In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, wiens naam niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 24 maart 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere zaak op 2 mei 2025. De rechtbank heeft op 22 juli 2025 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting zou worden behandeld. De rechtbank overwoog dat er geen gronden waren aangevoerd door de eiser tegen het voortduren van de maatregel en dat er ambtshalve ook geen redenen waren om te oordelen dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. E.C. Harting in aanwezigheid van griffier mr. D.M. Abrahams en is openbaar gemaakt op 15 augustus 2025. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.