicht dat, toen hij de eerste keer het stucwerk bij de gordijnrails kwam herstellen, hij eigenlijk al het stucwerk bij de gordijnrails had moeten vervangen en niet slechts een deel. Gelet daarop was aannemer zelf in verzuim omdat hij geen deugdelijk herstel heeft verricht, en komt hem geen beroep op crediteursverzuim toe.
5.5.2.
Ter zitting gevraagd naar kleurverschil na herstel, heeft aannemer toegelicht dat in dit geval sprake is van een mat verfsysteem dat tegenwoordig goed te repareren is. Mogelijk kan na vijf jaar een kleine tint kleurverschil ontstaan. Als er van een kleurverschil sprake is moet, volgens hem, het plafond deels of helemaal opnieuw geverfd worden. Opdrachtgevers hebben ter zitting onweersproken verklaard dat het gaat om ongeveer tien tot twaalf meter stucwerk dat moet worden vervangen. Zij vinden dat het gehele plafond opnieuw geverfd moet worden. Aannemer heeft daarop aangetekend dat er na oplevering nog werkzaamheden door derden zijn verricht in het appartement. Zo is er een taatsdeur geplaatst. Volgens hem is niet uit te sluiten dat daarbij schade is ontstaan aan stukadoor- en/of schilderwerk.
5.5.3.
Gelet op de grote lengte (12 meter) waarover het stucwerk langs de gordijnrails moet worden vervangen, komt het de rechtbank redelijk voor dat na herstel van het stucwerk – ter voorkoming van kleurverschil – het gehele plafond wordt geschilderd. Die kosten komen voor rekening van aannemer. Dat de kans bestaat dat het stuc- en verfwerk van het plafond ook door een derde kan zijn beschadigd, maakt dat niet anders.
5.5.4.
Opdrachtgevers hebben geen inzichtelijke begroting van de herstelkosten overgelegd. Daarom zal de rechtbank zelf op grond van artikel 6:97 BW begroten. In zijn begroting nam aannemer destijds zelf een bedrag van € 5.073,00 op voor het schilderen van de plafonds in het appartement. Dat bedrag neemt de rechtbank voor haar berekening tot uitgangspunt. In haar berekening zal de rechtbank een post onvoorzien opnemen, waarmee zij eveneens de prijsstijgingen in de bouw meeneemt.
5.5.5.
Voor het stucwerk van de bestaande plafonds berekende aannemer € 30,00 per m2. De rechtbank gaat uit van 6 m2 te herstellen stucwerk (12 x 0,5 meter), dat wil zeggen € 180,00. Rekening houdend met het eventuele de- en hermonteren van spotjes of het afdekken daarvan, en een post onvoorzien, gaat de rechtbank uit van een bedrag aan herstelkosten van € 6.000,00 te vermeerderen met 10% algemene kosten = € 6.600,00 en te vermeerderen met 9% winst en risico (zoals aannemer ook deed) = € 7.194,00, te vermeerderen met 21% btw =
€ 8.704,74inclusief btw. Tot dit bedrag wordt de vordering van opdrachtgevers toegewezen.
Krimpscheuren
5.6.
Tot slot hebben opdrachtgevers zich nog beklaagd over (krimp)scheuren. Zij hebben daarbij niet aangegeven om hoeveel krimpscheuren het gaat, waar zij zitten en hoe groot, wijd of lang deze (krimp)scheuren zijn, zodat de rechtbank niet kan beoordelen of sprake is van een tekortkoming van aannemer op dit punt. De vordering van opdrachtgevers wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Kosten bouwkundige
5.7.
Opdrachtgevers hebben
€ 1.391,50aan kosten voor de bouwkundige gevorderd. Tegen deze vordering heeft aannemer geen specifiek verweer gevoerd, zodat de rechtbank die zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding, 18 februari 2025, tot de dag van volledige voldoening.
Opslag- en verhuiskosten
5.8.
Opdrachtgevers hebben
€ 1.500,00aan opslag- en verhuiskosten gevorderd. Ook tegen deze vordering heeft aannemer geen specifiek verweer gevoerd, zodat de rechtbank die zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding, 18 februari 2025, tot de dag van volledige voldoening.
Conclusie
5.9.
Totaal wordt aan opdrachtgevers toegewezen een bedrag van € 8.704,74 + € 1.500,00 = € 10.204,74 aan kosten verband houdend met het herstel van het stucwerk bij de gordijnrails.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.10.
Opdrachtgevers vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Opdrachtgevers hebben voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Opdrachtgevers hebben daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 877,05 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
Proceskosten
5.11.
Aannemer is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van opdrachtgevers worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
1.374,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.928,04
5.11.1.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat aannemer is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst,
6.2.
veroordeelt aannemer tot betaling aan opdrachtgevers van een schadevergoeding van € 10.204,74, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 18 februari 2025 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt aannemer om aan opdrachtgevers te betalen een bedrag van € 877,05 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt aannemer om aan opdrachtgevers te betalen een bedrag van € 1.391,50 aan deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
6.5.
veroordeelt aannemer in de proceskosten van € 2.928,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als aannemer niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.6.
veroordeelt aannemer tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.7.
verklaart 6.2 tot en met 6.6 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Schueler en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.
3280