ECLI:NL:RBDHA:2025:15182

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
09/165375-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld door ex-partner

Op 22 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1992, heeft op 16 mei 2024 in Rijswijk zijn ex-partner aangevallen door haar te bijten in de vingers en haar tegen het hoofd te slaan, terwijl hij haar mobiele telefoon afpakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij de aangeefster heeft gebeten, maar ontkende dat hij haar heeft geslagen. De rechtbank heeft echter de verklaringen van de aangeefster en getuigen als geloofwaardig beoordeeld en de verdachte veroordeeld voor de feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die onder behandeling staat voor trauma.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/165375-24
Datum uitspraak: 22 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 8 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W. Noort en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P. Lootsma naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 mei 2024 te Rijswijk een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangeefster] in een hand en/of vingers te bijten en/of op/tegen het hoofd te stompen/slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2024 te Rijswijk een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 16 mei 2024 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen in de hand en/of vingers van die [aangeefster] heeft gebeten en/of die [aangeefster] op/tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2024 te Rijswijk [aangeefster] heeft mishandeld door die [aangeefster] in een hand en/of de vingers te bijten en/of op/tegen het hoofd te stompen/slaan;
3.
hij op of omstreeks 13 mei 2024 te Rijswijk [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga doordraaien en je vermoorden" en/of "Ewa dan vermoord ik je" en/of "Heb je zo vaak proberen dood te maken, kon het niet doen voor onze kinderen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten, in die zin dat met betrekking tot de feiten 1 en 2 bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan respectievelijk een gekwalificeerde diefstal en een poging tot zware mishandeling.
Op specifieke standpunten zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 (primair en subsidiair) heeft de raadsman erop gewezen dat de verdachte weliswaar heeft bekend dat hij aangeefster heeft gebeten, maar dat hij heeft ontkend dat hij aangeefster heeft geslagen. Van het tenlastegelegde “slaan en/of stompen” dient de verdachte bij deze feiten (partieel) te worden vrijgesproken. De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit voor de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling, omdat de verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het opzet was, zo stelt de verdediging, gericht op het open krijgen van de hand waarmee aangeefster [aangeefster] (hierna: aangeefster) de telefoon vast had.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen ten aanzien van
feit 3
De rechtbank zal voor het onder 3 ten laste gelegde feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024155275, van de politie Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 78).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 juli 2025;
2. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [aangeefster] , opgemaakt op 17 mei 2024 (p. 16 - 26):
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van de
feiten 1 en 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024155275, van de politie Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 78).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 juli 2025, voor zover inhoudende:
De telefoon was in gebruik bij haar. Ik heb hem aan haar cadeau gedaan. Omdat de relatie uit ging, heb ik de telefoon van haar afgepakt. Dat was bij de kinderopvang in Rijswijk. Ik heb haar gebeten, terwijl zij in de auto zat.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , opgemaakt op 16 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 8 - 14):
Op 16 mei 2024 omstreeks 16.50 uur kwam ik aan bij de kinderopvang om mijn
kinderen op te halen. De kinderopvang is in Rijswijk.
Ik zat in mijn auto en ik zag ineens aan de zijde van de passagierskant mijn
ex-partner aankomen. Hij sprong op mij in de auto. Hij pakte mijn telefoon die ik zelf stevig vast had. Vervolgens beet hij in mijn vingers om op die manier mijn hand open te krijgen en mijn telefoon te kunnen pakken. Door het bijten in mijn vingers heb ik verwoningen opgelopen aan mijn wijs- en middelvinger van mijn linkerhand. Toen hij mijn telefoon had ging hij naar achteren van mij af. Ik gaf hem een klap. Vervolgens kreeg ik een klap op mijn hoofd van hem. Het bijten in mijn vingers en de klap op mijn hoofd deden mij heel veel pijn. Hij beet langdurig ongeveer 30 a 40 seconden in mijn vingers. Ik werd hierdoor licht in mijn hoofd omdat hij zolang beet.
