ECLI:NL:RBDHA:2025:15195

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.31925
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen voortduren van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, wiens naam niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 24 maart 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere zaak op 2 mei 2025. De rechtbank heeft op 22 juli 2025 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting zou worden behandeld. De rechtbank overwoog dat er geen gronden waren aangevoerd door de eiser tegen het voortduren van de maatregel en dat er ambtshalve ook geen redenen waren om te oordelen dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. E.C. Harting in aanwezigheid van griffier mr. D.M. Abrahams en is openbaar gemaakt op 15 augustus 2025. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.31925

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Koelman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 24 maart 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft de rechtbank op 15 juli 2025 in kennis gesteld van het voortduren van de maatregel van bewaring. Deze kennisgeving geldt als een beroep van eiser tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Op 16 juli 2025 is de gemachtigde van eiser aan hem toegevoegd.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage en de verslagen van twee vertrekgesprekken overgelegd. Eiser heeft hier niet op gereageerd.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 22 juli 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [1]
2. Uit de uitspraak van 8 mei 2025 (in de zaak NL25.19526) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 2 mei 2025) rechtmatig is.
Beoordeling voortduren van de maatregel van bewaring
3. Eiser heeft geen gronden gericht tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen grond voor het oordeel dat het voorduren van de bewaring op enig moment tot het sluiten van het onderzoek (op 22 juli 2025) onrechtmatig is te achten. [2]
Conclusie en gevolgen
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw.
2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.