ECLI:NL:RBDHA:2025:15127

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/663696 / FA RK 24-2197
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verzoek om eenhoofdig gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en samen een minderjarige hebben. De vrouw verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de toekenning van het eenhoofdig gezag over hun kind, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats bij haar, en een zorgregeling. De man voerde verweer tegen de verzoeken van de vrouw en vroeg zelf ook om echtscheiding met nevenvoorzieningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om een ouderschapsplan op te stellen, maar heeft hen toch ontvankelijk verklaard in hun verzoeken tot echtscheiding. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de vrouw vastgesteld, en er is een zorgregeling afgesproken waarbij de minderjarige elke zaterdag bij de man verblijft. De rechtbank heeft de kinderalimentatie vastgesteld op € 449,43 per maand, en partijen hebben overeenstemming bereikt over de verdeling van hun huwelijksvermogen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2197 (scheiding) en FA RK 24-5113 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/663696 (scheiding) en C/09/669591 (verdeling)
Datum beschikking: 8 juli 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 22 maart 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.G. Schnoor in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E. El-Sharkawi in Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken;
  • het verweer tegen de zelfstandige verzoeken, met aanvullend verzoek;
  • het bericht van 6 januari 2025 namens de vrouw;
  • het bericht van 17 januari 2025 namens de man;
  • de brief van 12 mei 2025, met bijlagen, namens de vrouw;
  • het bericht van 9 juni 2025, met bijlage, namens de man.
Op 10 juni 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat, de man met zijn advocaat en tolk M. Fayez, en
[naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De vrouw en de man zijn gehuwd op [datum] 2017 in [plaats 1] .
  • Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
  • Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.
  • Deze rechtbank heeft op 26 april 2024 voorlopige voorzieningen getroffen, inhoudende dat:
  • [minderjarige] aan de vrouw zal worden toevertrouwd;
  • de man voorlopig gerechtigd is om [minderjarige] bij zich te hebben: eerst vier weken op zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur (voor het eerst op zaterdag 13 april 2024) en na vier weken op zaterdag en donderdag van 10.00 uur tot 16.00 uur, waarbij geldt dat de man [minderjarige] op zaterdag bij de vrouw en op donderdag bij oma moederszijde zal ophalen en weer terugbrengen;
  • de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan het [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] , met het bevel dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden zonder toestemming van de vrouw;
  • de man met ingang van 1 april 2024 voorlopig een kinderalimentatie van € 422,- per maand aan de vrouw zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt, na wijziging, echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
  • bepaling dat voortaan alleen aan de vrouw het ouderlijk gezag zal toekomen over [minderjarige] , althans vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw;
  • vaststelling van een zorgregeling, in die zin dat [minderjarige] met ingang van september één dag bij de man verblijft, bij voorkeur de zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur, waarbij geldt dat de man [minderjarige] haalt en brengt;
  • vaststelling van een door de man aan de vrouw te betaling kinderalimentatie van € 454,- per maand, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie acht, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
  • vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de vrouw;
  • toedeling aan de vrouw van het huurrecht van de echtelijke woning aan het [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] ,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert verweer tegen de verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de man zelfstandig om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de bij de beschikking van 26 april 2024 voorlopige zorgregeling als definitieve zorgregeling;
  • vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de man.
De vrouw voert verweer tegen de verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Ontvankelijkheid
Bij het indienen van een verzoek tot echtscheiding is het wettelijk verplicht om een ouderschapsplan over te leggen. De ouders hebben dat niet gedaan.
De rechtbank stelt vast dat het de ouders niet is gelukt om overeenstemming te bereiken over de zorgregeling en de kinderalimentatie. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende gebleken dat de ouders niet in staat zijn om tot een gezamenlijk opgesteld en ondertekend ouderschapsplan te komen. Gelet hierop zal de rechtbank partijen toch ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw en de man zijn het erover eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en zij verzoeken om de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank zal het verzoek tot echtscheiding daarom als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Gezag
Op grond van artikel 1:251a lid 1 BW kan de rechter na ontbinding van het huwelijk het gezamenlijk gezag beëindigen als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of als wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank zal het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige] in stand laten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. Slechts in uitzonderingsgevallen mag worden aangenomen dat het belang van een kind vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast. De vrouw stelt dat de man weinig in het leven van [minderjarige] betrokken is en dat hij daarom geen gezagsbeslissingen over [minderjarige] kan nemen, zodat het anderszins in het belang van [minderjarige] is dat de vrouw met het eenhoofdig gezag over hem belast wordt. Ook geeft de vrouw aan dat zij bang is dat de man gezagsbeslissingen gaat tegenwerken, omdat dat in het verleden niet altijd soepel is verlopen. Van dit laatste is de rechtbank niet gebleken. Inmiddels is er, sinds de voorlopige voorzieningenprocedure, al ruim een jaar regelmatig contact tussen de man en [minderjarige] . Niet gebleken is dat de man gezagsbeslissingen frustreert. Naar het oordeel van de rechtbank kan het feit dat de man voor een paspoort aanvraag mee wilde naar het gemeentehuis niet worden aangemerkt als het frustreren van een gezagsbeslissing. Op de zitting heeft de man ook aangegeven dat hij graag betrokken wil zijn in het leven van [minderjarige] en dat hij de zorgregeling wil uitbreiden zodra hij passende woonruimte heeft gevonden. Op dit moment ziet de rechtbank geen aanleiding om het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige] te wijzigen. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de vrouw afwijzen.