3. Het geschrift, te weten een afschrift van het journaal van de Huisartsenpraktijk de Blauwe Tulp van 17 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 15):
Hematoom temporaal links, hematoom flank rechts, excoriaties op dig 2+3 van linkerhand.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 17 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 27 - 29):
Ik
(verbalisant)hoorde hem
(getuige [getuige 1] )zeggen dat hij zag dat de man het autoportier opende van de auto en voertuig in sprong op de vrouw. Ik hoorde hem zeggen dat de man in een hand beet van de vrouw en een telefoon uit haar handen pakte.
Nadat de man uit de auto was gestapt, stapte de vrouw uit de auto. Ik
(verbalisant)hoorde hem (getuige
[getuige 1] )zeggen dat de man de telefoon van de vrouw in zijn rechterhand had en met zijn rechterhand ineens twee slagen in het gezicht gaf van de vrouw.
5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op 17 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 30 - 32):
Ik
(verbalisant)hoorde haar
(getuige [getuige 2] )zeggen dat ze een man bovenop de vrouw zag zitten in de auto en haar meerdere keren aan het slaan was. Ik hoorde haar zeggen dat hij over haar heen hing en zijn voeten buiten de auto had hangen. Ik
(verbalisant)hoorde haar
(getuige [getuige 2] )zeggen dat het leek alsof hij iets van haar wilde afpakken. Ik zag dat ze allebei aan iets trokken met hun handen. Ik zag dat de man uiteindelijk een telefoon in zijn handen had.
Ik
(verbalisant)hoorde haar
(getuige [getuige 2] )zeggen dat de man en vrouw die ruzie hadden uit de auto stapten. Ik hoorde haar zeggen dat de man die ruzie had met de vrouw, de vrouw twee vuistslagen in het gezicht gaf.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 2
Op basis van de verklaringen van de aangeefster en de verdachte en de letselbeschrijving stelt de rechtbank vast dat de verdachte voor een lange tijd, van ongeveer dertig tot veertig seconden, met kracht aangeefster in haar vingers heeft gebeten. Daarbij acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij aangeefster niet heeft geslagen ongeloofwaardig, gelet op de aangifte, de twee getuigen die hebben gezien dat de verdachte (twee keer) tegen het hoofd van aangeefster heeft geslagen en de letselbeschrijving waaruit blijkt dat aangeefster twee blauwe plekken had op haar hoofd.
Ten aanzien van het bijten in de vingers dient de rechtbank voorts de vraag te beantwoorden of dat gekwalificeerd kan worden als een poging tot zware mishandeling, aangezien de verdediging heeft betoogd dat het opzet op het toebrengen van dat letsel ontbreekt.
Blijkens de letselverklaring heeft de beet twee excoriaties veroorzaakt. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij bloedende verwondingen door het bijten door een mens, het gevaar van virale of bacteriële infecties ontstaat. Deze infecties kunnen zeer moeilijk te behandelen en te genezen zijn. Door bijtwonden kunnen ook misvormende en blijvende littekens ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen, namelijk door het langdurig en met kracht in de vingers te bijten, het handelen van verdachte zozeer was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte de kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht dan ook het primair ten laste gelegde bewezen.
Ten aanzien van feit 1
Zoals hierboven overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangeefster in haar vingers geeft gebeten en tegen haar hoofd heeft geslagen. Deze geweldhandelingen brengen met zich mee dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de telefoon van aangeefster, vergezeld en gevolgd van geweld.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 16 mei 2024 te Rijswijk een mobiele telefoon, die aan [aangeefster] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door die [aangeefster] in
devingers te bijten en tegen het hoofd te slaan;
2.
hij op 16 mei 2024 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen in de vingers van die [aangeefster] heeft gebeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 13 mei 2024 te Rijswijk [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga doordraaien en je vermoorden" en "Ewa dan vermoord ik je" en "Heb je zo vaak proberen dood te maken, kon het niet doen voor onze kinderen."
