ECLI:NL:RBDHA:2025:15198
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in een procedure betreffende de intrekking van een verblijfsvergunning. De verzoeker had zijn verblijfsvergunning voor arbeid als kennismigrant met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 ingetrokken gekregen door de minister van Asiel en Migratie. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 1 juni 2023, waarin het bezwaar van de verzoeker gegrond werd verklaard, heeft de minister opnieuw een besluit genomen dat het bezwaar ongegrond verklaarde. De verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om immateriële schadevergoeding wegens de lange duur van de procedure. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden, en kende een schadevergoeding van € 2.000,- toe, rekening houdend met een eerdere schadevergoeding van € 500,- die al was toegekend. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn volledig aan de verweerder toegerekend, omdat de overschrijding voortkwam uit herhaalde besluitvorming op bezwaar. Daarnaast werd de verweerder veroordeeld tot het betalen van proceskosten van € 226,75 aan de verzoeker.