De rechtbank wijst de man erop, zoals ook door de Raad op de zitting is gezegd, dat gezamenlijk gezag een actieve betrokkenheid vereist en verplichtingen met zich meebrengt. Van de man wordt een actieve(re) rol verwacht bij het nemen van beslissingen en het ervoor zorgen dat hij op de hoogte is van wat er speelt in het leven van [minderjarige] .
Hoofdverblijfplaats
De vrouw verzoekt de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar te bepalen. De man verzet zich niet tegen dit verzoek van de vrouw. De rechtbank zal daarom, omdat zij dat in het belang van [minderjarige] acht, het verzoek van de vrouw toewijzen.
Zorgregeling
Op de zitting zijn de vrouw en de man overeengekomen dat [minderjarige] bij de man zal zijn iedere zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur. De man heeft aangegeven dat hij [minderjarige] graag vaker wil zien, maar dat dit op dit moment niet mogelijk is vanwege zijn huidige woonruimte en zijn gezondheid. Op de zitting hebben de ouders afgesproken dat zodra de man passende woonruimte heeft gevonden, zij in onderling overleg de regeling zullen uitbreiden. De rechtbank zal conform de overeenstemming van partijen beslissen, nu zij dat ook in het belang van [minderjarige] acht.
Kinderalimentatie
De vrouw en de man zijn het erover eens om de voorlopige kinderalimentatie, zoals die is berekend bij de voorlopige voorzieningenprocedure, definitief vast te stellen. Geïndexeerd naar 2025 bedraagt de kinderalimentatie € 449,43 per maand. De rechtbank zal dit bedrag vaststellen, met ingang van de datum van deze beschikking, nu niet is gebleken dat dit bedrag aan kinderalimentatie in strijd is met de wettelijke maatstaven.
Verdeling
Op de zitting hebben partijen laten weten dat zij overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot de verdeling van hun huwelijksvermogen. Zij zijn overeengekomen, in het kader van hun Islamitische echtscheiding, dat de man binnen anderhalf jaar € 13.000,- (in termijnen) aan de vrouw moet betalen. Partijen doen daarbij over en weer afstand van hun recht tot partneralimentatie, ook in de toekomst. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat de vrouw volledig draagplichtig is voor de schuld op haar naam bij DUO. Gelet op de bereikte overeenstemming hebben partijen hun verzoeken over de verdeling op de zitting over en weer ingetrokken, onder de voorwaarde dat deze overeenstemming wordt opgenomen in de beschikking. De rechtbank zal aldus beslissen.
Huurrecht
Op de zitting heeft de vrouw haar verzoek met betrekking tot het huurrecht ingetrokken, zodat de rechtbank daar niet meer op hoeft te beslissen.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 2017 in [plaats 1] ;
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] ,
de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
*
bepaalt dat [minderjarige] bij de man zal zijn iedere zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur, waarbij geldt dat de man [minderjarige] haalt en brengt, en waarbij geldt dat deze regeling in onderling overleg zal worden uitgebreid zodra de man passende woonruimte heeft gevonden;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van heden, een kinderalimentatie voor [minderjarige] van € 449,43 per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
stelt vast dat partijen overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van de afwikkeling van hun huwelijksvermogen, inhoudende dat:
  • de man binnen anderhalf jaar € 13.000,- (in termijnen) aan de vrouw betaalt;
  • partijen over en weer afstand doen van hun recht tot partneralimentatie, ook in de toekomst;
  • de vrouw volledig draagplichtig is voor de schuld op haar naam bij DUO;
*
verklaart deze beschikking – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, rechter, ook kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 8 juli 2025.