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 15 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen met daarnaast een fors voorwaardelijk deel. Nu verdachte op vrijwillige basis goed op weg is met zijn behandeling bij PsyQ en gelet op de heftige straatvrees van verdachte ontstaan nadat verdachte slachtoffer was geworden van een steekincident, heeft de raadsman verzocht om het opleggen van een taakstraf achterwege te laten.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zijn ex-partner tegen haar hoofd geslagen en in haar vingers gebeten. Hierdoor heeft zij blauwe plekken op haar hoofd en verschillende verwondingen aan haar vingers opgelopen. Door in haar vingers te bijten heeft de verdachte aangeefster blootgesteld aan de mogelijkheid dat zij een ernstige infectie zou oplopen. De verdachte heeft dit geweld gebruikt om de telefoon van het slachtoffer af te pakken. Hierdoor heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van aangeefster, haar eigendomsrecht met betrekking tot de telefoon en bovenal haar vertrouwen in de verdachte, de vader van haar kinderen, geschonden. Met name het feit dat aangeefster zijn ex-partner was en dat het geweld plaatsvond in de buurt van de kinderopvang van de kinderen, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging met de dood van zijn ex-partner. De verdachte heeft aangeefster hiermee angst aangejaagd. Zij was bang dat de verdachte daadwerkelijk uitvoering zou geven aan zijn bedreigende woorden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 3 juni 2025, waaruit volgt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken van de reclassering over de verdachte:
  • een reclasseringsadvies uitgebracht door GGZ Reclassering Fivoor van 27 mei 2025 ten behoeve van de raadkamerzitting voorlopige hechtenis;
  • een reclasseringsadvies uitgebracht door Reclassering Nederland van 29 mei 2024 ten behoeve van de raadkamerzitting voorlopige hechtenis;
  • een reclasseringsadvies uitgebracht door Reclassering Nederland van 21 mei 2024 ten behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris.
Uit de rapportages volgt dat sprake is van stabiliteit in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft de relatie met aangeefster hersteld, heeft stabiele huisvesting en start binnenkort met een schuldhulpverleningstraject. De reclassering schat de kans op recidive en de kans op letsel en geweld in als gemiddeld. De verdachte stond reeds voor het ten laste gelegde ingeschreven bij PsyQ voor een traumabehandeling met EMDR, maar is in navolging op het ten laste gelegde aangemeld voor een traumabehandeling bij het Ambulant Centrum van Fivoor. Omdat Fivoor geen EMDR aanbiedt, is de reclassering van oordeel dat het in het kader van de responsiviteit en het slagen van de behandeling, beter is dat de verdachte de behandeling bij PsyQ gaat volgen. Volgens de reclassering komt de verdachte gemotiveerd over om de traumabehandeling bij PsyQ en de begeleiding van Reackt ook zonder forensisch kader te blijven volgen.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor ‘zware mishandeling zonder gebruik te maken van een wapen’ een gevangenisstraf van drie maanden wordt opgelegd, dat voor ‘straatroof met licht geweld’ een gevangenisstraf van zes maanden wordt opgelegd en tenslotte, dat voor ‘bedreiging’ een geldboete van € 350,- als uitgangspunt geldt. In dit geval houdt de rechtbank er in strafverminderende zin rekening mee dat het er sterk op lijkt dat het gaat om een incident, terwijl de verdachte en zijn partner hun relatie weer voortzetten. Ook neemt de rechtbank mee dat geen sprake is van een voltooide zware mishandeling maar van een poging daartoe en dat sprake is van (meerdaadse) samenloop.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank acht, alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank ziet, nu de verdachte reeds onder behandeling van PsyQ staat en begeleiding krijgt van Reackt, geen aanleiding om aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 285, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
ten aanzien van feit 2:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (ZESTIG) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
45 (VIJFENVEERTIG) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rootring, voorzitter,
mr. D.R. Glass, rechter,
mr. J.J. Balfoort, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Özsoy, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juli 2025.