ECLI:NL:RBDHA:2025:15142
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van familieleven en belangenafweging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Nigeriaanse man, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning om bij zijn vriendin, die in Nederland verblijft, te kunnen wonen. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet in het bezit was van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiser stelde dat de belangenafweging door de minister niet correct was uitgevoerd, omdat niet alle relevante feiten en omstandigheden waren meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had onderbouwd hoe de belangen van eiser en zijn kinderen waren gewogen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag ondeugdelijk was gemotiveerd en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank droeg de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van de kinderen en de impact van een eventuele terugkeer naar Nigeria in acht genomen moeten worden. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het betaalde griffierecht worden vergoed.